KORT VERSLAG
ZITTING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEYDEN.
Behoorende bij de Leydsche Courant van ó8 Jllei Ó857iP. 59.)
DER
O-OOOO0
Zitting van 14 Hei.
Tegenwoordig de HH. Krantz, Olivier, de Moen, du Rieu, Driessen, van
der Hoeven, Luzac, Ysselsteyn, len Sandc, Stoffels, Je Poole, Bucaille,
Lisman. Ilubrecht, Kluit, Sikkel Groos, Gevers, Cock, van der Boon Mesch
en de Voorzitter.
De Burgemeester deelt mede dat de HH. Siegenbeek, Huyser en Leem
bruggen kennis hebben gegeven verhinderd te zijn deze vergadering bij te
wonen, waarna de Notulen van de vorige vergadering zijn gelezen en goed
gekeurd.
De Burgemeester deelt vervolgens mede:
1°. Het Provinciaalblad n°. 51, houdende bepaling van den tijd voor de
inzending der Gemeenterekening over 1856.
2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland van den
6 dezer maand, houdende goedkeuring van het Raadsbesluit van den 16
April bevorens, waarbij aan R. Plomp en F. Disselkoen het leggen van een
tweede brug, van hunne fabriek op den Rijndijk, wordt toegestaan.
Aangenomen voor kennisgeving.
De Burgemeester legt over
1°. De rekening van den Schuttersraad over 1856.
Gesteld in handen van de Commissie van Finantie ten fine van herigt
en raad.
2°. Requesten van C. Fransen, A. J. van Hoeken, P. J. Vreeburg,
W. Pieters en J. C. van Venetie, om gebruik van gemeentegrond.
3°. Een request van C. Stegerhoek, houdende het verzoek dat aan zijnen
zoon den titel van Onderpikeur moge worden verleend.
4°. Een request van Bestuurders van het Genootschap Mathesis Scientia-
rum Genitrix, strekkende om het bij hun gebruikt wordend gaz, tegen het
verminderd tarief te mogen belalen.
Besloten deze stukken te stellen in handen van Burgemeester en Wethou
ders ten fine van berigt en raad.
5°. Een request van den Stads Chirurgijn G. Aalbersberg om continuatie.
Gesteld in handen van de drie grootste gesubsidieerde Armbesturen ten
fine van berigt en raad.
6°. Een rapport van de Commissie tot de huishoudelijke verordeningen
omtrent de rangschikking der instellingen van weldadigheidmet een rapport
van Burgemeester en Wethouders.
Nedergelegd ter visie van de leden in de leeskamer.
De Burgemeester stelt aan de orde van den dag.
1°. De benoeming van een tweeden praeceplor aan het Stedelijk Gymnasium.
Nadat de HH. de Moen, Luzac en Ysselsteyn waren aangewezen om met
den Burgemeester het bureau van stemopneming uit le inaken, is men tot
de stemming overgegaanen blijkt het bij een getal van 20 stembilletten
overeenkomende met dat der aanwezige leden, dat zijn uitgebragt op Dr.
II. A. Kleyn 13, Dr. P. J. Uylenbrock 4 en W. A. Scheurleer 3 stemmen.
Weshalve benoemd is Dr. Herman Adolf Kleyn.
2°. Eene voordragt van Burgemeester en Wethouders, om overeenkomstig
de nadere aanschrijving van den Staatsraad Commissaris des Konings in deze
Provincie, door af- en overschrijving uit den post van onvoorziene uilgaven,
op de begrooting van 1857 het benoodigd bedrag te vinden, tot betaling der
verpleegkosten in de Maatschappij van Weldadigheid over 1855ad 16408.57.
Gelet op het rapport van de Commissie van Finantie,
Is met 16 tegen 4 stemmen, zijnde die van de leden van der Hoeven.
Sikkel Groos, Gevers en du Rieu, besloten zich met de conclusie van dit
rapport te vereenigenen alzoo te volharden bij het Raadsbesluit van den
2 April dezes jaars, waarbij hierin bezwaar is gemaakt.
3°. De voordragt tot afbraak van de voormalige Kleine Vleeschhal.
Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage,
Is met algemeene stemmen tot dezen afbraak beslotenwaartoe de ver-
eischte voorwaarden en het Raadsbesluit zijn vastgesteld.
4°. Eene missive van Mren. Regenten van het H. G. of Armen Wees- en
Kinderhuis Van den 16 der vorige maand, waarbij deze verzoeken het batig
slot hunner rekening van 1856 ad ƒ695.445 te mogen gebruiken tot uitdel-
ging hunner achterstallige schulden over 1854 en 1855, en voor het overige
dier schuld een renteloos uitschot uit de Bank van Leening ad 2885.325,
terug te geven uit de eventuele batige sloten van eerstvolgende jaarreke
ningen of indien deze niet toereikende mogten zijnnu reeds voor alsdan bij
de begroolingen der eerstvolgende jaren^ telkens 500.tot aflossing uit
te trekken.
Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Finantie,
Is met algemeene stemmen besloten deze missive te stellen in handen van
Commissarissen der Stads Bank van Leening ten line van berigt en raaden
later tot hetzelfde einde weder in die van de Commissie van Finantie.
5°. aHet Raadsbesluit regelende de heffing van plaatselijke directe belastingen.
Na het wisselen van algemeene consideratientijdens welke het lid Cock de
vergadering verlaat, dit raadsbesluit in rondvraag gebragt zijnde, worden
daarvan de onderscheidene gedeelten afzonderlijk behandeld en aangenomenen
wordt dit vervolgens in zijn geheel met 16 tegen 3 stemmen, zijnde die van
de leden Sikkel GroosKrantz en de Moen, vastgesteld.
b. De Verordening regelende de invordering van de plaatselijke directe
belastingen.
Nadat de leden Geversde Moenvan der Boon MeschSikkel Groos
le Poole en Krantz de vergadering hadden verlaten, worden de artikelen dezer
verordening, na het wisselen van algemeene consideratien, achtervolgens met
eenige wijzigingen aangenomenen wordt daarna deze verordening in haar
geheel met algemeene stemmen vastgesteld.
Het Raadsbesluit en de Verordening luiden als volgt:
RAADSBESLUIT, regelende de heffing van plaatselijke directe
belastingen te Leyden.
De GEMEENTERAAD van LEYDEN,
Gezien de artt. 240 en volgende der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85).
Heeft besloten
Er zal, in Januarij 1857, geheven worden
1°. eene plaatselijke directe belasting, onder den naam van lantaarn-
en brandspuilengeld te heften van de binnen de gemeente wonende grondei
genaars, tot een bedrag van acht ten honderd van de kadastrale huurwaarde
der gebouwde eigendommen waarvan de opbrengst geraamd wordt op ƒ32,000.
2°. eene plaatselijke directe belasting, onder den naam van nacht-brand- I
en klapwakersgeld te heften van de bruikers van woningen binnen de ge
meente, tot een bedrag van vier ten honderd van de kadastrale huurwaarde
der gebouwde eigendommen, waarvan de opbrengst geraamd wordt op ƒ16,000.
Wanneer er huizen gevonden worden, voor welke bij het kadaster geene
huurwaarde bepaald iszal de berekening geschieden naar de huurwaarde
voor welke zij bij de personele belasting zijn aangeslagen; deze huurwaarde
wordt echter eerst met een vierde verminderd.
De huurwaarde van openbare gebouwen, welke slechts gedeeltelijk worden
bewoond, en wel bepaaldelijk door oppassers of bedienden, wordt, voor zoo
ver daarvoor geene afzonderlijke huurwaarde bij het kadaster bekend isbe
rekend op vijftig gulden.
Vrijdom van deze belastingen wordt verleend aan de eigenaars en bruikers van
1°. de huisjes behoorende tot de binnen deze gemeente gevestigde hofjes
2°. het kantoor van de Vereeniging der turfdragers.
Vrijdom van het lantaarn- en brandspuitengeld wordt verleend
1°. aan godshuizen en liefdadige inrigtingen
2*. voor 4 aan branderijen brouwerijenazijn makerijenmouterijen
koorn-, mout-, tras- en run-windmolens, volmolens of volderijen manufac-
tuurverwerijen, laken-, grein- en katoen-fabrieken, spinnerijen, zout- en
zeep-ziederijendrukkerijen, grutterijen, kaarsenmakerijen, grofsmederijen
en melaalgieterijen, greindroogerijen perserijen Iooijerijenzeem- en per
kament-makerijen gazfabrieken.
Vrijdom van het nacht-, brand- en klapwakersgeld wordt verleend wegens
1°. woonhuizenwelke in de kadastrale leggers tot een belastbaar inkomen
van veertig gulden en daar beneden zijn aangeslagen
2°. pak- en werkhuizen, bergplaatsen, fabriek- en trafiekgebouwen.
VERORDENINGregelende de invordering van de plaatse
lijke directe belastingen te Leyden.
Art. 1. De plaatselijke directe belasting onder den naam van lantaarn-
en brandspuitgeld, wordt geheven van alle eigenaars der gebouwen, inwoners
der Gemeente.
De plaatselijke directe belasting onder den naam van nacht-brand- en
klapwakersgeld wordt geheven van alle huurders of bruikers der gebouwen.
De bewoners van huizen in bijzondere gedeelten van elkander gescheiden
worden ieder voor het door hen bewoonde gedeelte in gelijke deelen aangeslagen.
Art. 2. Men wordt aangeslagen voor de woningen van welke men op 1
Januarij of eigenaar of bruiker was.
Verandering in den eigendom of bij bruikers van woningen in den loop
van het jaar, brengen voor hen die inwoners der gemeente gebleven zijn,
geene verandering in hunnen aanslag of in hunne verpligting tot betaling
der belasting.
Art. 3. De invordering dezer belasting geschiedt door den Gemeente-Ont
vanger, krachtens de door Gedeputeerde Staten van Zuidholland goedgekeurde
kohierenopgemaakt uit de kadastrale leggers of voor zoo veel noodig uit de
aanslagen in de personele belasting.
Art. 4. De Ontvanger zendt daartoe zoodra mogelijk en kosteloos aan ieder
belastingschuldige een gedagteekend aanslagbiljet.
Dit billet moet inhouden den naam van den belastingschuldige, het bedrag
waarvoor hij is aangeslagen, de plaats van betaling, de dagen en uren op
welke de Gemeente-Ontvanger zitting houdt, en de uitnoodiging tot betaling
vóór of op den vervaldag op straffe van vervolging.
Art. 5. De Gemeente-Ontvanger is verpligt van iedere betaling onmiddelijk
quitantie op de aanslagbiljetten te stellen.
Wanneer het aanslagbillet in het ongerede mogt zijn geraakt, moet daar
van een duplicaat opgemaakt en tegen betaling van vijf cents, behalve bet
zegelregt, als dit verschuldigd is, aan den belastingschuldige uitgereikt worden.
Art. 6. De toerekening en afschrijving der betalingen geschiedt in deze orde:
1°. op de kosten van vervolging
2°. op de zegelregten der quitantien
3°. op de oudste der openstaande aanslagen of verschuldigde termijnen.
Art. 7. Deze aanslagen zijn invorderbaar in zoovele termijnen, als er na
de maand, waarin de kohieren zijn goedgekeurd, maanden in het dienstjaar
overblijven.
Art. 8. In de maanden Jul ij en October worden suppletoire kohieren op
gemaakt voor die belastingschuldigenwelke na de opmaking der voljaars
kohieren binnen de gemeente verblijf zijn komen houden.
Art. 9. Wanneer de aanslagen op de suppletoire kohieren slechts voor een
kwartaal loopen, moeten zij dadelijk in hun geheel voldaan worden, als zij
over langeren tijd loopengeschiedt de betaling in zoovele termijnen als er
na de maandwaarin het kohier is goedgekeurd maanden in het dienstjaar
overblijven.
Art. 10. Wanneer een belastingschuldige in staat van faillissement of van
kennelijk onvermogen verklaard wordt, is zijn geheele aanslag in eens en
dadelijk invorderbaar.
Art. 11. Aan de belastingschuldigen die in den loop van het dienstjaar
hun verblijf elders gaan vestigenwordt op hunne schriftelijke aanvraag door
Burgemeester en Wethouders afschrijving of teruggave verleend op hunnen
aanslag, overeenkomstig art. 245 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl. N°. 85).
Bij het verzoekschrift tot afschrijving of teruggave moet het bewijs van
woonplaats-verandering en de quitantie van betaling van zoo vele twaalfde
gedeelten van den aanslag als de belastingschuldige maanden van het dienst
jaar binnen de Gemeente heeft vertoefd, worden overgelegd.
Het besluit tot afschrijving of teruggavewordt aan den Gemeente-Ontvan
ger ter uitvoering toegezonden en ontheft hem van de verdere invordering.
Art. 12. Geene afschrijving of teruggave van belasting wordt verleend
indien zij niet binnen eene maand na afloop van het dienstjaar is aangevraagd.
Art. 13. Bij de invordering moeten de bepalingen van de artt. 245, 258
tot en met 262, 264 tot en met 266 der wet van 29 Junij 1851 (Staats
blad NO. 85) opgevolgd worden.
6°. Het Concept-Raadsbesluit tot afschaffing der plaatselijke directe belas
ting vastgesteld den December 1855 en laatstelijk goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van den 25 Mei 1856 N°. 75.
Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Finantie,
Is dit Raadsbesluit met algemeene stemmen vastgesteld.
Waarna de vergadering is gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.