RORT VERSLAG ZITTING VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEYDEN. (Behoorende bij de Leydsche Courant van 23 Maart 3857iF°. 35.) DER ooo-OO^O-trOO-o— Zitting van 19 Maart. Tegenwoordig de IIH. Krantz, de Moen, Ysselsteyn, Kluit, Lisman, Oli vier, Driessen, Taets van Amerongen, Luzac, Hubrecht, Huyser, Bacaille, Gevers, le Poole, du Rieu en de Voorzitter. De Burgemeester deelt mede dat de Heeren ten Sande en Siegenbcek ken nis hebben gegeven verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen, waarna de notulen van de vorige vergadering zijn gelezen en goedgekeurd. De Burgemeester legt over: 1°. Eene missive van den Staatsraad Commissaris des Konings, houdende bedenkingen bij Gedeputeerde Staten dezer Provincie gevallen op de stukken betreffende de belastingen op den turf, de steenkolen en het brandhout. Besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Finantie, ten fine van berigt en raad. 2°. Eene voordragt tot betaling der som verschuldigd over 1855, ter zake van verplegingskosten in de Koloniën der Maatschappij van Weldadigheiden zulks naar aanleiding eener ontvangene missive van den Staatsraad Commis saris des Konings dezer Provincie. 3°. Een rapport van Burgemeester en Wethouders op de missive van Cura toren der Hoogeschool alhier, in de vergadering van den 12 dezer maand overgelegd. Gesteld ir. handen van de Commissie van Finantie, ten fine van berigt en raad. 4°. Eene missive van Burgemeesters en AVetbouders van Naaldwijk, hou dende het voorstel lot het dragen van een aandeel in de kosten der proce dure waarbij zij in cassatie verlangen te komen van een door de Regtbank te 's IIage gewezen vonnis, in zake de weigering tot betaling van verschul digde plaatselijke belastingen. Nedergelegd ter inzage van de leden in de leeskamer. 5°. Een adres van J. de Mooy, Commies bij de plaatselijke belastingen, waarbij deze het ontslag uit die betrekking tegen den 1 April aanst. verzoekt, als benoemd tot Gemeente-Ontvanger te Lisse. 6°. Een adres van J. C. Carton, houdende verzoek tot afschrijving eener recognitie. Gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.. 7°. 10 adressen om tot Ambtenaar bij de plaatselijke belastingen te wor den benoemd, als van: J. Alt, A. Beurmanjer, J. J. Genet, A. Kwik, J. van der Laaken, C. J. van Leeuwen, E. J. van Leeuwen, C. van der Steen, J. G. van der Stoop en J. J. Taffijn. Gesteld in handen van den Hoofd-Commies der plaatselijke belasingen, ten fine van berigt en raad, terwijl tevens besloten is in eene volgende vergade ring over te gaan tot de benoeming, en bijaldien het verzoek van J. de Mooy hierboven genoemd wordt ingewilligdalsdan ook gelijktijdig in die vacature le voorzien. 8°. Een adres van den Stads-Doctor J. Baert, om continuatie in die be trekking. Gesteld in handen van de gesubsidieerde armbesturen, ten fine van berigt en raad. 9°. Een adres van J. J. Wal, houdende bezwaar tegen zijnen aanslag in de plaatselijke belasting over 1856. Besloten hierop over te gaen tot de orde van den dag, en inmiddels ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Burgemeester brengt in behandeling: 1°. De rekening van Mren Regenten der R. C. Armen over 1854. Overeenkomstig hel rapport van de Commissie van Finantie, en terwijl het lid Ysselsteyn, ingevolge art 24 der wet van den 29 Junij 1851 (Stbl. N°. 85) als Regent dezer administratie daarbij niet tegenwoordig was, is deze reke ning met algerneene stemmen opgenomen en goedgekeurd, in ontvang en in uitgaaf tot 16710.49, sluitende alzoo quite. 2°. De rekening van het R. C. AA;ees- en Oudeliedenhuis over 1854. Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Finantie, en nadat het lid Ysselsteyn, als Regent dezer administratie, tijdens derzelver opname zich verwijderd had, is deze rekening met algerneene stemmen opgenomen en goedgekeurd, r.a voorafgaande goedkeuring der daarbij overgelegde suppletoire staat van begrooting, in ontvang tot ƒ28876.56 en in uitgaaf tot 24376.56, sluitende alzoo met een batig saldo van 4500.heigeen de rendantcn ge houden zijn in hunne eerstvolgende rekening in ontvang te verantwoorden. 3°. De rekening van dezelfde administratie over 1855. Gelet op het rapport van de Commissie van Finantie, is met algerneene stemmen, nadat het lid Ysselsteyn als Regent dezer administratie zich bij deze opname verwijderd had, besloten deze rekening op te nemen en goed le keuren, in ontvang tot 26094.14 en in uitgaaf tot 26104.61, sluitende alzoo met een nadeelig saldo van 10.47, heigeen aan de rendanten in hunne eerstvolgende rekening in uitgaaf zal worden geleden; voorts aan dit godshuis over 1857 uit de gemeentekas een subsidie groot- 16000 te ver- leenen, en eindelijk onder vaststelling van het hiertoe vereischte raadsbesluit levens vast te stellen het raadsbesluit voorgeschreven tot de noodigc af- en overschrijving op de gemeente-begrooting van 1857. 4°. A'erzoek van Regenten van het Minnehuis tot verhooging van het sub sidie over 1857, met ƒ1000. Conform de conclusie van het rapport van de Commissie van Finantie is met 14 legen 2 stemmen zijnde die van de leden Huyser en le Foole, be sloten zich hiermede le vereenigen en alzoo dit verzoek niet inlcwilligen. 5°. Een adres van den Deken en Pasloor der R. C. St. Petrus Kerk A. C. Quant, waarbij deze verzoekt tot het uitbouwen van tribunes of kapellen aan die kerkeen gedeelte van de plaatsteeg te mogen innemenwaardoor de verdere passage door deze steeg wrordt belemmerden voorts hel overblijvende gedeelle aan de ruine met een muur te mogen afsluiten en dat aan de bree- destraat met een hek, waarvan aan ieder der belanghebbenden eer» sleutel zal worden gegeven. En gelet op de rapporten van Burgemeester en AVetbouders en de Com missie van Fabricage. Is met 14 tegen 2 stemmenzijnde die van de leden le Poole en Lisman besloten ingevolge art. 230 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsbl. n°. 85) de plaatsteeg te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd le wezen, en voorts bij cenen gelijken uilslag van stemmen dit verzoek toetestuan behou dens inachtneming der daarbij gestelde voorwaarden en betaling van recognitie. 6°. De benoeming van 2 regenten voor de armbakkerij ter vervulling der vacaturen veroorzaakt door het overlijden van Dr. F. Dozy en het eervol ont slag verleend aan den Heer J. G. van der Burch. En nadat de II.H. Taets van Amerongen, Huyser en le Poole waren aan gewezen om met den Burgemeester het bureau van stemopneming uit te maken is men tot de stemming overgegaan en blijkt het bij een getal van 16 stembilletten overeenkomen met dat der aanwezige leden dat zijn uitge- bragt, ter vervulling van eerstgemelde vacature op: N. H. de Graaf 12, en A. van AVitzenburg 3 stemmen, terwijl een billet blanco was gelatenweshalve benoemd is de Heer Nicolaas Herman de Graaf. Voorts bij een gelijk getal van 16 stembilletten ter vervulling van laatst genoemde vacature op: Mr. C. W. Hubrecht 14 en A. van Witzenburg ééne slemmen, terwijl een billet blanco was gelaten. Zoodat benoemd is de Heer Mr. Christianus AVynand Hubrecht. 8°. a. Het raadsbesluit regelende de heffing van een liggeld van vaartuigen. Na het wisselen van algerneene consideration en de artt. van dit raadsbe sluit in behandeling gebragt zijnde, worden deze achtereenvolgens met ccnige wijziging aangenomen; waarna dit Raadsbesluit in zijn geheel in rondvraag gebragt zijnde met algerneene stemmen wordt vastgesteld, luidende als volgt: RAADSBESLUIT regelende de heffing van een liggeld van vaartuigen binnen de gemeente Legden Art. 1. Er zal te beginnen op den derden dag na dien, waarop dit be sluit van invoering en de voorschriften betreffende de invordering zijn afge kondigd, eene belasting onder den naam van liggeld geheven worden van alle vaartuigen, aan welke door Burgemeester en AVetbouders eene vaste ligplaats in de wateren der gemeente is aangewezen, benevens van die, welke tot het uitstallen en verkoopen van waren of alleen tot woonplaats dienen. Art. 2. Dit liggeld bedraagt voor beurt-, pak-, markt-, veer- of andere overdekte vaartuigen, welke niet in het volgende artikel vallen, en aan welke eene vaste ligtplaats binnen de gemeente is aangewezen wanneer zij tien scheepstonnen of minder meten, één gulden in het jaar, van tien tot en met twintig tonnen twee gulden en wanneer zij meer meten drie gulden in het jaar. Voor niet overdekte vaartuigen, welke eene vaste ligtplaats binnen de ge meente innemen, niet vallen in de termen van het volgende artikel en voor welke geen marktgeld betaald wordt, bedraagt de belasting vijftig cents in het jaar. Art. 3. Van overdekte vaartuigen in de wateren der gemeente liggende, welke dienen tot. het uitstallen en verkoopen van waren of ook welke alleen tot woonplaats dienen, moet voor elke rnaand betaald wordeuals volgt: AVanneer zij vijf scheepstonnen of minder meten vijftig cents, van vijf tot en met vijftien tonnen melende één gulden, van vijftien tot en met vijf en twintig tonnen metende, twee gulden; en wanneer zij boven de vijf en twintig tonnen meten drie gulden. Gedeelten van maanden worden als geheele berekend. Van niet overdekte vaartuigen, wordt Voor eiken dag, dat zij uitslallende en verkoopende aan de markt liggen, vijf cents betaald. Art. 4. A7an vaartuigen met brandstoffen in de Haven, in de Kom bui ten de Zijlpoort of aan de markt liggende, wordt voor elke drie dagen lig- gens of minder vijftig cents betaald. b. De Verordening regelende de invordering van het leggeld van vaartuigen. Na het wisselen van algerneene consideration worden de artt. dezer veror dening achtereenvolgens met eenige wijziging aangenomen, waarna de veror dening in zijn geheel in rondvraag gebragt zijnde, met algerneene stemmen wordt vastgesteld, zijnde van dezen inhoud: VERORDENING regelende de invordering van het liggeld van vaartuigen binnen de gemeente Legden Art. 1. Deze belasting wordt ingevorderd volgens de bepalingen van de artt. 258 tot en met 262 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85). Art. 2. Dit liggeld wordt van alle vaartuigen in art. 2 van de Verorde ning tot heffing van 19 Maart 1857 vermeld in eens vóór of op den eersten Mei van elk jaar ten kantore van den gemeente ontvanger betaald. Art. 3. Van vaartuigen, in art. 3 van de A'erordening lot heffing van 19 Maart 1857 vallende, moet de belasting altijd een maand vooruit be taald worden. Art. 4. De invordering dezer belasting van vaartuigen, strekkende tot uit stalling en verkoop van waren of tot woning, gelijk ook van vaartuigen met brandstoffen aan de markt liggende, geschiedt ten behoeve der gemeentekas door den algemeenen marktmeester, en wordt door dezen aan den gemeente ontvanger verantwoord. Art. 5. De invordering der belasting van de vaartuigen met brandstoffen, welke in de Haven of in de Kom buiten de Zijlpoort liggen, geschiedt mede ten behoeve der gemeentekas door den gaarder, welke aan het kantoor van toezigt cn invordering aan de Zijlpoort geplaatst is, en wordt door dezen aan den gemeente ontvanger verantwoord. Art. 6. De vaartuigen, voor welke de belasting niet ten behoorlijke tijde betaald is, worden onverminderd de verpligting tot betaling van het ver schuldigde, door de politie naar huiten de gemeente verwijderd. Art. 7. De Ambtenaren met de invordering belast geven tot bewijs der betaling eene behoorlijke quitantie aan den belastingschuldige af. AVaarna de vergadering is gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G, LV LAU„

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1857 | | pagina 5