Daartoe wordt, in dat geval, aan de beambten van politic de
bevoegdheid toegekend om met. inachtneming der bepa
lingen van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsbl.
R°. 83) die kramen ten allen tijde binnen te treden.
Art. 262.
Ra den voor het einde der kermis bestemden dag, is
liet verkoopen of uitstallen in kramen of stallingen, ge
lijk ook bet geven van voorstellingen of vertooningen
zonder bijzondere toestemming van Burgemeester en
Wethouders verboden.
De voor de kermis geplaatste tenten loodsen, kramen
of stallingen moeten ten spoedigste, en uiterlijk voor
bet einde der volgende week opgeruimd worden. Bij
verzuim daarvan geschiedt de opruiming door de zorg
der politie en ten kosten der gcbrekigen.
Art. 263.
Overtreding van eenige bepaling der vier laatste arti
kelen wordt gestraft met geldboete van vijf tot vijf en
ticintig guldens en gevangenis van één tot drie dagen
te zamen of afzonderlijk.
VIERDE AFDEELIRG.
Van slijters, tappers, kroeghouders enz.
Art. 264.
Zij, die eene slijterij, tapperij, kroeg of ander buis
houdendat voor het publiek tot het koopen en aldaar
verbruiken van wijn, bier of gedistilleerd open staat,
zijn verpligt daarvan, bij het aanvangen van bun be
roep, op eene boete van vijf guldens, schriftelijk ken
nis te geven ter gemeente-secretarie. Ilun wordt daar
van een bewijs afgegeven.
Art. 265.
Gedurende de maanden April, Mei, JunijJulij,
Augustus en September, mogen zij van elf ure des avonds
tot zes ure des ochtends en gedurende de overige maan
den des jaars, mogen zij van elf ure des avonds tot
zeven ure des ochtends, aan niemand wijn, bier of ge
distilleerd verkoopen. Bij overtreding verbeuren zij eene
geldboete van vijf en twintig guldens. Deze bepaling is
niet van toepassing op koffijhuishouders, in wier gelag
kamer een of meer billardlafels zijn geplaatst en die
daarvoor in de hoogste klasse van het patent-tarief zijn
aangeslagen.
Art. 266.
Bij kermis of buitengewone gelegenheden, kan de
Burgemeester, onder zoodanige voorwaarden als hij in
liet belang der openbare orde noodig acht, vrijstelling
van bet in bet vorig artikel bepaalde verleenen.
Art. 267.
Aan dronken liedenaan ben die in een liefdadig
gesticht verpleegd worden, of aan kinderen beneden
de 15 jaren, is bet, op straf eener boete van vijf
guldens, verboden wijn, bier of gedistilleerd te verkoopen.
Art. 268.
Op dezelfde boete mag, bij gelegenheid van brand,
binnen den afgezetten kring, aan niemand wijn, bier
of gedistilleerd verkocht worden.
Art. 269.
Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid
toegekend, om, met inachtneming der bepalingen van
art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad R°. 83)
ter uitvoering van art. 265 dézer verordening de plaat
sen in art. 264 vermeld, ten allen tijde binnen te treden,
VIJFDE AFDEELIRG.
Van logementhouders, herbergiers, slaap-
steêhoudersenz.
Art. 270.
Zij, die een logement, herberg, slaapstee of ander
buis houden waar tegen betaling nachtverblijf verschaft
wordt, zijn verpligt, binnen acht dagen na bet invoe
ren dezer verordening of later binnen acht dagen na
bet aanvangen van dat beroep, daarvan, op eene boete
van tien guldensschriftelijk kennis te geven lergemeen-
te-secreLarie. Hun wordt daarvan een bewijs afgegeven.
Art. 271.
Zij moeten tussehen tien en elf ure des avonds op
bet bureau van politie eene door ben onderteekende en
volgens een ter gemeente-secretarie verkrijgbaar model
ingerigte lijst brengen van al de personenwelke bij
ben zijn, om er dien nacht verblijf te houden.
Des morgens tussehen negen en tien ure leveren zij
aldaar eene gelijke lijst in van die personen, welke na
bet indienen der in de eerste alinea vermelde lijst bij
ben hunnen intrek genomen hebben.
Overtreding van dit artikel wordt met eene geldboete
van vijf tot tien guldens gestraft.
ZESDE AFDEELIRG.
Van voerlieden of huurkoetsiers.
Art. 272.
De voerlieden en huurkoetsiers moeten jaarlijks aan
gifte doen ter secretarie van het getal en de soort hun
ner voer- en rijtuigen. Hun wordL daarvan een bewijs
afgegeven.
Art. 273.
Zij moeten mede telkens, uiterlijk binnen acht dagen,
aangifte doen van de voer- of rijtuigen, welke zij zich
hebben aangeschaft en wordt bun daarvan mede een
bewijs afgegeven.
Art. 274.
Minstens eenmaal 'sjaars, op den tijd en de plaats
door den Burgemeester te bepalen, moeten de voerlieden
en huurkoetsiers de bij ben in gebruik zijnde voer- of
rijtuigen ter keuring aanbieden.
Op de goedgekeurde rijtuigen wordt, ten blijke
daarvan eene letter, door deu Burgemeester telken jare
te bepalen, gebrand.
Art. 275.
Geen voerman en geen huurkoetsier mag niet goed
gekeurde voer- of rijtuigen verhuren.
Art. 276.
Overtreding van eenige bepaling der vier voorgaande
artikelen wordt gestraft met geldboete van drie lot
vijftien guldens en gevangenis van één of twee dagen
te zamen of afzonderlijk.
ZEVERDE AFDEELIRG.
Van liet verkoopen van buskruid.
Art. 277.
Verkoopers van buskruid of vuurwerkmakers mogen
in hunne winkels of werkplaatsen tegelijkertijd niet
meer dan vijf ponden buskruid hebbenhetwelk in be
hoorlijk gesloten metalen bussen met hairen kleeden
omwonden, moet bewaard worden. Het buskruid,
hetwelk zij verder in bun buis of pakhuis hebben
mag de boeveelheid van 15 ponden niet te bovengaan en
moet op gelijke wijze bewaard worden. Ook mogeri
zij tussehen zonsondergang en opgang geen buskruid
vuurwerken of schietkatoen verkoopeu.
Art. 278.
Overtreding van bet voorgaande artikel wordt gestraft
met eene geldboete van tien tot vijf en twintig gul
dens en gevangenis van één lot drie dagen, te zamen
of afzonderlijk.
De regter kan in dat geval de verbeurdverklaring
van bet buskruid de vuurwerken en het schietkatoen
uitspreken.
Art. 279.
Aan de beambten van politie wordt de bevoegdheid
toegekend om, met inachtneming der bepalingen van
art. 3 der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsbl. R", 83)
ter uitvoering van art. 277 dezer verordening, de hui
zen pakhuizenwinkels en werkplaatsen van verkoo
pers van buskruid, vuurwerken of schietkatoen ten al
len tijde binnen te treden.
NECEXDE HOOFDSTUK.
GEZONDHEIDSPOLITIE.
EERSTE AFDEELIRG.
Op de openbare vrouwen en bordeelen.
Art. 280.
De beambten van politie zijn bepaaldelijk belast met
bet opsporen van diegenen, welke zich aan prostitutie
overgeven of deze bevorderen.
Art. 281.
In het bijzonder staan de openbare vrouwen en de
bordeelen onder het toezigt der politie.
Art. 282.
Onder openbare vrouwen worden allen begrepen,
die, betzij op zichzelven, betzij gezamenlijk met ande
ren, hetzij in het openbaar, hetzij in eigen woning
of in die van anderen, daartoe al of niet met name be
stemd, zich aan prostitutie overgeven of ook wel een
beroep daarvan makeu.
Art. 283.
Onder bordeelen worden begrepen alle, zoowel ge
heime of stille (bij voorbeeld rendez-vous huizen) als
openbare, buizen van ontucht.
Art. 284.
Iedere openbare vrouw is verpligt zich als zoodanig
aan bet bureau van politie aan te geven en de ter in
schrijving noodige verklaringen te doen.
Art. 285.
Die zich als openbare vrouw aangeeft wordt terstond
in een opzettelijk daartoe ingerigt register op dag en
volgnommer ingeschreven, met vermelding van naam,
voornaam, ouderdom, geboorteplaats, wijk en nommer
van woning of verblijf en signalement. Dit wordt door
baar, als zij schrijven kan, onderteekend.
Zij ontvangt een boekje, waarin ten baren opzigle
betzelfde als iu het register wordt vermeld met dag-
teekening en onderteekening van eenen commissaris
van politie.
4