barenworden zij terstond afgemaakt. De kosten van
onderhoud komen voor rekening hunner eigenaars.
VIJFDE AFDEELING.
Van het afschieten van vuurwapenen en afsteken
van vuurwerken.
Art. 134.
Geene vuurwapenen mogen op de straat of uit
woningen of erven worden afgeschoten. De overtre
ding dezer bepaling wordt gestraft met eene geldboete
van vijf lot tien guldens en gevangenis van één of twee
dagen, te zamcn of afzonderlijk.
Art. 135.
Op de straffen bij de algemeene strafwet bedreigd is
bet verboden uit gebouwen op de straat of op onbe
bouwde erven, zonder verlof des Burgemeesters, eenig
vuurwerk hoegenaamd af te steken.
EESKE HOOFHSTITK.
van openbare vermakelijkheden of bijeenkomsten.
Art. 136.
Geene tooneelvoorstellingen of vertooningen van eeni-
gcrlei aardgeene muziek- of danspartijentot welke
de toegang voor iedereenhetzij tegen betalingbetzij
voor niet, openstaat, mogen, zonder toestemming des
Burgemeesters, aangekondigd of gegeven worden.
Art. 137.
Gelijke toestemming is noodig tot het aankondigen
en houden van openbare feestenvermakelijkheden of
oplogten op de straat.
Art. 138.
Overtreding van een der beide vorige artikels wordt
gestraft met eene geldboete van vijf tot vijf en twintig
guldens en gevangenis van één tol drie dagente za-
men of afzonderlijk.
ZKIKABK HOOFDSTUK.
politie op de gemeente-wateren,
Art. 139.
Het verbod in art. 70 en in het eerste lid van art. 71
voorkomende, is ook op de wateren der gemeente toe
passelijk.
Art. 140.
Pennen of staken mogen niet tusschen de slraalstee-
nen geslokennoch touwen of kettingen om boomen
of brugleuningen geslagen worden. Waar walpalen ont
breken en eenig vaartuig tot laden of lossen eene kort
stondige ligplaats behoeft, mag van de boomen gebruik
gemaakt worden tot het aanslaan van een touw, maar
nimmer van eene ketting. Dat touw moet in dat geval
door een lap zijldoek, kleed of mat ons wonden zijn.
Art. 141.
Geene vaartuigen mogen zóó gelegd wordendat zij
de doorvaart of, het geval van lading of lossing uitge
zonderd, het aanleggen aan den wal belemmeren.
Art. 142.
Hij, die geene vaste ligplaats van Burgemeester en
Wethouders beeft bekomen, mag, behalve in de haven,
niet langer dan drie dagen eene ligplaats in de wateren
dezer gemeente innemen; het geval van lading of los
sing uitgezonderd.
Art. 143.
Niemand mag bij bet doorvaren de punt eener haak
in brug, kade, schoeijing of boom steken.
Art. 144.
Niemand mag met geheel of gedeeltelijk opgehaalde
zeilen door de gemeente varen.
Art. 145.
Geene houtvlotten mogen door de wateren binnen de
gemeente gevoerd worden, dan uiterlijk ter breedte van
3J el en ter lengte van drie balken.
Art. 146.
Zonder toestemming van den Gemeenteraad mag nie
mand de wateren der gemeente op eenigerlei wijze
vernaauwen, belemmeren, noch daarin hoofden, pla
tingen, sloepen, dammen of palen maken, vischtonnen
of vischbennen leggennoch daarover planken of brug
gen stellen.
Art. 147.
Het is aan iedereen, behalve aan den pachter van
den bagger, verboden in de wateren der gemeente te
baggeren.
Art. 148.
Zwemmen of baden in gemeen te wateren is, behalve
in de algemeene zwem- of badplaats bij de Heerepoort,
verboden.
Art. 149.
Zonder toestemming van den Burgemeester mogen
geene vaartuigen of vlolLen iu de singelgrachten na
zonsondergang verblijven.
Art. 150.
Vaartuigenwelke dienen om koopwaren te bergen
of uit te stallenmogen op geene andere plaatsen lig
gen dan hun door Burgemeester en Wethouders zijn
aangewezen, welke ten allen tijde de bevoegdheid heb
ben die vaartuigen van ligplaats te doen veranderen of
bun die te ontzeggen.
Art. 151.
Overtreding van eenige bepaling der acht eerste arti
kelen van dit hoofdstuk wordt met geldboete van één
tot vijftien guldens, en die van eene bepaling van
artt. 147, 148, 149 en 150 met geldboete van twee tot
twintig guldens en gevangenis van één of twee dagen
te zamen of afzonderlijk, gestraft.
Art. 152.
Bij overtreding van art. 147 kan de regter tevens de
verbeurdverklaring uitspreken van de schuit en de ge
reedschappen, welke tot baggeren gebruikt werden of
dienen moesten.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
politie op neringen en bedrijven.
EERSTE AFDEELING.
Over het uilstallen aan de huizen.
Art. 153.
Het is, op straf eener geldboete van één tot zes
guldens, verboden andere voorwerpen op of boven
sloepen uit te stallen dan staande of liggende, of die,
waar zij afhangen, voldoende aan bet huis beves
tigd zijn.
Art. 154.
Op gelijke boete mogen goederen, tot welker markt
in art. 230 tijd en plaats zijn bepaald, op de straat
niet op andere tijden of andere plaatsen ten verkoop
worden uitgestald. Hiervan zijn alleen uitgezonderd
de verkoopers van kleine eetwarenfruit en gedroog-
flpn ülCPM
TWEEDE AFDEELING.
Over het verkoopen van eet- of drinkwaren in of
langs de woningen.
Eerste Titel.
Algemeene bepaling.
Art. 155.
Verkoop of uitstalling ten verkoop van bedorven eet
waren, waaronder de door onrijpheid voor de gezond
heid schadelijke vruchten begrepen zijn, of van bedorven
dranken is, op eene boete van één tot vijf en twintig
guldens cn gevangenisstraf van één tot drie dagen,
te zamen of afzonderlijk, verboden.
Tweede Titel.
Van het verkoopen van vleesch.
1. Van de slagthuizen.
Art. 156.
Geen vee, ten verbruike bestemd, mag geslagt
worden dan in gebouwenvolgens art. 3 van het Ko
ninklijk besluit van 31 Januarij 1824 (Staatsblad N°. 19)
door Burgemeester en Wethouders toegelaten. Deze
bepaling ziet niet op particulierendie ten eigen ver
bruike slagten.
Art. 157.
In ieder slagthuis, waar het bloed niet verzameld
wordt, moet het bloed door eene kolk onder de straat
in een ruim riool vloeijen, tot den aanleg waarvan de
vergunning van den Gemeenteraad moet zijn verkregen.
Art. 158.
Niemand mag eenig vee slagten, wanneer niet eene
deur of een hek, behoorlijk gesloten, de slaglplaals
van de straat scheidt.
Art. 159.
Overtreding van eenige bepaling der drie voorgaande
artikelen wordt gestraft met geldboete van vijf tot
vijf en twintig guldens en gevangenis van één tot drie
dagen, te zamen of afzonderlijk.
S 2. Van de keuring.
Art. 160.
Met uitzondering van nuchtere kalveren mag geen
slagtvee gedood worden, wanneer het niet vooraf door
daartoe aangestelde keurmeesters in de waag der ge
meente gekeurd, gemerkt en vergunning tot slagting
binnen zekeren tijd van hen verkregen is. Bij onmo
gelijkheid lot vervoer kan de keuring aan de slagtplaats
of stal, in plaats van aan de waag, geschieden.
Art. 161.
Het geslagle vee moet onafgehakt in de slagtplaats
blijven hangen en de daarbij behoorende ingewanden
moeten worden bewaard, tot dat de keurmeesters,
daartoe uitgenoodigdhet andermaal gekeurd hebben,
nadat hun het bij art. 160 voorgeschreven bewijs ver
toond is.
Art. 162.
Wanneer keurmeesters meenen, dat het vleesch te