Art. 35. Omtrent personen welke bewijzen van goed gedrag, of bewijzen van onvermogen ter bevordering hunner belangen in regten, vragen, geven zij aan den Burge meester naauwkeurige en, des gevorderd, schriftelijke inlichtingen. Wanneer ook op andere punten door het plaatselijk bestuur bij hen met betrekking tot personenin hunne gebuurte wonende, inlichtingen gevraagd of verlangd wordengeven zij die ten spoedigste en met de meest mogelijke naauvvkeurigheid. 3. Van de verdere werkzaamheden der heeren van de gebuurten. Art. 36. Wanneer Burgemeester en Wethouders het een of ander spoedig ter kennis van de inwoners der gemeente willen gebragt hebben, kunnen zij aan de heeren der gebuurte opdragen, dit aan de inwoners hunner ge buurten te doen aanzeggen. Art. 37. De heeren der gebuurten gevenop aanvrage der be langhebbenden verklaringen af van de huizen binnen hunne gebuurte, welke ledig staan of enkel lot pakhuis gebruikt worden. Art, 38. Zij letten op de nummering der huizen binnen hunne gebuurte, en geven van elk verzuim op dat punt aan den commissaris van politie kennis. Art. 39. Zij zijn mede verpligt, overtredingen van politie, of handelingen welke de goede orde storen en binnen hunne gebuurte voorvallen, ter kennis van den Burge meester of van een der commissarissen van politie te brengen, met aanwijzing der getuigen of andere be wijsmiddelen, welke het feit slaven. 4. Fan de werkzaamheden van de heeren der gebuurtenin wijk-collegien vereenigd. Art. 40. Ten minste tweemalen in het jaar, nadat al de hee ren der gebuurten eener wijk hunnen balfjaarlijkschen rondgang zullen gehouden hebben, en verder zoo dik werf hun voorzitter of twee hunner dit verlangen, houden zij eene vergadering, waarin zij alle zoodanige bepalingen nemen, als hun het aangrenzen der gebuur ten noodzakelijk, en het belang der hun opgedragen werkzaamheden, doeltreffend doen achten. Op hun verzoek wijzen Burgemeester en Wethouders hun tot het houden dier vergadering een locaal aan. Uit hoofde van het gering aantal gebuurten, zullen de heeren der gebuurten van de wijken I en II slechts ééne vergadering uitmaken, en zal die van wijk IX met die van wijk V zamenkomen. Art. 41. Die vergaderingen of wijk-collegiën maken bij die halfjaarlijksche zamenkomsten een schriftelijk rapport op, hetwelk zij aan Burgemeester en Wethouders in zenden, die hun, mede schriftelijk, de ontvangst be- rigten. Zij geven daarin kennis van den toestand der bevolking in elke gebuurte, met bijvoeging van die bij zonderheden, welke volgens art. 21 uit hun register blijken moeten. Zij doen dit vergezeld gaan van eene mededeeling van al, wat de ondervinding hun heeft leeren kennen, als het doel hunner instelling in den weg staande of belemmerende, en verder van alle op merkingen, welke zij oordeelen, dat ten nutte der bewoners hunner wijk of van ééne of meer van hare gebuurten kunnen strekken. Burgemeester en Wet houders maken van dit rapport het noodige gebruik bij het verslag, hetwelk zij volgens art. 182 der gemeente wet jaarlijks verpligt zijn aan den gemeenteraad te doen. Art. 42. Burgemeester en Wethouders kunnen hunne bevelen aan de heeren der gebuurten, hetzij regtstreeks, het zij door tusschenkomst van de voorzitters der wijk- collegiën, doen toekomen. Ook kunnen zij tot bepaalde einden eene algemeene vergadering van alle heeren der gebuurten bevelen, in welke alsdan de Burgemeester of, bij verhindering van dezen, de ambtenaar van den burgerlijken stand voorzit. Strafbepalingen, Art. 43. Met geldboete van twee guldens worden gestraft: 1°. zij, die tot heeren of raden eener gebuurte be noemd zijnde, doch weigerende die benoeming aan te nemen, van die weigering niet binnen den tijd van acht dagen aan Burgemeester en Wethouders schrifte lijk kennis gegeven hebben 2°. de heeren der gebuurten, die niet voldaan heb ben aan het voorschrift van art. 30; 3°. de voorzitters der wijk-collegiën, die niet voldaan hebben aan het voorschrift van art. 41. Art. 44. Met geldboete van vier guldens worden gestraft de heeren der gebuurtendie 1°. niet binnen den bij art. 11 bepaalden tijd, ken nis gegeven hebben op het bureau van den burgerlijken stand van hunne verhuizing uit de gebuurte; 2°. in hunne hoedanigheid van heer der gebuurte in strijd met art. 31 gehandeld hebben; 3°. gehandeld hebben tegen de artt. 24 en 25; 4°. inzage van hun register geweigerd hebben aan de daartoe bij art. 26 bevoegd verklaarde personen; 5°. hunne registers buiten hunne woning hebben afgegeven, zonder de magtiging bij art. 26 2 voor geschreven. Art. 45. Met geldboete van zes guldens worden gestraft de heeren der gebuurten, die 1°. nadat zij opgehouden hebben die betrekking te vervullen, hun register niet of niet binnen den bepaal den tijd aan hunne opvolgers of aan den raad der ge buurte, die tijdelijk de betrekking van heer der ge buurte bekleedt, overgegeven hebben; 2°. geen regisLer gehouden, of gedurende meer dan een half jaar nalatig geweest zijn dit bij te houden, of ook niet behoorlijk het bij deze verordening bepaalde ingevuld hebben; 3°. verzuimd hebben den bij art. 27 bepaalden halfjaarlijkschen rondgang te houden. Art. 46. De strafbepalingen, in de vorige artikelen tegen de heeren der gebuurten bedreigd, zijn ook op de raden der gebuurten toepasselijk, wanneer deze volgens art. 5, in de plaats van de heeren der gebuurten optreden. TWEEME IIOOIit^TI K. VAN HET NUMMEREN DER WONINGEN EN ERVEN. Art. 47. Alle woningen en erven moeten aan hunnen hoofd ingang, op eene voor de voorbijgangers duidelijk zigt- bare plaats, zoowel het wijk- als het buis-nummer hebben. Bij bet verwen der deurkozijnen of bij het vertim meren der gebouwen moet dit nummer, binnen acht dagen nadat het werk is verrigt, van wege den eige naar weder duidelijk zigtbaar worden gemaakt. Art. 48. Wanneer vertimmering van gebouwen vermeerdering of vermindering van perceelen ten gevolge heeft, moet de eigenaar, binnen acht dagen na het afloopen der vertimmeringde bepaling van het huisnummer aan den ambtenaar van den burgerlijken stand vragen. Art. 49. Overtreding van ééne der bepalingen van dit hoofd stuk wordt met geldboete van één tot drie guldens gestraft. BilRltK H®©FJ>§TUK. VAN VESTIGING EN VERANDERING VAN WOONPLAATS BINNEN DE GEMEENTE. EERSTE AFDEELING. Vin hen die van elders binnen de gemeente komen wonen. Art. 50. Al wie uit eene andere gemeente zijne woonplaats herwaarts overbrengt, moet daarvan, binnen veertien dagen na zijne komst alhier, aangifte doen op het bu reau van den burgerlijken stand en daarbij al datgene opgeven, wat tot de invulling van het bevolkingsregis ter noodzakelijk is. Art. 51. Bij het doen dier aangifte legt hij, wanneer hij in gezeten van het Koningrijk is, een getuigschrift over van het bestuur der gemeente, in welke hij laatstelijk gevestigd was. Wanneer hij vreemdeling is, vertoont bij eene behoorlijke, niet vervallen, reis- of verblijfpas. Art. 52. Zoolang de in het vorig artikel vermelde stukken niet overgelegd of niet vertoond zijn, heeft de inschrij ving op het bevolkingsregister niet plaats. In het tegenovergestelde geval geschiedt zij oogenblikkelijk. Van deze inschrijving wordt den aangever een bewijs uitgereikt, hetwelk bij binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, binnen welke hij is komen wonen, ver toont. Deze teekent het voor gezien en schrijft het in zijn register in. TWEEDE AFDEELING. Van verhuizing binnen de gemeente. Art. 53. leder, die binnen deze gemeente verhuist, is ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 70