Art. 12.
Burgemeester en Wethouders ontslaan ten allen tijde
de heereu of raden der gebuurtenbij nalatigheid of
onwil, uit hunne betrekking.
Art. 13.
De benoeming wordt door Burgemeester en Wet
houders openlijk bekend gemaakt.
Art. 14.
Wanneer een heer der gebuurte ophoudt die betrek
king te bekleedenzorgt hijof bij zijn overlijden
zorgen zijne weduwe of zijne erfgenamendat alle re
gisters, stukken of bescheiden, welke hij in die betrek
king onder zijne berusting bad, uiterlijk binnen drie
weken na het ophouden zijner hoedanigheid aan zijnen
opvolger of aan den raad der gebuurte overgegeven
worden.
6. Van hunne in-dienst-treding.
Art. 15.
Binnen veertien dagen na hunne benoeming, stellen
de lieeren en raden der gebuurten hunne naamteeke-
ning in Lwee registers, één te houden bij het bureau
van den burgerlijken stand, en één te houden bij dat
van politie.
Art. 16.
De heeren der gebuurten ontvangen onmiddellijk
daarna van Burgemeester en Wethouders een door deze
vast te stellen onderscheidingsteeken, waarvan zij voor
zien moeten zijn, zoo dikwijls zij zich in het open
baar in hunne betrekking verloonen.
Art. 17.
Na in dienst te zijn getreden, wordt aan hunne wo
ning van stadswege een bord geplaatst, waarop staat:
heer der gebuurteIVijk gebuurte N°, tot N°.
7. Kosten van beheer.
Art. 18.
De heeren der gebuurten nemen hunne betrekking
voor niet waar. De registers en verdere benoodigde
stukken worden hun van stadswege verstrekt. Ter ver
goeding van schrijlloonenknechtsloon en andere kleine
uitgaven, wordt jaarlijks hoogstens cene som van dui
zend guldens verstrektdoor Burgemeester en Wethou
ders naar vaste regelen te verdeelen onder de gezamen
lijke heeren der gebuurten.
Art. 19.
Dc heeren der gebuurten kunnen, hetzij ieder voor
zich, hetzij in gemeenschap met elkander, een knecht
der gebuurte aannemen, ten einde hen in hun werk
bij te staan. Zij doen dit onder zoodanige voorwaar
den als zij goedvindendoch moeten de kosten daar
toe benoodigd, uit de hun bij art. 18 toe te kennen
vergoeding bestrijden. Zij ontslaan die knechts naar
goedvinden.
8. Over de vereeniging van de heeren der gebuur
ten eener wijk in een wijk-collegie.
Art. 20.
In de eerste vergadering van elk jaar, waarop, in
gevolge de bepaling van art. 40, de heeren der ge
buurten in een wijk-collegie bijeenkomen, kiezen zij
uit hun midden eenen voorzitter en, zoo zij dit noodig
achteneenen secretaris. Van deze benoeming wordt
aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven.
Tweede Titel.
Van de werkzaamheden van de heeren der gebuurten.
1Van de registers van bevolking der gebuurten.
Art. 21.
De heeren der gebuurten houdennaar de volgnum
mers der huizeneen naauwkeurig register van alle
personen, welke binnen hunne gebuurte wonen.
Dat register zal volgens een model, door Burgemees
ter en Wethouders vast te stellen, moeten inhouden
de nummers der gebouwen en erven, de namen der
in huis wonende personenhunnen ouderdomhun
beroep of bedrijfhunne godsdienstige gezindte en of zij
eigenaars of huurders van het door hen bewoonde zijn.
Van al de personen, in die registers voorkomende,
wordt eene alphabetische lijst gehouden.
Art. 22.
De registers van de heeren der gebuurten worden
door den ambtenaar van den burgerlijken stand, of de
door hem daartoe aan te wijzen ambtenaren van het
bureau van den burgerlijken stand, op het eerste en
laatste blad onderleekenden de verdere bladen wor
den genummerd en gewaarmerkt.
Art. 23.
De heeren der gebuurten teekenen de veranderingen
aan, welke de bevolking hunner gebuurte door geboorte,
huwelijk, echtscheiding of overlijden ondergaan heeft.
Maandelijks geeft de ambtenaar van den burgerlijken
stand hun eene naauwkeurige opgave dier veranderin
gen, welke zij, voor zoo veel dit niet reeds geschied
is, in hunne registers overbrengen.
Art. 24.
Zij schrijven degenendie zich uit eene andere ge
meente hier ter slede met der woon nederzetten en
zich binnen hunne gebuurte vestigen, of uit eene andere
gebuurte binnen de hunne komen wonen, of in hunne
eigene gebuurte van woning veranderd zijn, niet in
hun register op, dan na vertoon van het bewijs, dat
die personen bet een en hel ander op het bureau van den
burgerlijken stand hebben aangegeven, of op bevel van
den ambtenaar van den burgerlijken stand.
Art. 25.
Wanneer zij ontdekken, dat iemand van buiLen dc
gemeente zich voortdurend binnen hunne gebuurte op
houdt, of van eenige verandering van woning kennis
krijgenzonder dat hun het bewijs van inschrijving op
het bureau van den burgerlijken stand dezer gemeente
vertoond is, geven zij daarvan kennis aan den amb
tenaar van den burgerlijken stand, alsmede, met op
noeming der getuigen of andere bewijsmiddelenaan
den commissaris van politie, ten einde de overtreding,
zoo deze beslaat, geconstateerd worde.
Art. 26,
Zoo dikwijls door Burgemeester en Wethouders, den
ambtenaar van den burgerlijken stand, de commissa
rissen van politie, de bij het plaatselijk bestuur er
kende armverzorgers en de heeren van andere gebuur
ten inzage van hunne registers verlangd wordtzijn zij
verpligt die te geven.
Zij mogen hun register echter niet buiten hunne
woning afgeven, dan op schriftelijke magtiging van
Burgemeester en Wethouders.
Art. 27.
In de maanden Junij en December van elk jaar,
gaan zij hunne gebuurten huis voor huis rond, en
vergelijken hetgeen zij bevinden met hunne registers.
De hun gebleken leemten en gebreken vullen zij aan
en herstellen zij op hunne registers.
Art. 28.
z'j geven aan den ambtenaar van den burgerlijken
stand kennis van de belemmeringen, welke hun in de
uitoefening hunner betrekking in den weg gelegd zijn,
en doen hem opgavehoe daarvandes noodsin
regten zal kunnen blijken.
Art. 29.
Zij staan, wat de registers der bevolking hunner ge
buurte betreft, onder het onmiddellijk toezigt van den
ambtenaar van den burgerlijken stand, en zijn verpligt
zijne bevelen ten dien aanzien, voor zooverre die niet
met de plaatselijke verordeningen in strijd zijn, na te
komen.
Art. 30.
In den loop der maand Februarij van elk jaar bren
gen zij, tegen schriftelijk bewijs van ontvangst, hun
register op het bureau van den burgerlijken stand over,
ten einde dit door den ambtenaar van den burgerlijken
stand worde nagegaan. Deze teekent, na inzage van
het register genomen te hebbendit af, en geeft het
van zijne schriftelijke aanmerkingen vergezeld, aan de
heeren der gebuurten lerug.
2. Van het afgeven van bewijzen.
Art. 31.
De heeren der gebuurten geven slechts verklarin
gen af betrekkelijk personen die in hunne gebuurte
wonen.
Art. 32.
De heeren der gebuurten geven bewijzen van on
vermogen, ter bekoming van kostelooze genees- of
heelkundige hulp of ter bekoming van onderstand
hetzij van armbesturen, hetzij van vrouwen-kraammoe-
ders, af, wanneer zijna een voorafgaand onderzoek
de overtuiging van dit onvermogenhebben erlangd.
Art. 33.
In spoed eischende gevallenworden de door de hee
ren der gebuurten afgegeven bewijzen van onvermogen
voldoende geacht tot het bekomen van den onderstand in
art. 32 bedoeld. Die hulp wordt niet verder verleend
dan nadat een onderzoek bebbe plaats gehad van den
heer der gebuurte en den stads geneesheer, na daar
toe ook den armverzorger in het wijk te hebben uit-
genoodigd.
Art. 34.
De heeren der gebuurten zorgen dat, na afloop van
de ziekLe, geene verdere genees-, heel-, verloskundige
of andere in art. 32 genoemde hulp worde verleend,
dan nadat gebleken is dat de persoon, of hoofden en
leden van het huisgezin zijn gevaccineerd. De spoed
eischende gevallen in art. 33 genoemd worden hier
van uitgezonderd.