animal. Aan den voet van het beeld ligt een rol, waarop gelezen wordt:
Albini tabulae. Op de voorzijde bevindt zich een medaillon in gedreven
zilver, voorstellende Vcsalius bezig met zijne ontleedkundige studie. Aan
de andere zijde leest men een vereerend opschrift.
Reeds ten 11 ure bad des Hoogleeraars 82-jarige vader, Prof. G. Vrolik,
zijnen feestvierenden zoon bezocht en hem lol aandenken aan dezen dag een
keurige zilveren vaas geschonken met bet beeld van Vesalius er op, toepas
selijk opschrift voor de gelegenheid waarbij het hem gegeven werd, en
rondom de spreuk: vivitur in gent o caetera mortis eruntd. i. Men leeft
door den geesthet overige is een prooi des doods.
Aan het Matrozen-Instituut alhier is dezer dagen door wijlen Jonkvr.
de Neufville een legaat van 500 vermaakt.
BUITENLANDSCHE IERIGTEN.
LUXEMBURG.
Alhier is den ls,cn dezer eene verordening ter wjjziging der staatsrege
ling verschenen van den volgenden inhoud:
»Wij Willem enz.
«Overwegende dat de staatsregeling van 9 Julij 1848, het gewrocht van
onrustige tijden, bepalingen bevat, die in strijd zijn met de grondbeginse
len van den Duilschen Bond, tot welken het Groothertogdom Luxemburg
uit kracht der verdragen behoort, waarbij hetzelve als onafhankelijke Staat
erkend is;
Overwegende dat Wij de loyale medewerking der Kamer van Afgevaar
digden hebben ingeroepen ter vervulling van den bondgenoolschappelijken
pligt om de staatsregeling van het Groothertogdom met de gezegde grond
beginselen in overeenstemming te brengendat echter door het in de Kamer
voorgevallene, eene herziening in den door de staatsregeling voorgeschreven
vorm onmogelijk gemaakt en tevens het overeenkomstig die staatsregeling
zelve uitgeoefende pracrogalief der Kroon, ten zeerste geschonden is;
«Willende den pligt vervullen, dien de eigenschap van eenen Ronds-Vorst
Ons oplegt en levens aan Onze Luxcmburgsehe onderdanen eene de ware
vrijheden en waarborgen beschermende Regering verzekeren
Rebben verordend
Art. 1. De Kamer van Afgevaardigden is ontbonden.
Art. 2. De staatsregeling van 9 Juljj 1848 wordt gewijzigd als volgt.
(Volgen de afzonderlijke bepalingen).
Art. 3. De tekst dier gewijzigde staatsregeling zal openbaar gemaakt
wordenen maakt voortaan den cenigen oIRcielen tekst uit van de staats
regeling des Groothertogdoms.
Art. 4. Wij behouden Ons voor, die wettelijke maatregelen te nemen
welke de wijziging der staatsregeling of hel belang van Ons Groothertog
dom vercischenen de geregelde loop van de openbare dienst in afwach
ting van de bijeenkomst der Statenvergadering noodzakelijk mogt maken."
Dit stuk is verzeld van eene proclamatie, waarbij de Groothertog zrjn
leedwezen betuigt, dat men met schending van zijne waardigheid en voor-
regtenen van de regten des lands alle medewerking tot het brengen van
wijzigingen in de staatsregeling van 1848 geweigerd heeft, waardoor de
Groothertog gedrongen is, van zijne van de Kroon onafscheidelijke magt
gebruik te maken. Verder bevat de proclamatie eene aansporing om door
onderwerping tot het doel mede te werkenopdat de vrijheden en waar
borgen die den lande verzekerd wordenheilrijke vruchten mogen dragen.
EKGELAND.
LONDEN4 December.
Dezer dagen is alhier een stoomschip van stapel gelalen, beslemd voor
den Keizer van Japan.
In het Kanaal heeft de van Londen naar Falmouth en Dublin bestemde
stoomboot Sylph tegen een llollandsehe galjoot gestoolen en deze in den
grond geboord. 3 personen der bemanning van het zinkende schip kwamen
hierbij om het leven.
Omtrent het vergaan van het sloomschip le Lyonnaiswordt nog het
volgende gemeld: De boot had New-York op 1 Nov. verlaten, om naar
Havre te gaan; reeds den volgenden dag, des avonds ten 11 ure, is zij over
zeild door een schip dat zijn koers heeft voortgezet, het zwaar beschadigde
sloomschip aan zijn lot overlatende. De stoomboot had 40 passagiers aan
boord en 94 man scheepsvolk. Uit de getuigenis van den 2dc" Luitenant
Luguière, die met 2 Dames en een Heer en 7 man in een boot door het
Hamburger schip Elisa met landverhuizers naar New-York isgebragt, blijkt,
dat dadelijk na den schok het stoomschip in deerniswaardigen toestand was.
Met onbeschrijfelijke inspanning is hel evenwel gehikt het vaartuig nog lot
Dingsdag morgen 7 ure boven water te houden. Intusschcn waren de
kennis der bijzonderheden, waarop de aanstaande wet steunen zal? Louter
nieuwsgierigheid kan het niet zijn. Waartoe dan? Moet die mcdcdccling
strekken tot grondslag voor de stem, die men over deze begrooling zal uit
brengen? Hij gelooft, dat dit niet billijk, dat dit zeer verkeerd zou zijn.
De Minister ontkent dat er onrust is bij het volk; noemt de parlemen
taire taktiek van sommige leden der Kamer onedelmoedig en eindigt aldus:
Men heeft den Heer Groen een lauwerkrans gevlochten over diens zelfstan
digheid maar zóódat het scheenalsof daarbij op 's Ministers persoon de
stempel van politieke oneerlijkheid werd gedrukt, nij is overtuigd, dat de
Heer Groen zoodanigen lof niet begeert. Hij wil zich zuiveren van de blaam,
niet van politieke inconsequentie, maar van politieke oneerlijkheid. Hij
heeft jaren lang, hij komt er rond voor uit, geijverd voor de bijzondere
school; hij heeft jaren lang de redactie op zich genomen van een tijdschrift,
daaraan gewijd. Hij was de eerste oprigler ccner bijzondere school in ons
vaderland. Hij is lid der directie over eene Christelijke normaalschool, en
in den parlementairen strijd heeft hij steeds naast den Heer Groen gestaan,
om aan de bijzondere scholen die regten te gevendie haar toekomen en
welke, zoolang hij aan het bewind is, niet zullen komen te lijden.
Hij heeft dus, het is volkomen waar, zeer voor de bijzondere school
geijverd. Maar dit belet niet, om thans, als Minister, een ander beginsel
voor te slaan. Op dat standpunt mag hij zijn denkbeeld van het Christen
dom op de school niet realiseren. Dit is geen beginsselloosheid of bukken
voor de meerderheid. Het is alleen wijken voor de omstandighedendie
eene verwezenlijking van dat ideaal onmogelijk maken; het is de locstanden
nemen, zoo als ze zijn. Maar er zijn ten deze grenzen. Zijn geweten zou
hem b. v. nimmer toelaten te helpen tot stand brengen een onderwijs, dat
zóó zijdat daardoor aan de Natie het Christelijk gevoel en consciëntie
wierd ontnomenwaarbij hel zou verboden zijn op de school te noemen den
naam van hem, voor wicn ieder Christen den diepslen eerbied heeft, waar
door de kinderen zouden zijn beroofd van dien zegendie ook hun toekomt.
Waarin beslaat dan het verschil met zijne anli-rcvolutionnaire vrienden?
Alleen in de verschillende waardering van de roeping van het Christendom
met betrekking tot den Staat. Hun denkbeeld is het beslaan van een Chris-
tclijken Staat. Z. Exc. beschouwt het Christendom niet geroepen als Staats
wet te werken, maar alleen als eene kracht, als een zuurdcessem, waarmede
de maatschappij moet worden doortrokken.
Nog voeren het woord de Heeren: van Zuylen, Groen, Baud, Thorbecke,
van Eek cn van Nispenwaarna de algemeene beraadslagingen over Afdeeling
VII Onderwijsworden gesloten en die over de artikelen geopend. Artt.
82, 83 en 85 worden zonder, artt. 84 en 86, na eenige beraadslaging,
aangenomen. Artt. 8284 betreffen de Hoogeschool alhier. De artt. 8590
die van Utrecht en Groningen.
Zitting van Vrijdag 5 December.
Voortzelling der beraadslagingen over Hoofdstuk V. De verschillende arti
kelen worden deels zonder, deels met eenige beraadslaging goedgekeurd.
Alsnu komt in hoofdelijken omvrage het gehcclc hoofdstuk, dat thans, na
de daarin gebragte wijzigingen, geraamd is op een bedrag van ƒ5,771,134.02.
De uilslag daarvan is, dat zich 32 leden voor en 32 tegen het hoofdstuk
verklaren, en dus de stemmen staken. Ten gevolge daarvan zal het hoofd
stuk in de volgende zitting op nieuw in stemming worden gebragt.
Tegen de 1III. Zijlker, Botz, Jespers, de Lom de Berg, Storm, van Nis
pen van Sevenaer, van Winlershovcn Mceussen, Thorbecke, van der Linden,
Meylinkvan EekDommer van PoldcrsvcldtHeemskerkBosschavan
Rosse, Hengst, Anemact, Godefroi, de Limpcns, van Akerlaken, Uoynck
van Papendrecht, Luyben, van der Veen, Dullerl, de Poorter, van lloëvell
van Zuylen van Nycvclt, ter Bruggen Hugenholtz, de Kempenaer, lleens en
Sloet tot Oldhuis. Afwezig waren de HH. Sirens, Rochussen, Elout van
Soelerwonde cn Slicher van Domburg.
Daarna worden de beraadslagingen geopend over Hoofdstuk VI Ilerven
andere Eerediensten). Daarover voeren het woord, de lleeren: Rcinders
Wmlgciis, van Rosse cn de Minister. Voornamelijk werd besproken hel
benoemen van een elfden Predikant te 's Gravenhage.
De verschillende artikelen werden goedgekeurden het gcheele hoofdstuk
aangenomen met 44 tegen 9 stemmen.
Tegen de Heeren: Rcinders, van der Veen, Dullert, Jespers, Storm, van
WintershovenMeeussen, van Eek en Hengst.
Vervolgens is beraadslaagd over Hoofdstuk VII KalkEeredienst). Daar
over voeren het woord de Heer Slorm en de Minister voor dat Departement.
Bij hoofdelijke omvrage, is het hoofdstuk aangenomen met 53 legen 10 stemmen.
Tegen dezelfde Heeren als legen Hoofdstuk VIalsmede de Heer Westerhoff.
Zitting van Zaturdag 6 December.
De beraadslagingen worden geopend over Hoofdst. VIII. {Marine), welke
in den loop der zitting worden gestaakt ter herstemming over Hoofdst. V.
[Binnenl. Zaken).
De Minister van Justitie zegt dat zijn ambtgenoot door ziekte bedlegerig
cn dus verhinderd is heden tegenwoordig te zijn.
Geen der leden verlangt meer het woord te voeren. De slotsom der stem
ming isdat zich weder 32 leden voor en 32 tegen verklaren. Dezelfde als
gisterenook waren dezelfde vier leden afwezig.
Ingevolge al. 3 van art. 101 der Grondwet wordt Hoofdst. V mitsdien
geacht niet te zijn aangenomen.
Na eene korte rust wordt de behandeling van Hoofdst. VIII hervat.
Telegrafisch Berigtte 5 ure.
Hoofdst. VIII. [Marine), aangenomen met 53 tegen 5 stemmen. Tegen
dc 1III. Meeussen, Slorm, v. Hoövell, Jespers en Rcinders. Maandag be
raadslaging over Hoofdst. IX. Finanticn
AMSTERDAM, 5 December.
De Hoogleeraar W. Vrolik, vierde heden den 25-jarigcn gedenkdag van de
aanvaarding van het Hoogleeraarsambt in de Ontleedkunde alhier.
Eene Commissie, namens zijne voormalige en tegenwoordige leerlingen en
vereerdersheeft bij monde van Dr. J. Reynvaan hem een fraai zilveren
tafel-middenstuk in den vorm cener kandelabre voor G lichten, aangeboden.
Het stelt een eikenboom voor, in welks kruin een kristallen vaas is geplaatst
voor bloemen of fruit. Een vrouwebeeld, voorstellende de Geleerdheid,
staal tegen den stam naast een met klimop omslingerde halve kolom, met
een opengeslagen boekin de hand, waarop men leest: Cuvierle Règne
booten ook uitgezet; de 3 grootste met 25, 29 en 18 personen, elk onder
behoorlijk loezigt van Officier of Stuurman en voorzien van mondbehoefte
voor 14 dagen. Ook was er een groot vlot gemaakt, waarop 50 man werden
geplaatst met voorraad voor ééne maand. Die vaartuigen bleven van den
eersten dag af, rondom het zinkende schip tot dat de Kapitein Devaulx
Dingsdag morgen 8 ure sein aan de 3 booten gaf, om koers te zetten naar
Amerika. Hij zelf bleef met eenige manschappen in eene jol, cn de l8le
Luit. met nog eenige mannen in eene andere jol bij het schip, om dat even
als liet vlot niet te verlalcn voor het schip geheel mogt gezonken zijn. De
3llc boot, waarin de 2de Luit. Luguière was, heeft, na verschillende schepen
le hebben ontmoet, die hij niet kon of die hem niet wilden naderen, cn
na strenge koude en veel sneeuwjagt te hebben verduurdten gevolge waar
van 2 man zijn overleden, eindelijk Zondag den dc Elisa naar
Bremen ontmoet, die de schipbreukelingen heeft opgenomen, waarvan zij
den lldc" weder zijn overgegaan op de Elisa naar New-York bestemd, en
aldaar behouden zijn aangebragt. De Luit. Luguière is dadelijk aan boord
gegaan van de stoomboot Marion, om de zwervende schipbreukelingen, die
niet reeds mogten opgenomen zijn, nog te trachten te redden; men hoopt
nog het vlot en de beide jollen te zullen vinden.