Mcl de laatst aangekomen landpost is bij liet Dep. van Koloniën van den Gouverneur-Generaal van Ned. Indië de voorloopige mededecling ont vangen, dat de O.-I. Maatschappij van administratie en lijfrente in het be gin van de maand Aug. 1856 met den lslen Luit. der Genie D. Maarschalk eene overeenkomst heeft aangegaan omtrent het opmaken van een ontwerp voor den aanleg van eenen spoorweg tusschen Batavia en Euitenzorg. Onder toezigt van den Ingenieur W. L. Brock, Chef van de eerste walcrstaats- afdeeling op Java, is met de vereischte opname en onderzoekingen in de laatste helft dier maand reeds een begin gemaakt, zoodal het zich laat aan zien dat de genoemde maatschappij over eenige maanden in staat zal zijn, in nader overleg te treden nopens de voorwaardenwaarop de vergunning voor den aanleg van den spoorweg zal kunnen worden verleend. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vervolg van dc Zitting van Dingsdag 2 December. Omtrent de algemeene beraadslagingen over Hoofdstuk V. hebben wij in ons vorig nommer alleen de namen der sprekers kunnen aanstippen. Wij zullen daarop korlelijk terugkomen. üc Heer v. Iloëvell was niet te vrede met de ophelderingen van den Mi nister van Binnenl. Zaken vooral daar hij de openhartigheid van den Minis ter van Justitie moest prijzen. Hij deed daarom aan den Minister op nieuw de vraagwelke zijn uwe beginselen nopens de hoofd-quaestiedie u aan het bewind hebben gebragt. De Heer Sloet tot Oldhuis zeide met schroom het woord op te vatten, omdat hij in de meest vriendschappelijke verhouding staat met den legen- woordigen Minister van Binnenl. Zaken, eene verhouding die opklimt tot de schoonste dagen van zijn leven. Hij trad in eene uitvoerige beschouwing van den loop der gebeurtenissen die den Minister aan het bestuur hebben gebragt, die van zoodanigen aard waren geweest, dat hij aan zijnen ouden vriend bij zijne optreding geen band van gelukwensching had kunnen aan bieden. Hij vermeende dat bet Kabinet reeds lijd genoeg had gehad, om met behulp van de bestaande bouwstoffeneen ontwerp van wet op het onderwijs gereed te hebben. Nog verzocht hij van den Minister om eenige nadere inlichtingen nopens het middel dat hij meent te hebben, tol wegne ming van de spanning der gemoederenten aanzien van liet vraagstuk van het onderwijs. Hij zal zich echter niet onder de tegenstanders van het Mi nisterie rangschikken, maar even als de Heer Thorbecke het goede aannemen. De Heeren van Heiden Reincstein en van Lynden hebben de vorige spre kers beantwoord, vooral ten opzigte van eenige onjuiste voorstellingen en gezegden door hen gebezigden die daarop door den Heer Sloet nader worden opgehelderd. De Heer v. Foreest gaf een antwoord op eene vroegere rede van den Heer Bosscha, en de Heer van Bieruma Oosting bestreed de meening door den Heer Yegelin van Claerbergen geuit, omtrent den spoorweg in de Noorde lijke provinciën. De Minister van Binnenl. Zaken nam daarop hel woord, voornamelijk ter beantwoording van den Heer Sloet. Die heer had hem de dagen zijner jeugd herinnerd. Hij heeft dit met weemoed gehoord. Dat lid is hem een getrouw vriend geweest, maar dan zal hij ook welen, naar heigeen hij van hem, Minister, gezien heeft, dat bij hem geen kwade trouw kan be staan. Het doet hem leed, dat gemeld lid de zaak in deze vergadering gebragt heeft, het was eene zaak om onder oude vrienden, onder vier oogen, behandeld te worden. En als die spr. nu meent, dat hij, Minister, door verkeerde begrippen van hem verwijderd is, dan moet dit met dien spr. hel geval zijn; anders zou hij naast den Minister staan. Even als de Heer Sloet verzekerd heeft, dat hij den Minister gaarne de hand zou geven, afgescheiden van hun verschil van meeniug, evenzoo geeft hij hem de ver zekering datwelk ook het verschil van gevoelen tusschen hen zijhij niet aan zijn goed hart twijfelt. Dc Heer Sloet heeft ten slolte nog gezegd, dal hij den Minister niet be schuldigt van kwade trouw, want dat hij hem daarvoor niet vatbaar acht. Tusscheu den Minister en spr. bestond geen vijandschap, maar alleen ver schil van politieke gevoelens, en dit is de oorzaak hunner verwijdering. De beraadslagingen hierop gesloten zijnde werden Afd. IIII, zoo als wij gemeld hebben, aangenomen Ook Afd. IV van Iloofdst. V Binnenl Zakenis, na eenige aanmerkingen van dc Heeren van Deinse en Wcster- hoff, aangenomen. Over Afd. V art. 63 luidende: Onderstand aan ge meenten die builen slaat zijn in alle of sommige kosten barer huishouding behoorlijk te voorzien 10,000," had eene korte beraadslaging plaats tus schen de Heeren Thorbecke, van Nispen van Sevenaer en den Minister van Binnenl. Zaken, waarna het artikel, in stemming gebragt, met 37 tegen 23 stemmen werd afgewezen. Zitting van JVoensdag 3 December. Voortzetting der beraadslagingen over Hoofdstuk V. In de plaats van art. 63, luidende: «Onderstand aan gemeenten die bui ten staat zijn in alle of sommige kosten harer huishouding behoorlijk te voorzien ƒ10,000," heeft de Minister van Binnenl. Zaken een nieuw artikel ingediend, strekkende om dc som van 10,000 in ƒ6500 te veranderen. De vergadering heeft besloten dal artikel later in behandeling te nemen. Over de Vldc Afdceling Waterstaat en publieke werken) in het algemeen hadden gecnc overwegingen plaats. Na eenige aanmerkingen op sommige artikelen is die afdeeling zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Daarop heeft de vergadering het gewijzigde art. 63 der VIde Afdeeling behandeld en na aanneming ccner wijzigingvoorgesteld door den Heer ter Bruggen Hugenhollz, strekkende om hel veranderde cijfer tot 3000 te verminderen, met 32 legen 30 stemmen, aldus veranderd, goedgekeurd. Over de Vllde Afdeeling Onderwijszijn de algemeene beraadslagingen alsloen geopend. De Heer de Kempenacr gaf daarbij Ie kennendat hij de aftreding van het vorige Ministerie betreurd heeft. De wet op het onderwijs is volgens hem het onderwerp gewordendat alles overheerschl. Hij maakt daarom zijne uit te brengen stem over het Hoofdstuk afhankelijk van de beant woording van twee vragen: 1°. of dc Minister bereid is, zich vóór alles met de wet op het onderwijs bezig te houden, en 2°. of hij bereid is, dat ontwerp in te dienen in de eerste maanden van het volgende jaar. Zitting van Donderdag 4 December. Voortzetting der beraadslagingen over Afd. VII Onderwijsvan Hst. V. De Minister van Binnenl. Zaken zegt, dat hij den inhoud der rede van den Heer de Kempenacr tot weinige woorden kan terugbrengen. Wat be treft de eerste door den spr. gedane vraag: Z. Exc. acht dc regeling van al de drie takken van het onderwijs even gebiedend door dc Grondwet voorgeschreven. Daaruit volgt nog niet, dat die regeling bij één ontwerp te gelijk zal geschiedener zullen drie verschillende ontwerpen worden aan geboden. Omtrent de tweede vraag geeft bij gaarne de verzekering, dat zoo hij bij krachten en gezondheid blijft, de genoemde wetten binnen drie maanden zullen worden aangeboden, en hoopt dat dus, gelijk hij reeds vroeger verklaard heeft, het ontwerp op liet lager onderwijs nog in deze zitting zal kunnen behandeld worden. Overigens moet hij handhaven, het standpunt, waarop hij geplaatst is. Hij mag niet komen in eene discussie, waarbij de gehccle regeling van het onderwijs in aanmerking komt. Door de discussien daaromtrent te rekkenzal men hem nog menig onaangenaam oogenblik kunnen berokkenen, maar hij kan niettemin van zijn standpunt niet afgaan. Daarna voeren de Heeren v. d. Veen, Baud, ten Calc, Thorbecke, Kien (die van wege uilweidingen die niet bij 't Hoofdstuk passen, tot tweemalen door den Voorzitter lot de orde wordt geroepen)Elout en de Minister van Justitie het woord. De rede van den Min. is bij de afzending van dit berigt nog niet geëindigd. AMSTERDAM, 3 December. De Heer Elion alhier, reeds door vroegere werken gunstig bekend, heeft eene intcekening opengesteld op eenen gedenkpenning, ter herinnering aan de feestelijke onthulling van het Monument voor den Volksgeest van 1830 en 31 in Aug. jl. Deze medaille, groot 75 Ned. streepenzal op de voor zijde vertoonen het monument met het beeld en de leesbare inscriptie; ter wijl de keerzijde het borstbeeld des Konings vertoont met eene herinnering aan den 27s,en Aug. 1856. De prijs in brons is bepaald op slechts ƒ5, in zilver op ƒ35. Er zullen ook vergulde exemplaren a 12 verkrijgbaar zijn. De leden van het Koninklijk Huis, de Ministers en vele hooggeplaatste per sonen hebben deze onderneming reeds door inteekening ondersteund. Gisteren is voor bet Prov. Gcregtshof een aanvang gemaakt met dc behandeling der zaak van A. A. Pfeiffer, oud 36 jaren, Genees- en Heel kundige te Bussumbeschuldigd van moedwilligen doodslag met voorbedach ten rade of moord gepleegd op zijne huisvrouw S. Thysen. Hel Openb. Min. werd waargenomen door den Adv.-Gen. Mr. Karseboom en als verdediger van den beschuldigde trad op Mr. B. van Hees. 32 getuigen waren in deze zaak gedagvaard. Bij het lezen van de akte van beschuldiging was de be schuldigde zigtbaar ontroerd. Uit de debatten is gebleken, dal Pfeiffer be- hebt was met het denkbeeld, dat zijne vrouw hem ontrouw was. Bewijzen van dit misdrijf, ja zelfs gewigtige vermoedens, hebben zich echter niet opgedaan. Onder de getuigen a décharge was ook Prof. v. Gemis, die over den zielstoestand van den besch. door den verdediger is gehoord. Heden heeft de ondervraging van den besch. plaats gehad. Daarna heeft de Adv.-Gen. in eene sierlijke rede betoogd, dat hier was begaan moedwil lige manslag en dat wel met voorbedachten rade. Dientengevolge eischte hij de straf des doods. der kerkachter een zwart marmeren grafsteenhet gebeente gevonden van den Bisschop Theoduin van Beijcrendie in 1066 die kerk heeft inge wijd. Alleen de hoofdschedel was nog in volmaakten toestand. In dezelfde nis vond men nog overblijfsels van de doodkist en van eenig linnengoed. ENGRLAN O. LONDEN, 2 December. De Mom. Vost zegt dat Engeland zijne toestemming tot de hervatting der Parijsche conferentie heeft gegeven, naardien die conferentie niet bij magte is eenige verandering in het vredesverdrag te brengen, liet besluit lot toetreding van Engeland wordt aan den invloed van Prins Albert op de Koningin en op Lord Palmerston locgeschreven. De Globe deelt mede dat De verdediger van den besch., Mr. van Ilces, zette daarop den levensloop van den besch. uileen en ook hetgeen in de laatste dagen voor het plegen van het feit tusschen de echtgenootenvan welke de vrouw even sarrend zou geweest zijn als de man oploopend, was voorgevallen. Hij beweerde; dat er aan geen voorbedachten raad gedacht kan worden. De argumenten, door het O. M. aangevoerd, werden door hem wederlegd, terwijl hij verder wees op de woede van den besch. en op de bij dezen tot waanzin overge slagen overtuiging van de ontrouw zijner vrouw, en als verzachtende om standigheden op de provocatie zijner vrouw door haar gedrag, door hare tergende woorden en op de vaste mecning van de ontrouw zijner vrouw bij den besch., dc aandacht vestigde. Ten slotte concludeerde pleiter lot opleg ging ecner correctionele straf. De uitspraak is bepaald op 10 December. BUITEN L AND SC HE HE II IGTEN BELtilB. BRUSSEL, 3 December. De Minister van Justitie heeft onlangs eene aanschrijving gerigt aan de Procureurs Generaalaan de Officieren van Justitie en aan de Vrcderegters, waarin zij opmerkzaam worden gemaakt op heL verkeerde en nadeclige van de gewoonte om bij openlijke veilingen, strijkgeld of sterken drank aan de bieders uit te loven. Zij worden uilgenoodigd om bij verkoopenwaarmede zij ambtshalve gemoeid worden, die gewoonte te weren en om de alge meene afschaffing daarvan door hunnen invloed bij de Notarissen en bij het publiek te bevorderen. Te Huy heeft men onlangs bij het doen van opgravingen in het ruim

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 2