LEYDSCHE
N\W||<
COURANT.
1856.
VRIJDAG 14 NOVEMBER.
- "V
N
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
De Prijs der Courant is f 12 tVt het jaar
de afzonderlijke Nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
MNXENLANDSCHÉ BERIGTEN.
LEYDEN 13 November.
Bij Kon. besluit is benoemd tot Ridder der orde van den Nederl. Leeuw j
de Heer J. II. Schollen, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Rector Mag
nificus onzer Hoogeschool.
In de zitting van den Gemeenteraad van heden heeft de Burgemeester
de ontvangst medegedeeld van het rapport der Commissie in zake het belas
tingstelsel, en is besloten dit stuk te stellen in handen van de Commissie
van Fi nan tie.
Wij nemen de vrijheid onze lezers met een woord opmerkzaam te
maken op het Prospectus en Proeve van het in waarheid heerlijk uitgevoerd
kostbaar prachtwerk Die Romanowzijnde de geschiedenis van het Rus- j
sischc Keizershuis, gedrukt op parkement papier, met fraaijc randtekenin
gen in kleurendruk; uit te geven bij G. A. Pönicke te Leipsighetwelk de j
hezigliging bij den Heer Mendelthans in de Lion d'Or, in de daad ovcrwaar- j
dig is. Plaatsgebrek gedoogt niet er thans meer van te zeggen. [Zie de Adv.)
Te Dordrecht is eergisteren eene woning aan de Nieuwe Haven afge- j
brand. De vrotiw des huizes, dié slechts 5 dagen oud kraams was, lieefl
bij afwezigheid van haren echtgenoot een groot gevaar doorgestaan. Hel is
ecluer gelukt moeder én kind uit de vlammen te redden.
De lieer J. Groenendijk, dezer dagen te Alkmaar overleden, heeft aan
het Hervormde Kerkgenootschap en aan het Ilerv. Diaconiehuis aldaar elk
eene som van ƒ1500 vermaakt.
Uit Nijmegen wordt het volgende gemeld: Maandag 11. had met mi
litaire eer, de plegtigc begrafenis plaats van den Sergeant Haase en den
kanonier IJsseling, beide behoord hebbende tot het 3jc regement vesting
artillerie, door het noodlottig voorval in de werkplaats der artillerie alhier,
omgekomen. De lijkstoet, vergezeld van eene onafzienbare menigte, werd
voorafgegaan dóór een piket infanteristen en de muziek der infanterie zoo
wel als der artillerie en gevolgd door schier al de Iioófd- en Onder-Officie
ren benevens een groot gedeelte der manschappen van de bezetting, terwijl
de beide achter elkander volgende Ijjkkisten grafwaarts gedragen werden
door de oudste meest verdienstelijke kanoniers van gemeld regement. Op
het kerkhof werd bij de geopende graven in krachtige en roerende taal hel
woord gevoerd door den Sergeant-Facteur der artillerie Somotden Heer
Sickens Boelens, Pred. der Herv. gemeente, vervolgens door den Sergeant
der inf. Lenling en eindelijk door den Kapt. der artiil. den lieer Mossel-
mans; alle welke toespraken handelden zoowel over de verdiensten der over
ledenen als over de vreeselijke gebeurtenis, die hunnen dood ten gevolge had.
In den afgeloopen nacht is in het garnizoens-hospitaal als derde slagt
offer overleden de kanonier Jan Rosse, die eené belangrijke kwetsuur aan
den schedel bekomen had, zijnde hem een stuk der gesprongen gi'enaten in
liet hoofd doorgedrongen. De toestand der overige lijders is naar omstan
digheden wel.
Uit genoemde stad worden steeds klagten aangeheven over de verzakkin
gen die langs de kade aan de Waal en op andere punten plaats hebben,
en die meer en meer zorgwekkend worden. Men veronderstelt dat hel
tegenwoordig voorbeeldelooze lage water die verzakkingen zeer begunstigt.
Dingsdag 11. hebben de Hoofd-Iiigenieur Fijnje en twee andere Ingenieurs
van den waterstaat een onderzoek gehouden.
Het ontwerp van wetter heffing eener plaatselijke belasling op hel
gedistilleerdbevat hoofdzakelijk de volgende bepalingen
Met afwijking der bepalingen van art. 246 der gemeenteweten van het
2Je lid van art. 250 dier wet, voor zooveel het gedistilleerd betreft, wor
den, vóór elke andere belasting, ten behoeve der gemeenten, opcenten ge
lieven, ten bedrage van 100 voor het binnenl. gedistilleerd, van 60 voor
liet builenl. gedistilleerdbehalve de likeurenen van 40 voor deze.
De voorschriften ter verzekering van de invordering der in art. 1 vermelde
belasting worden, met afwijking van art. 257 der gemeentewet, door Ons,
in overeenstemming met de andere toepasselijke bepalingen van den O11™ titel
dier wet, bij maatregel van algemeen bestuur vastgesteld.
Voor elk biljet door de Rijks-Ontvangers, ingevolge die voorschriften,
in verband met de bepalingen omtrent de invordering van den rijks-accijns
af te geven, wordt hun door de betrokken gemeenten 2j cents uitgekeerd.
Met afwijking der bepaling van art. 243, lste alinea, der gemeentewet,
kan in gemeenten, waar het gedistilleerd belast is, eene plaatselijke directe
belasting op de slijters, lappers, enz. geheven worden naar hun debiet.
Hel bedrag dier belasting wordt niet hooger opgevoerd dan lot de helft
der somdie de in art. 1 dezer wet aangewezen belasling geacht kan wor
den in de gemeente op te brengen. 1
Bij de Tweede Kamer is dezer dagen de memorie van beantwoording
der Regering op verscheidene Hoofdst. der begrooting ontvangen, in welke zij
naar aanleiding der aanmerkingen bij de optreding van 't nieuwe Ministerie,
in den aanhef der memorie op Hoofdst. I, hoogst belangrijke verklaringen
aflegt, waarvan wij hier, zoo veel onze ruimte gedoogthet meest hoofd
zakelijke laten volgen:
»De optreding van hel Ministerie werd gezegd heeft bij velen in den
lande ongerustheid verwekt." Hier tegenover mag men met reden vragen:
hoe is die ongerustheid te weeg gebragt? Was er eenigc regeringsdaad die
daartoe aanleiding gaf; of wel; heeft men zich beijverd aan het nieuwe
Kabinet allerlei voornemens toe te dichten, om kunstmatige ongerustheid
hij de bevolking op te wekken? Die ongerustheid is zij, voor zooverre zij
bestond, niet van lieverlede verdwenen, naar male men de nieuwe Minis
ters aan het werk gezien heeft cn met hunne inziglen is bekend geraakt?
Er scheen grond van twijfel te bestaan of zij wel den gewenschleii
ijver koesterden voor de ontwikkeling onzer constitutionele instellingen"
zegt hel verslag. De Regering heeft, bij monde van den lijdelijken Voor
zitter van den Ministerraad, 24 Sept. jl. de verklaring afgelegd van den
hoogslen eerbied voor en de grootste gehechtheid aan onze grondwettige
instellingen. Zoolang een mannenwoord nog eenig geloof verdient
voegde diezelfde Minister er bij kan men zich gerust er bij neder leg
gen dat bij dit Kabinet geene gedachte bestaat om een haarbreed van de
Grondwet af te wijken." Na deze stellige verklaring kan er geene onze
kerheid bestaan over de gevoelens der hoofden van de departementen van
algemeen bestuur ten opzigle eener getrouwe naleving der Grondwet.
Men vraagt of het Gouvernement zijne kracht wel zoeken zal in hel ge
meen overleg mei de wetgevende Kamers." De Regering stelt Imogen prijs
op dit gemeen overleg. De Ministers hebben het vaste voornemenmet ge
matigdheid cn bezadigdheid en met ler-zijde-sielling van persoonlijke gevoe
ligheid, van hunnen kant alles te doen, wat hel gemeen overleg kan be
vorderen. WcHigl zouden zij met ccnigen grond kunnen vragenof de
verslagen over de Slaatsbegroolingen van 1857 uitgebragt wel over het alge
meen de blijken dragen dat de bevordering van dit gemeen overleg ook
door de Tweede Kamer wordt beoogd. Doch op welken hoogen prijs het
Gouvernement het gemeen overleg met de wetgevende Kamers ook stellen
moge, niet onopgemerkt mag men laten dat geene Regering daarin uilslui
tend hare kracht kan zoeken. In eene trouwe handhaving van al wal regt
en billijk is; in een ernstig onderzoeken en bevorderen van de belangen
des volks; in een gedurig streven om bij alles, wal men verrigt, de lioo-
gcre beginselen, die den menseh in alles leiden moeten, niel uit hel oog te
verliezen; en eindelijk in eene trouwe en eerlijke zamenwerking met het
Hoofd van den Slaat, moeten de Ministers niet minder hunne kracht zoe
ken dan in een gemeen overleg hiel de wetgevende Kamers.
Ten slotte is. naar het oordeel der Regering, geen gemeen overleg mo
gelijk, tenzij elk staatsligchaam zich streng houde op liet terrein aan het
zelve door de Grondwet en de wetten van den Staat aangewezen. Wan
neer een deel der Volksvertegenwoordiging onverhoopt mogt streven om zich
op het gehied der Regering te bewegen en deze meer cn meer te verdrin
gen zou het gemeen overleg daardoor zeer benadeeld wordenja zelfs zou
de Regering, die zich daar niel tegen verzette, haren pligt niet vervullen
en voor de belangen des volks slecht Waken.
In het voorloopig verslag wordt ook de twijfel geopperd: »of bij het
Gouvernement niet ue neiging hcerschle om zekere kerkelijke kleur aan te
nemenof althans verlangens en wenschenop kerkelijk terrein geuit, te
bevredigen." Een Gouvernement, dal verklaard heeft geene exclusive poli
tiek te willen aannemen, dat verklaard heeft eene verzoenende staatkunde
te willen voorstaandoor zich te stellen boven de partijenkan uit den
aard der zaak evenmin eene kerkelijke als eene politieke kleur aannemen
die altijd min of meer uitsluitend zijn en bel bestuur in eene der partijen
zon overbrengen.
Regt voor allen de leus van bet Kabinet zijnde, zoo moet het in de eer
ste plaats de zware en moeijelijke taak vervullen, te zorgen, dat ook op
kerkelijk terrein een ieder blijve binnen de grenzen door de wet afgebakend;
bel zal dus geene verlangens of wenschen, op kerkelijk terrein genit, be
vredigen, tenzij de billijkheid dit medebrenge en de regten van anderen
daardoor niet gekrenkt of verkort worden.
Zoo de ijverige voorstanders van het nieuwe Bewind builen de Kamer er
het meest toe hebben bijgedragen om eene zekere beduchtheid in dit opzigt
levendig le houden, gelijk men in het Voorloopig Verslag beweert, het Mi
nisterie kan daar niet aansprakelijk voor gesteld worden. Zijne gevoelens
en inziglen wil het zelf openbarenaan geene anderen heeft het daartoe
last gegeven.
Op bepaalde vragen aan de Regering gerigt, is zij steeds bereid bepaald
le antwoorden. Tegenover gissingen en onderstellingen is bet bezwaarlijk
anders dan algetnecne antwoorden le geven Want, dit moet niet uil het
oog verloren worden, de meeste grieven, die men legen dit Kabinet in het
midden brengt, en waarvan deze paragraaph van het verslag eenigzins een
weerklank is, berusten niet op feilen, niet op hetgeen hel Ministerie ge
daan heeft of verklaard heeft te zullen doen, maar op hetgeen men op ei
gen gezag heeft goedgevonden te gissen dat het voornemens zou knnnen
zijn ten eenigen tijde te doen.
Niet eens zegt het verslag verder heeft de Kamer tot nu toe af
doende opheldering ontvangen omtrent de inziglen der Regering ten aanzien
der regeling van het lager onderwijs." Men vergeet daarbij dat de Rege
ring de bepaalde toezegging heeft gedaan, niet alleen de wet op het lager,
maar ook op het middelbaar en hooger onderwijs, als daarmede in naauw
verband staande, in den loop dezer zitting aan te bieden. De Regering z;ct