LEYDSCHE COURANT. N°. 89. VRIJDAG 25 JULIJ. De Courant wordt Maandag, Woensdag en ■Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt ■uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke Hommers worden tegen 10 Centen afgegeven. RINNENLANDSCHE BE RUITEN. LEYDEN24 Julij. Uit hoofde van de uitgebreidheid van het Verslag van de zitting van den Gemeenteraad van hedenzijn wij genoodzaakt de mededeeling daarvan nog maals tot een volgend nommer uit te stellen. Onder de kermis-uitspanningen verdient die van den lieer Louis Figer, I de aandacht van alle liefhebbers der goochelkunst. Zijne voorstellingen in de Ooslersche tooverkunst bestaan in de uilgezochtste loeren. Men vindt hier verscheidene nieuwighedenen de behendigheid des kunstenaars is in de daad verwonderlijk. Daarenboven is hij in bezit van velerlei zilveren en vergulde toestellen hem door den Sultan geschonken. Bij de reeds gege- vene voorstellingenmogt hij de meeste toejuiching verwerven. Zijne goochelkunsten zijn zoo ondoorgrondelijk, dat lijj in de midden-eeuwen zeker als een toovenaar geregtelijk zou verbrand zijn. Eergisteren middag werd liet 5-jarig zoontje van II. Starre, in de Bakkerstecg alhier, vermist. Aanvankelijk dacht men dat het door het ge woel van de kermis afgedwaald zoude zijnmaar na eenige uren in angst te hebben doorgebragt, verkregen de ouders de zekerheid dal hun lieveling in den Ouden Rijn was verdronken, waar men zijn petje drijvende had gezien en ook later het lijkje werd gevonden. Vermoedelijk is hel kind al spelende in het water gevallen. De ouders zijn ontroostbaar. De proeven van boekdruk met kleuren, door de Maatschappij ter be vordering der Nijverheid met de zilveren medaille bekroond (zie ons vorig nommer) waren ingezonden door de liII. Metzier en Basting te Amsterdam. Omtrent den brand in het Werkhuis te Amsterdam deelt de A. C. het volgende medeDe brand is ontstaan op eene der vlieringenwaarop vlas en pluiswerk geborgen was, die dadelijk zoo hevig toenam, dat hij ook naar de andere vlieringen oversloeg en alles in vlam zette. Twee der in het geslicht aanwezig zijnde spuiten zijn dadelijk in werking gehragt, waarbij nog 13 der stads-spuiten werden aangevoerd en in werking gehragt, zoodat men ten ruim 6 ure den brand in zoo verre meester werd, dat hij zich bij de vlieringen, zolders ep mannen-slaapzalen bepaalde. Een groot gedeelte der bovenste verdieping van het gebouw en vele goederen zijn ver nield, hetwelk de schade nog al aanzienlijk maakt. De daarin gehuisveste personen, zoowel valide als invalide, zijn dadelijk naar den tuin van het gebouw overgebragt, van waar de zieken naar het Binnen-gasthuis ver voerd en de overigen naar de kazerne Oranje-Nassau gebragt zijn, alwaar zij thans zijn gehuisvest. De orde is niet gestoord geworden en geene menschenlevens of ongelukken heeft men te betreuren. De oorzaak van den brand is onbekend; men vermeent dat hij welligt kan ontslaan zijn door een leltkaadje op den zolder en het nat worden van het aldaar geborgen vlas, waardoor broeijing is ontslaan. De fundering voor eene brood- en meelfabriek te Amsterdamdoor de Vereeniging voor Volksvlijt aldaar op te rigten, is aangenomen door den Heer J. Rietsnijdcr, voor ƒ7680. Te Naarden heeft mendoor den nood gedrongenten derde male eene collecte voor de herstellende typhns-lijders aldaar, gehouden, daar voortdurende zwakte hen belet hunne bezigheden te hervatten. De St. Cour. geeft de navolgende opheldering omtrent het schieten op de treinen van den Rijnspoorweg nabij de Pruissische grenzen. Na gedaan reglerlijk onderzoek is bevonden dat zekere bouwman Jansenonder Oud- Zevenaar, in den avond van den dag zijn zoon met zijn knecht had uitge zonden, om des nachts bij een afgemaaid stuk koolzaad te waken, dat beide zich daartoe hadden voorzien van een pistool en kruid, en deze, uit baldadigheid, hunne pistolen, alleen met kruid geladen, bij het passeren dier treinen hebben afgeschoten. Het te Kampen gevestigde Instructie-batailloir heeft het kamp in de nabijheid dier stad betrokken. Te Harlingen is op 16 Julij door de stoomboot Ilarlingen uitgevoerd: 408*. boter, 1156 kanter kazen, 24 balen vlas, 1 last gerst, 45 last haver, 12 koeijen, 162 kalveren, 204 schapen, 24 lammeren, 104 varkens, 12 zakken aliekruiken; en op 19 Julij door de Lion: 3221 boter, 145 last haver, 250 kanter kazen, 16 zakken aliekruiken, 3 last gerst, 126 koeijen, 145 kalveren745 schapen en lammeren468 varkens. Volgens berigt uit Groningen, zal de verbinding der Groninger kana len langs ter Apel met de Eems, verwezentlijkt worden. Iets hetgeen reeds lang gewenscht is en gunstig op handel en verkeer zal werken. Naar men verneemt zullen 's lands fregatten de Ruytcr en Doggers- bank in den aanstaanden winter weder een kruistogt in de Middellandsche zee doen. Terwijl hier gedurende de maanden Mei, Junij cn Julij als 'tware October-weder heeft geheerscht, is het in Noord-Amerika zoo drukkend warm, dat de thermometer zelfs des nachts boven 32° Reaumur, 90° Fahrenh. blijft, zoodat ook deze geene verkwikking aanbrengt. Vervolg onzer mededeelingen uit liet Verslag van Gcd. Staten aan de Slaten onzer Provincie (zie ons nommer van Vrijdag II.) Hoofdstuk VIII. Armwezen. Toestand van het armwezen. Bij de duurte der aardappelen cn de steeds voortgaande verhooging der prijzen van schier alle andere levensbehoeften, zijn de gewone dagloonenwelke vroeger vol doende waren, thans meestal niet toereikende, om den arbeider in staat te stellen, in de behoeften van zijn soms talrijk gezin te voorzien, liet is een treurig verschijnseldat bij steeds vermeerderende bronnen van be staan, en buitengewone welvaart van zoo velen dikwerf drukkende armoede wordt aangetroffen bij ben, die liet noch aan arbeidzaamheid en vlijt, noch aan inspanning ontbreekt, om even als vroeger, de milddadigheid van arm besturen of bijzondere personen te kunnen blijven ontberen; hier en daar is wel neiging tot verhooging der werkloonen bij openbare werkendoch meestal trachten zij die het doen verrigten, dit voor het gewone loon te doen uitvoeren, voornamelijk ten platte lande, alwaar vele landbouwers, wier bedrijf in de laatste jaren zulke buitengewone voordeden afwierp, er niet toe te bewegen zijnom hunne arbeiders eenige verhooging van loon toe te kennenofschoon zij nu en dan verpligt zijnlijdelijk daartoe over te gaan. De geldelijke toestand der armbesturen was echter in den aanvang van 1855, over het algemeen niet ongunstiger dan in 1854. Na overweging van de verschillende verslagen omtrent de werking der wet van 28 Junij 1854, in 1855, is hel gebleken dat zij gunstig werkt, vooral omdat hel daarin vooruitgezette beginsel, dat de armenzorg aan de kerkelijke en bijzondere liefdadigheid wordt overgelaten, en de geheele vrijheid daarbij aan de ker kelijke armbesturen toegekend, deze dikwerf heeft doen afzien van subsi- dien uit de gemeentekassenwelke ook bij die armbesturen niet zelden aan leiding gaven tol hel ligtvaardig verstrekken van bedoeling. Wij mogen echter niet verzwijgen, dat de verwachting, dat de aan de kerkelijke armbesturen verzekerde vrijheid deze zou opwekken, om de armen hunner gemeenten pljglmatig te verzorgen, ondanks alle daartoe aangewende pogingen van de zijde der gemeentebesturen, zich niet overal heeft verwezenlijkt. Door een aanzienlijk aantal gemeentebesturen is gewezen op een niet te miskennen bezwaar, voortvloeijcnde uil het verschil van beginsel, bij de wet en de synodale en parochiale reglementen, ten aanzien van het onder- I stands-domicilie aangenomenvermitsvolgens de wetde geboorteplaats en volgens de reglementen de verblijfplaats als zoodanig wordt aangewezen. Nog een ander bezwaar ontstaat uit liet groot aantal behoeftigen, tot de Hervormde kerk bchoorende, welke geene lidmaten dier kerk zijn, met welker ondersteuning sommige diaconien zich niet inlaten. De subsidien, waardoor niet alleen voet wordt gegeven lot liglvaardige bedeelingenver strekt aan personen, die in staat zouden zijn, door eigene krachtsinspan ning in hun onderhoud te voorzien, maar ook bovendien de bijzondere liefdadigheid wordt tegengewerkt, zijn weder ingekort. Hoever men met de trapsgewijze vermindering der subsidien zal kunnen gaan, is vooralsnog niet te bepalen, maar wanneer wij letten op de reeds aanvankelijk verkregene uitkomsten gedurende een tijdvak, dat zich geens zins door gunstige omstandigheden des tijds heeft gekenmerkt en op het loffelijk voorbeeld door het diaconie-armbestuur der Hervormden te 's Gra- venhage, hetwelk tot in 1854 met 17.000 gesubsidieerd werd en na de invoering der wet daarvoor bedankt heeft, zonder zich aan eenige zijner verpligtingen te hebben onttrokkendan mogen wij hopendat eenmaal het tijdstip kan worden te gemoel gezien, waarop de subsidien, ten minste aan de kerkelijke armbesturenzullen kunnen vervallenmits men met kracht de hand houde en pogingen aanwendt lot bereiking van het bij art. 20 der wet uitgedrukte doelwaardoor de hier te lande steeds beslaande geest van weldadigheid, welke zich door deelneming aan menigvuldige bij zondere menschlievende vereenigingen zoo gunstig doet kennenwederom eene betere rigting zal aannemen; terwijl dan ook de giften, die ten ge volge van het subsidiestelsel langzamerhand eene andere bestemming erlang den voor de door de kerk en gemeente ingestelde armbesturenwederom even mildelijk zullen vloeijen als vroeger het geval was. De slotsom dezer beschouwingen is alzoo, dat de wet, met uitzondering alleen van hetgeen hiervoren, ten aanzien van art. 41 en de daaruit voort- vloeijende bezwaren is gezegd, allezins gunstig werkt en in het vervolg steeds gunstiger resultaten belooft. Met voorbijgang van Hoofdstuk IXopenbare veiligheid en gevangenissen en Hoofdstuk XRijksmiddelenals minder belangrijks opleverendegaan wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 1