De Aartsbisschop van Milaan heeft den bijstand der Regering ingeroepen tegen de wederspannige uitgevers, maar hieraan is geen gevolg gegeven, zoodat nu reeds de Geestelijkheid aan de Regering, die aan de drukpers nog eenige vrijheid wil laten, de niet-handhaving van het Concordaat verwijt. au ii an a. Een opzigter van het militair hospitaal van Kowno, is vervallen ver klaard van den adelstand en tot soldaat gedegradeerd, omdat hij zich we- derregtelijk met de penningen van het Rijk en van bijzondere personen verrijkte. De Keizer wil, dat soortgelijke schandelijke misdrijven streng worden gestraft. Te Petersburg zijn onlangs inrigtingen tot stand gekomen om aan de behoeftigen warme spijzen tot geringe prijzen te verschaffen. Voorloopig bestaan er reeds 6, welke voor 3' kopek zilver, soep en grutten met boter benevens 1 pond roggebrood en een kan kwas (eene soort van bier) leveren. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEYDEN doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente in zijne Vergadering van den 20 December IS55 is vastgesteld de volgende VERORDENING voor de vrijheidveiligheid en reinheid van straten, pleinen, brug gen, singels en andere plaatsen in de Gemeente Leyden. Art. 1. Ingeval eenig gebouw de kenteekeneu van bouwvalligheid vertoont of wel voor de naburige gebouwen of de voorbijgangers gevaarlijk is geworden bevelen Burgemeester en Wethouders de herstelling of verbetering van zoodanig gebouw door den eigenaar binnen een bepaalden tijd te bewerkstelligen. Ka verloop daarvan zonder dat aan dien last vol daan is, of zelfs voorloopig, nemen Burgemeester en Wethouders zoodanige maatregelen, als zij voor de veiligheid der voorbijgangers en der naburige gebouwen noodig oordeelen. Art. 2. Alle gebouwenaan pleinen, straten, stegen, gangen of poorten uitkomende, moeten van goede goten, loopende langs het dak en van daar naar beneden op de straat, voorzien zijn. Kiemand mag het water van zijn dak langs de muren op den publieken «r ion cl doen aüoopen. Art. 3. Gcene woonhuizen mogen ingerigt of gebruikt worden tot pakhuizen, tol berg plaatsen van granen of van andere goederenof tot werkhuizenfabrieken of stallingen zonder voorafgaande vergunning van Burgemeester en Wethouders. Deze vergunning wordt verleendwanneer bij onderzoek van het pand en na verhoor of oproeping der burenvoldoende is geblekendat het sterk geiioeg is voor het bedoelde oogmerk, en de naastbelendende gebouwen door zoodanig gebruikafwijkende van de laatste bestemming van het pand niet zullen worden gehinderd of benadeeld. Bijaldien zonder vergunning of na weigering daarvan, zoodanig woonhuis als pakhuis, werkhuis, fabriek of stalling wordt gebruikt of hiertoe aangelegdmoet dat pand dadelijk na gedane aanzegging van wege den Burgemeester, weder in een' bewoonbaren staat ge- bragt wordenen wordt al hetgeen daarin bereids in strijd met deze verordening mogt geplaatst zijn, des noods van Gemeentewege weggevoerd. Art. 4. Geene gebouwen mogen aan eenige pleinen, straten, stegen, gangen, poorten of aan het water gebouwd worden,zonder voorafgaande vergunning van Burgemeester en Wethouders. Deze nemen ten spoedigste den grond opwaarop men voornemens is een gebouw te plaatsen, en voegen bij het geven van de vergunning zoodanige bepalingen als met het belang der ingezetenen in het algemeen en met dat der naaste buren in liet bijzonder overeenkomen. Art. 5. Hel is verboden het zand, dat bij herstelling der straten daarop gestrooid wordt, gedurende de vier eerste weken daar af te vegen; zoo mede de stralen te schrobben of met water te overgieten zoolang het vriest. Men is verpligt bij het plaatsen van mest vóór keldergaten bij vorst, dien zoo te leggen dat de passage niet belemmerd wordt, terwijl die bij het doorgaan van den dooi dadelijk moet worden opgeruimd. Elk bewoner of bruiker van een pand is verpligt, bij gladheid der straten, op aanzeg gen van wege den Burgemeester, dadelijk zand, asch of turfmolm op de geheele breedte der kleine straatsteenen te strooijen zoo ver als elk huis of erf zich langs de straat uit strekt, en in voldoende hoeveelheid om de gladheid weg te nemen; verder, bij het werpen van sneeuw uit goten of van daken, verhevenheden en binnenplaatsen, zorg te dragen dat dit geschiede zonder belemmering van de passage en zonder gevaar voor voetgangers of rijtuigen, en dat de uitgeworpen sneeuw dadelijk in de naas-bijzijnde gracht worde ge- bragt. Het werpen der sneeuw van de stoepen op de straat of van de kleine steenen op de groote steenen is verboden; terwyl bij doorgaand dooiweder, op aanzeggen van wege den Burgemeester, door den bewoner of bruiker van eenig pand, al de sneeuw van de straat, zoo ver als elk gebouw of erf zich daar langs uitstrekt, ter geheele breedte van de straat, zoo zij aan eene zijde, en ter halver breedte, zoo zij aan beide zijden bebouwd is, moet opgeruimd en in de naastbijzijnde gracht gebragt worden. Art. 6. Kiemanl mag vloerkleeden of tapijten buiten zijn erf uitkloppen, dan op de plaats daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen. Op de straat mogen alleen des morgens vóór tien ure matten, karpetten en kleine kleeden worden uitgeslagen. Art. 7. Het is, behoudens het aan- of wegvoeren van goederen verboden de straten wallen, pleinen, bruggen, singels of andere plaatsen in deze gemeente te beleggen of te bezetten met slaglvee of dit op den openbaren weg te slagten. Insgelijks is verboden ge melde plaatsen te beleggen, bezetten of behangen, hetzij met materialen, kleederen vel len garensdekens of andere slofTenhetzij met werktuigen of gereedschappen om een bedrijf uit te oefenen. Bij uitzondering kan, om bepaalde redenen, door Burgemeester en Wethouders, uiterlijk tot wederopzeggings toe, en volgens de bepalingen van een tarief door den Gemeenteraad vastgesteld, verlof tot afwijking van vorenstaanden regel worden verleend, binnen zekere grenzen en in elk geval zonder nadeel voor het publiek of voor de buren in het bijzonder. Bij misbruik van het verkregen verlof wordt het ingetrokken en aan denzelfden persoon niet weder verleend. Ingeval voorwerpenals bovengenoemdzonder vergunning op gemelde plaatsen gelegd gezet of gehangen, niet op de eerste waarschuwing van wege den Burgemeester gedaan, zijn weggeruimd worden zij van Gemeentewege weggevoerd. Art. 8. Het is echter een ieder geoorloofd, gedurende eenigen bouw of eenige herstelling aan zijne panden, de noodige steigeringen te stellen, de openbare straat en grond voor een gedeelte te bezetten en tot het nederleggen zijner materialen te gebruiken, mits hierdoor de passage van de straat, steeg of gracht niet worde gestoord of ongemakkelijk gemaakt, en men zich gedrage naar de aanwijzing van den Gemeente-Architect. Ingeval voor den bouw of de herstelling het afsluiten eener steeg gedurende eenige dagen noodig is, kan de ver- 2 gunning hiertoe door den Burgemeester op schriftelijk verzoek, worden verleend. Wanneer voor het ruimen van een riool, waterleiding of ander werk het opbreken van de straat noodig is, moet alvorens daartoe over te gaan het verlof van den Architect zijn verkregen, en het gemaakte gat vóór zonsondergang behoorlijk zijn digtgemaakt, of ingeval zulks niet mogelijk is, voor de veiligheid der passagevolgens bepalingen van den Architect, behoor lijk worden gezorgd. Art. 9. Zonder bevel van wege het Gemeentebestuur, mogen uit de bestratingen der Gemeentegeene steenen losgebroken wordennoch losliggende steenen verplaatst of in het water of op het ijs geworpen. Op plaatsen waar walpalen in de nabijheid zijn mo gen om geenerlei redenen pennen of staken tusschen de straatsteenen worden gestokennoch touw of ketting om boom of brugleuning geslagen. Art. 10. Het is verboden kalk, steenen, afbraak, puin, uitgedolven grond, hooi, stroo, asch, vuilnis, afval van groenten, roet of eenigerlei mest op de straat of in de grachten te werpen, of vloeibare meststoffen op de straat te laten afloopen. Als hoefslagen tot het nederlcggeu van puinwaarop niet anders en in het bijzonder geen asch, loet, takken, krullen of eenigerlei meststoffen mogen worden gelegdworden aangewezen Wijk I. K°. 1. Galgewater, aan den nu afgesloten doorgang. 2. Groenhazegrachtaan het eind bij de Kweekerij. 3. Rapenburg, aan de Cellebroersgracht. 4. Vliet, aan de Bakkersteeg. Wijk II. 5. St. Jacobsgrachtbij de Hoefstraat aan den Vest wal. 6. Zijdgrachtaan de Raamsteeg. 7. Geeregraeht, aan de Binnenvestgracht. 8. Levendaal, vóór de Pakstraat. Wijk III. 9. Kieuwe Rijn, aan de Kraaijerstraat. 10. Levendaal, vóór de Koenesteeg. Wijk IV. 11. Vischmarkt, ter zijde van de Fontein. 12. De Rijn of Booniuiarktbij de Kabbeljaauwsteeg. 13. Rapenburg, achter de balie van de Langebrug. Wijk V. 14. Binnenvestgrachtvóór de Kruisstraat. 15. Beestenmarkt, aan de IJzerengracht. 16. Korte Langegracht zuidzijde, bij de Scheislraat. 17. Korte Langegracht noordzijde bij de Scheistraat. 18. Oude Singel, aan de Zandstraat. 19. Langegrachtaan de Brandewijnsgracht. 20. Langegracht, vóór de 24 huizen. 21. Langegracht, aan de Oostdwersgracht zuidzijde en Koolgracht noordzijde. Wijk VI. 22. Stille Rijn, aan de Korte Mare. 23. Marendorps-achtergrachtaan de Bouwelouwesleeg. 24. Mare, aan de Spijkerboorsleeg. 25. Oude Vestaan de Koestceg. 26. Rijn, bij de Schapensteeg. Wijk VII. 27. Heerengracht, aan de Kerkstraat. 28. Middelweg, aan den Ouden Rijn. 29. Hooglandsche Kerkgraehtaan den Ouden Rijn. 30. Kieuwe Rijn, aan de Beschuitsteeg. Wijk VIII. 31. Zuidsingel, aan de Kijfgracht. 32. Oranjegrachtaan de Groenesleeg. 33. Havenaan de Hooimarkt. Het is verboden des Zalurdags namiddags na vier ure puin op de hoefslagen te brengen. Art. 11. Alle puin, aarde, klei, uitgedolven grond of diepgoedhetwelk van de erven of gronden van particulieren gehaald wordt, moet dadelijk uit het huis of erf, waaruit of waarvan het afkomstig is, in de vaartuigen voor den vervoer bestemd geladen worden, zonder dat de bedoelde speciën op stratenpleinen erven of hoef- slagen langer mogen worden gelegd dan voor de inscheping noodzakelijk is. Als dergelijke speciën op Gemeentegrond gevonden worden en niet op de eerste waar schuwing weggeruimd zijnworden zij dadelijk van Gemeentewege weggevoerd. Art. 12. Alle puin, aarde of klei in straten, stegen op pleinen of op besloten en ovcr- wulfde grachten voorkomende, mag aldaar niet blijven liggen, maar moet dadelijk worden vervoerd. Art. 13. Iemand begecrende zijn puin of uitgedolven grond vooe eenigen tijd op de wal len aan grachten of wateren te laten liggen verzoekt hiertoe vooraf vergunning van den Burgemeester, die hem deze vergunning voor een korten en bepaalden tijd kan geven. Als deze tijd verstreken is, wordt het bedoelde puin of de uitgedolven grond, die door den eigenaar niet weggeruimd is, dadelijk van Gemeentewege weggevoerd, tenzij, met vol doende redenen, in tijds de onmogelijkheid der wegruiming worde aangetoond, als wanneer een nader kort uitstel door den Burgemeester toegestaan wordt. Art. 14 Ingeval straten, grachten of pleinen, op welke jaar- of weekmarkten gehouden worden, met puin of met uitgedolven grond moglen bezet zijn, moeten die speciën steeds vóór het houden der markten zijn weggeruimd, en wel van plaatsen, waar de jaarmarkten gehouden worden ten minste acht dagen vóór het begin daarvan. Ingeval puin of uitgedolven grond, na dien tijd, op voormelde plaatsen gevonden wordt, geschiedt het wegvoeren dadelijk van Gemeentewege. Art. 15. Ieder, die eenige bepaling dezer verordening heeft overtreden, wordt voor zoo ver niet daartegen is voorzien bij art. 471 Code Pénalgestraft met eene geldboete van één tot vijf en twintig gulden en met gevangenis van een tot drie dagen te zamen of afzonderlijk, terwijl het van Gemeentewege volgens bovenstaande bepalingen weggevoerde wordt verbeurd verklaard. Art. 16. De Commissarissen van Policie de Gemeente-Architect, de Opzieners en Rooi meesters worden bij deze gelast tegen de overtredingen dezer verordening te waken en daar van bij behoorlijk proces-vei baal te doen blijken. Yastgesteld door den Raad der Gemeente Legdenin de Openbare Vergadering van den 20 December 1855. De Burgemeester van LIMBURG STIRUM. De Secretaris v. FUTTKAMMER. Zijnde deze Verordening aan de Gedeputeerde Staten van Zuidhollandvolgens hun be- rigt van den 28 December 1855 LA. B. K°. 7005 1 Afd.) G. S. N°. 26in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 10 Januarij 1856. Burgemeester en Wethouders van Leyden van LIMBURG STIRUM. De Secretaris v. FUTTKAMMER, Volgens hel dagboek van Vorst GortschakofT zijn in den nacht van 5 op 6 December pogingen gedaan om den vijand bij Sebastopol te verrassen die echter door zijne waakzaamheid zijn verijdeld. De Luitenant Dolgou had met 4 booten nabij het fort Paul naar de dokken willen doordringen maar moest zijn plan, even als dat om de brug over de zuidbaai in brand te steken, opgeven. Uit Odessa wordt gemelddat aldaar de Generaals Graaf Osten-Sacken de Chef van den Generalen Staf van het leger in de Krim, Kotzebue en Liprandi uit NikolajefF, zich tot een krijgsraad vereenigd hebben. TU2SRÏB. De Fransche Gezant heeft op 31 December in een plegtig gehoor aan den Sultan de orde van het Legioen van Eer overhandigd. De Sultan heeft hij deze gelegenheid al het gewigl van zijne aanneming eener vreemde orde doen uitkomen. Uit het verslag van den Minister van Financiën aan de Commissie van controle over de geldmiddelen blijkt, dat Turkye in 28 maanden (27 Mei 1853 lot 27 Dcc. 1855) aan buitengewone oorlogskosten omtrent 89 milüoen gulden heeft uilgegeven. In dit tijdsverloop heeft die Regering hij voort during moeien voorzien in het onderhoud van 250,000 man. In de haven van Konstanlinopel heerschte groote drukte, er werden door elkander dagelijks twee schepen met oorlogsbehoeften voor de Aziati sche haven Soekoem-Kaléten noorden van Erzeroem uitgerustbinnen welke vesting de Sultan aanzienlijke strijdkrachten schijnt te willen zamenlrekken. Men houdt het gevaar voor Erzeroem gewekendaar de Generaal Mu- ravieff in zijne bewegingen wordt belemmerd, door de groote hoeveelheid sneeuw, in die streken gevallen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1856 | | pagina 3