VERORDENING op de invordering der verhoogde belasting van reeds veraccijnsde doch niet in ver bruik gekomen goederenen op de in vordering der belasting van het binnen- en buitenlandseh gedistilleerdde bin nen- en bui ten land se he likeurenwelke op den dagwaarop het nieuwe plaat selijk belastingstelsel in werking zal komenopgeslagen zullen zijn in plaat selijk doorloopend er edict. Art. Van den bij handelaars, neringdoenden en fabriekan ten op den dag, waarop het nieuw plaatselijk belas tingstelsel in werking zal komenaanwezigen en reeds tot het tegenwoordig bedrag voor de gemeente verac- cijnsden voorraad van wijn, fruitwijn, kunstwijn, binnen- en buitenlandseh gedistilleerd, binnen- en builenlandsche likeuren en andere vermengde alcohol bevattende dranken, waarvan de sterkte of gehalte niet op de gewone wijze kan bepaald worden, moet de verhoogde belasting worden bijbetaald; bedragende elke honderd kannen meerdere of mindere hoeveelheid naar evenredigheid wijn, fruitwijn en kunstwijn, vijf guldens; binnenlandsch gedistilleerd, re# guldens; buitenlandse!) gedistilleerd, acht guldens; builenlandsche likeuren, drie guldens; punscb, zes guldens tien cents; gezoete binnenlandsche likeuren, vier guldens twee en twintig cents; en voor andere vermengde alco hol bevattende dranken, waarvan de sterkte of gehalte niet op de gewone wijze kan bepaald wor denvijf guldens, t waalf cents. Bij het binnen- en buitenlandseh gedistilleerd wordt de sterkte berekend op tien graden; bij meerdere of mindere sterkte wordt naar evenredigheid betaald. Art. 2. Van dien voorraad moet door de handelaars, ne ringdoenden en fabriekanten, op den dag, waarop het nieuw plaatselijk belastingstelsel in werking zal komen vóór negen ure des voormiddags, aan het algemeen kantoor van ontvangst eene schriftelijke aangifte gedaan worden. Van het doen dier aangifte wordt hun een bewijs afgegeven. Gelijke aangifte wordt op bovengemeld tijdstip ge daan door fabriekantenhandelaren en neringdoenden in wijn fruitwijn en kunstwijn, voor den bij hen daar van aanwezigen voorraad, van welken nog geene plaat selijke belasting mogt zijn betaald. Hun wordt mede daarvan een bewijs afgegeven. Art. 3. De ambtenaren der plaatselijke belastingen zijn be voegd, alle winkels, werk- en bergplaatsen, alsmede de met deze gemeenschap hebbende bebouwde en on bebouwde erven van fabriekanten, handelaars en ne ringdoenden in gemelde goederen, te onderzoeken, voor zoo verre art. 276 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85) dit toelaat. Bij het bevinden van overmaat, maken zij daarvan een procesverbaal ophetwelk zij den belastingschul dige uitnoodigen te onderteekenen. Bij weigering dier onderteekening, wordt dit in het procesverbaal vermeld. Art. 4. Wanneer dat onderzoek niet binnen de eerste veer tien dagen na het in werking komen van het nieuw belastingstelsel, heeft plaats gehad, strekt dit tot be wijs, dat met de aangifte genoegen is genomen. Met het einde dier veertien dagen nemen de termij nen tot betaling der belasting in art. 10 opgegeven, eenen aanvang. Art. 5. Het staal aan de belastingschuldigen vrij een tweede onderzoek, op kosten van ongelijk, te eischen. Zij moeten zich echLer daaromtrent verklaren vóór het ver trek der ambtenarendie in dat geval de noodige maat regelen nemen tot bewaking der plaats, waar het on derzoek geschied is. Tot dat tweede onderzoek worden door den Burge meester andere ambtenaren van welke ten minste een geëxamineerd roeijer moet zijn, aangewezen. Een derde onderzoek wordt niet toegelaten. Art. 6. Wanneer met de aangifte genoegen genomen is of bij het onderzoek eene mindere hoeveelheid dan de aangegevene gevonden wordt, moet de, bij art. 1 be paalde, verhoogde of de in haar geheel verschuldigde belasting voor de gansche in de aangifte ^vermelde hoe veelheid voldaan worden. Art. 7. Overmaat van minder dan tien ten honderd boven de aangegeven hoeveelheid, heeft alleen bijbetaling der belasting ten gevolge. Overmaat van meer dan tien ten honderd]; wordt als overtreding ter zake van belastingen beschouwd. Dit een en ander heeft echter niet plaats voor zoo verre door bewijzen van wettigen inslag wordt aange toond, dat die goederen na de invoering van het nieuw belastingstelsel zijn ingeslagen en de belasting daarvan volgens het Raadsbesluit van den 11 gewijzigd den 24 December 1855 betaald is. Art. 8. Zoolang het bewijs in het volgend artikel vermeld niet afgegeven is, mag na de invoering van het nieuw belastingstelsel geen uitslag uit de bergplaatsen in plaat selijk doorloopend crediet van binnen- en buitenlandseh gedistilleerd, van binnen-en buitenlandsche likeuren en andere vermengde alcohol bevattende dranken, waarvan de sterkte of gehalte niet op de gewone wijze kan be paald worden, plaatshebben dan metbetalingderbclasting. Art. 9. Binnen eene maand na het in werking komen van het nieuw belastingstelsel worden de bergplaatsen in plaat selijk doorloopend crediet van de in het vorig artikel vermelde goederen gepeild en wordt aan den handelaar een bewijs afgegeven van de door hem wegens den aldaar aanwezig bevonden voorraad, verschuldigde belasting. Dit bewijs geldt als bewijs van wettigen inslag. Van den dag waarop dit bewijs is afgegeven, beginnen de termijnen in het volgend artikel vermeld, te loopen. Art. 10. Tot bijbetaling der verhoogde en tot voldoening der in haar geheel verschuldigde belasting, worden de volgende termijnen gegeven: voor sommen van tien guldens en daar beneden drie dagen; vari tien tot en met vijftig guldens, acht dagen; van vijftig tot en met honderd guldensveertien dagen van honderd lot en met vijf honderd guldens, e'ene maand van vijf honderd tot en met duizend guldens, zes weken van duizend tot en met twee duizend guldens, twee maanden voor sommen boven de twee duizend guldens, drie maanden. Zij, aan welke een termijn van twee of drie maan den gegeven wordt, moeten het door hen verschuldigde in gelijke maandelijksche deelen afdoen. Art. 11. Wanneer de belastingschuldige in gebreke blijft op den verschijndag aan zijne verpligting te voldoen, ver liest hij het genot der hem gegeven termijnen, en moet hij de geheele door hem verschuldigde belasting in eens en dadelijk voldoen. De invordering der achter stallige belasting geschiedt volgens de bepalingen der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85). Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1855 | | pagina 6