f. Dat, in geval van vermeende daling der waarde of
deterioratieop requisilie der ambtenaren hiertoe
bevoegd, de gevorderde zekerheid door eene nieuwe
bijdrage gesuppleerd worde, tenzij de belangheb
bende van zijne zijde zoude meenen met deze vorde
ring bezwaard te zijn, in welk geval, alvorens tot het
stellen eener nadere suppletoire cautie over te gaan,
de vaste goederen andermaal, doch op kosten van
ongelijk, als boven getauxeerd moeten worden; en
eindelijk
Art. 46.
fVai vereischt wordt ter verkrijging der
afteekening van doorvoer.
De vervoerders van doorgevoerd wordende voorwer
pen moeten zich daarmede begeven naar het kantoor
van toezigt en invordering, waar de uitvoer plaats heeft,
in het consent-billet vermeld, op de keerzijde waarvan
de beambten den doorvoer afteekenen.
Art. 47.
fVat in acht te nemen om teruggave van de gecon~
signeerde belasting of ontslag van borgtogt
te bekomen.
De geconsigneerde gelden worden aan den invoerder
teruggegeven, of de gestelde borgtogt ontslagen tegen
intrekking van het consent, mits uit de afteekening
blijke dat de daarin vermelde voorwerpen werkelijk
zijn doorgevoerd.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Zekerheid voor de gemeente voor hetgeen men
aan haar schuldig Is.
Art. 48.
Algemeen grondbeginsel omtrent het vorderen van
zekerheid voor de betaling der belasting.
Aan geen belastingschuldige wordt eenig crediet voor
de voldoening der plaatselijke belastingen geopend
dan nadat daarvoor, ten behoeve der gemeente, zeker
heid gesteld zij.
De ambtenaar, welke verzuimt deze zekerheid te
vorderen, is voor al de nadeelen aansprakelijk.
Art. 49.
kVijze van zekerheid.
Behoudens de voorzieningen in het voorgaande arti
kel, kan de zekerheid, door den belastingschuldige te
stellen, op driëerlei wijze plaats hebben.
Eerstelijk door cautie in geld of consignatie van pen
ningen. Ten tweede, door cautie in vaste goederen.
Ten derde, door borgtogt, door onderpand op waren,
koopmanschappen en effecten of ook door verband, te
stellen op inschrijvingen in een der grootboeken der
nationale schuld.
Art. 50.
Cautie in geld.
De cautie door storting van penningen alleen in
aanmerking komende voor de belastingschuldigen bij
in- en doorvoer van aan de plaatselijke belasting on
derworpen goederen, bestaat in eene tijdelijke consig
natie van de belasting. Deze cautie wordt gestort op
het kantoor van den gaarder aan die poort, waar van
den in- of doorvoer aangifte gedaan is.
Art. 51.
Cautie in onroerende goederen.
Bij het stellen van cautie in gebouwde of onge
bouwde eigendommen, moet worden in acht genomen:
a. Dat de goederen onder het ressort der arrondisse-
ments-regtbank alhier moeten zijn gelegen;
b. Dat de waarde der eigendommen, ten koste der be
langhebbenden, door beëedigde tauxateuren moet
worden geconstateerd en bij behoorlijke acten blijke;
c. Dat de waarde het bedrag der gevorderde zekerheid
met tien procent moet te boven gaan
d. Dat van de gebouwde eigendommen, de polis en
jaarlijks de quitantie van assurantie bij eene geaccre
diteerde maatschappij tijdig aan den daarbij betrok
ken ambtenaar worde overgelegd;
e. Dat het vrije en onbelaste der goederen op eene
volledige wijze moet blijken
g. Dat de acten voor deze cautien opgemaakt en inge
schreven moeten worden ten koste van de belang
hebbenden en op de wijze bij het burgerlijk wet
boek omtrent hypotheken voorgeschreven.
Art. 52.
Borgtogtverband op inschrijvingen in het grootboek,
onderpand van waren en koopmanschappen, eer-
tifcaten van 's lands werkelijke schuld of
sc/mldbrieven ten laste der gemeente.
Bij borgtogten, voor zooveel deze meer dan drie hon
derd guldens bedragen, wordt gevorderd:
a. Dat zij notarieel worden gepasseerd
b. Dat de borg gedomicilieerd zij onder het ressort der
arrondissements-regtbank alhier
c. Dat de borg geen ambt bekleede of bedrijf uitoe-
fene, waarvoor hij rekenpligtig is aan de gemeente;
d. Dat de borg solvabel zij
e. Dat, in geval van overlijden van den borg, de borgtogt
blijve voortloopen, tot het einde der dertig dagen,
volgende op den dag, waarop de erfgenamen van den
borg hebben kennis gegeven aan den ontvanger van
den dag van dat overlijden.
Bij het in onderpand geven van koopmanschappen
of waren, moeten deze gedeponeerd worden in een
der plaatselijke magazijnen en de acten, obligatien
of schuldbrieven ten laste der gemeente of de cer
tificaten van 's rijks werkelijke schuld ten kantore
van den gemeente-ontvanger.
Bij verband van inschrijvingen in een der groot
boeken en bij onderpand van effecten of w aren
moet in acht genomen worden:
1". Dat de waarde der inschrijvingen, goederen of
effecten worde opgemaakt naar de prijs-courant,
voor het regt van successie wekelijks bekend ge
maakt, of anders geschat door beëedigde des
kundigen
2°. Dat er steeds twintig ten honderd aan waarde
boven het bedrag der gevorderde zekerheid gede
poneerd worde;
3°. Dat de pandgever, in geval van deterioratie of
daling beneden twintig ten honderd boven het
bedrag der zekerheid, tot eene nieuwe of supple
toire zekerheid moet overgaan.
Art. 53.
Cerantwoordelijkheid der ambtenaren voor de door
hen aangenomene zekerheid.
De ambtenaren zijn verantwoordelijk aan de ge
meente voor de door hen aangenomene zekerheid.
Art. 54.
Boorloopende cautie.
Wanneer een belastingschuldige een bedrijf uit
oefent, voor hetwelk voortdurend zekerheid vereischt
wordtis het hem geoorloofd eene doorloopende
cautie te stellen.
Wanneer er genoegzame termen van soliditeit zijn
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
behoeft die zekerheid de som van tien duizend guldens
niet te boven te gaan.
Art. 55.
Opheffing der gestelde zekerheid.
Het verband, op vaste goederen en op inschrijvingen
in het grootboek gelegd, wordt niet opgeheven, noch
de gelden of de goederen, in onderpand gegeven, ont
slagen, dan nadat de zaak, waarvoor door een' be
lastingschuldige zekerheid gesteld is, volkomen met de
gemeente vereffend en daarvan bewijs afgegeven is.
Art. 56.
Particuliere credieten, vermis van documenten
en verlies van goederen.
Geene particuliere credieten, ongeautoriseerd ver
leend door ambtenaren aan belastingschuldigen en par
ticulieren, of betalingen door belastingschuldigen en
particulieren buiten de kantoren en aan ongequalifi-
ceerde ambtenaren gedaan, mogen immer in ver
rekening komen of in mindering van schuld strek
ken; nonproductie van bewijzen van betaling ter zake
van voorgewend gemis of voorgewende vernietiging
of in het ongereede geraken der bewijzen of consen
ten, of het op eenige andere wijze te loor gaan van voor
werpen, waarvan de belasting betaald of nog verschul
digd is, kan niemand te stade komen.
TE LEYDEN TER BOEKDRUKKERIJ VAN J. G. DA LAU.