aan Z. M. verzoeken, dat door Hem een voorstel van wet moge worde gedaan, •waarvan de strekking in de hoofdpunten behelze a. Beperking door de wet, of door de gemeentebesturen, ten gevolge cener bevoegdheid door de wet te verleenenvan het aantal plaatsen alwaar gedistil leerd wordt verkocht. b. Met afhankelijk stellen van de uitoefening van het slijters- of tappers- beroep, van eene vergunning van het gemeentebestuur, met bepaling tevens, dat zulke vergunning nimmer gegeven worde aan de door het openbaar gezag aangestelde ambtenaren, noch aan hunne huisgenooten. c. Verhooging van het patentregt door branders, slijters en tappers te beta len, met verbods- of beperkingsbepalingen ten aanzien van alle drankverkoopers- bedrijf in vereeniging met andere patentpligtige neringen (hoofdzakelijk win- kelhandel) uitgeoefend. K d. Eene opname van «openbare dronkenschap" onder de overtredingen bij bet Wetboek van Strafregt opgenoemd en met straf bedreigd. De adressanten zijn van oordeel, dat de hier opgenoemde of soortgelijke be perkingen tegen het misbruik, en het gevaarlijke gebruik van den sterken drank door het Nederlandsche volk zonder bezwaar kunnen worden gedragen, en dat die wettelijke voorschriften éénmaal ingevoerd en met oordeel gehand haafd, zonder twijfel bij de groote meerderheid der natie ondersteuning zon den vinden. AMSTERDAM, 26 Maart. Z. M. de Koning zal aanst. Vrijdag ten 9 ure, in het paleis alhier gehoor verleenen. Zaturdag zal Z. M. de schouwburg bezoeken en zal worden ge geven een gelegenheidsstuk, waaraan de Heer de Vries al zijn talent ten koste legt, terwijl twee onzer stadgenooten zich bezig hielden met de vervaardiging van tekst en muziek. De Vorst heeft uitdrukkelijk verlangd, dat de opbrengst van deze door Z. M. bij te wonen voorstelling ten behoeve der noodlijdenden zal strekken. BUI T E l\ L AIVDSCfIE liEIÏÏGTEM~ Na de voorafgaande beschouwingen werd nog meer bepaald in overweging gebragt, of, eenmaal aangenomen dat reeds dadelijk tot afschaffing van be lasting op eene grootere schaal kan worden overgegaan, de voorkeur aan de opheffing van den accijns op bet gemaal moet worden gegeven. Die vraag werd door de meerderheid der leden toestemmend beslist. Het denkbeeld der Regering, om, als gedeeltelijk aequivalent voor den af' te schaffen accijns op het gemaaljaarlijks eene som van ƒ1,500,000 bij wijze van hoofdei ijken omslag te heffen, heeft uit den aard der zaak tot ernstige overweging aanleiding gegeven. Alle belasting, die zich regelt naar een vooraf bepaald cijfer, door elk gewest of elke gemeente op te brengen, is in strijd met liet algemeen be ginsel, dat ieder ingezeten, naar zijn vermogen, in de som, voor de staals- behoeften vcreischt, moet helpen bijdragen. Meer algemeen werd de invoering van provinciale en gemeentelijke quota's op grond van de lessen der ondervinding in ons vaderland bestreden. Afgescheiden zelfs van het bezwaar tegen de provinciale en gemeentelijke quota's, is in veler oog de invoering van een hoofdgeld bedenkelijk, omdat zulk eene heffing, hoe men die ook regele, steeds met willekeurige aanslagen gepaard moet gaan, tot tallooze klaglen aanleiding geeft, en onder bepaalde omstandigheden op een deel der ingezetenen buiten alle evenredigheid drukt. Door deze onderscheidene beschouwingen werd een aantal leden tot het ont wikkelen van het denkbeeld gebragt, of de tegenstand, dien het bij de te genwoordige wet voorgesteld aequivalent ontmoet, niet voor een groot deel zou worden weggenomen, indien de Regering zich bepaalde tot eene zuivere admodiatie van het gemaalwaardoor men dan verstaatdal in iedere pro- vincic voortaan bij hoofdetijken omslag een derde van de som geheven wierd, die aldaar gemiddeld gedurende de laatste jaren in de belasting op het ge maal wordt opgebragt. De wet zou uitdrukkelijk kunnen bepalen, dat de hoofdelijke omslag het overblijvende een derde, van de belasting op het gemaalvertegenwoordigt. Er zou kunnen worden bijgevoegd, dat ook de heffing van dat derde bij uitkoop zou ophouden, zoodra de schatkist geheel het bedrag, dat zij thans uit het gemaal geniet, kon missen. Aan het einde der algemeene beschouwingen over het wets-ontwerp, is men in al de afdcelingen nog meer bepaald teruggekomenop het reeds vroeger aangevoerde bezwaar betrekkelijk de wijze, waarop door de gemeenten haar aandeel in de heffing bij hoofdelijkcn omslag kan worden gekweten. Inzonderheid echter zagen zeer vele leden groot bezwaar in art. 22, waarbij zie gemeentebesturen bevoegdheid erlangen om, na het in werking komen der tegenwoordige wet, eene plaatselijke belasting op het gemaal van tarwe, spelt en rogge te heffen. Zoo zal de verligling van lasten, geheel of groo- tendecls beperkt zijn tot het plattelandterwijl de minvermogende stedelin gen even duur brood zullen eten als te voren. Terwijl zelfs verdedigers van belastingen op het verbruik in 't algemeen zoo als de Heer van Voorthuysen, de plaatselijke accijnsen verderfelijk keu ren zal de belasting op het gemaalna door den rijkswetgever verworpen te zijn, in de steden in stand blijven; misschien zelfs hooger dan te voren. De binncnlandsche tollinien, die de steden en haren omtrek van de naburige gemeenten afscheiden, zulten nog strenger dan tot nu toe moeten worden bewaakt; het vrije verkeer belemmerd blijven; en de verbetering, die uit eene algemeene opheffing der belasting op het gemaal ten aanzien der brood- bereiding kon worden verwacht, niet algemeen, niet op eene genoegzaam groote schaal in werking komen. 's GRAVENHAGE, 27 Maart. Z. M. beeft den lieer Mr. F. A. van Hall, Minister van Buitenl. Zaken, vergunning verleend tot het aannemen cn dragen der onderscbeidingsteckenen I van Ridder Grootkruis der Guelphen-Orde, hem door Z. M. den Koning van Hannover geschonken. Z. M. heeft benoemd tot Kantonregter te Amersfoort Mr. D. A. Camer- ling Hel molt, thans te Scbagen. Z. M. liecft met den lslen April aanstaande, volgens ouderdom in rang, 1 bevorderd: tot Kapitein ter zee, den Kapitein-Luitenant ter zee, J. C. Du Cloux; tot Kapitein-Luitenants ter zee, dc Luitenants ter zee der lste klasse: J. J. Westerouen van Meeleren, en J. D. Wolierbeek: tot Luitenants ter zee der lste klasse, den Luitenant ter zee der 2de klasse: J. A. van de Velde, R. W. G. Arenilsen de Wolff, J. A. van der Muclen, J. W. van Rbijn, A. W. de Ruy- ter van Steveninck; bij bet corps mariniers, tot Luit.-Kolonel tevens Kom- roandant van dat corps, de Majoor bij genoemd corps C. N. Nabal; lot Ma joor, den Kapitein der lstc klasse, L. J-. A. Baron Quaries de Quarles. Naar men verneemt zal Z. IK. de Koning zich Donderdag aanstaande met den beurstrein naar Amsterdam begeven. Bij het Dep. van BinncnI. Zaken is voor de noodlijdenden door over stroomingen, ontvangen van wege den Heer G. F. Focking, Zr. M9-. Consul te Daritzig, een wissel groot ƒ100. Bij den Minister van Financien zijn door tussehenkomst van een R. K. Priester, onder het postmerk Amsterdam, ontvangen twee coupons, te zamen groot 4.95, tot voldoening van gesloken belasting. De leden van de Eerste Kamer zijn opgeroepen tegen Donderdag den 12<len April. De HH. A. A dam a van Scheltcma, A. J. Becht, C. A. i. Beelaerts van Blokland, J. A. C. Flcisebacker, H. J. van der Heim, S. A. van Hoogstraten, C. M. van der Kemp, D. Leon, C. F. Baron van I.ynden, J. D. W. Pape en P. C. Soury, hebben van den 21stcn dezer tot den 5den April alhier, op ver schillende plaatsen een adres aan Z. M. den Koning, reeds door hen en GO andere ingezetenen van hier onderleckcndter teekening gelegd, waarbij zij ENGELAND. LONDEN, 24 Maart. Gisteren avond legde in liet Parlement de Kanselier der schatkist eene koninklijke boodschap over, houdende aanvrage eener som van 2,000,000 ten behoeve van het Sardinische leger dat naar de Krim vertrekt. Van dit bedrag verlangt de Begering 500,000 nu, 500,000 over 6 maanden en 1,000,000 over 12 maanden. Door Lord Palmerston werd dezelfde aanvraag gedaan. De Minister sprak vertrouwelijk over de verpligting van Sardinië, om de rente dier kapitalen te voldoen. De lleer Graham gaf voldoende ophelderingen ter zake van de bewering, dat het vervoer van troepen naar de Zwarte zee als een ijdele maatregel moet worden beschouwd. In de zitting van het Lagerhuis van 11. Vrijdag is van Regeringswege eene Bill tot verbetering van het volksschoolwezen in Schotland voorgedra gen. Hare strekking aanwijzende, zeide de Lord Advocaat, dat de tussehen komst der Staatskerk hij het volksonderwijs niet onmisbaar was. De Rege ring wilde dan ook, bij de voorgestelde vermeerdering van volksscholen in Schotland, aan het toezigt der Staatskerk over die scholen een eind maken. Hij was geheel afkeerig van het denkbeeld om de godsdienst van het school onderwijs uit te sluitendoch hij achtte nog beter bloot wereldlijk onderwijs dan geen onderwijs. In Schotland was ook geene enkele school, waarin niet regelmatig onderwijs in de godsdienst werd gegeven; het scheen hem alzoo verkieslijk, dat in den aanhef der wet de gezelheid der bevolking op gods- dienstonderrigt zou worden op den voorgrond gestelden dat afzonderlijke uren daarvoor zouden worden bepaald. Lord' Palmerston zeide o. a. nog: In de eerste plaats moet de sehoolon- derwijzersstand in Schotland opgebeurd en zijn lot verbeterd worden, door verhooging der al te karige bezoldiging van vele onderwijzers. Verder is bet wenscbelijk, dat de gesebillen over de godsdienstleer, die de Sehotsche bevol king in zoo veel secten splitsen, niet als opzettelijk in bet kinderlijke ge moed op de volkschool ingeprent worden dal de kinderen niet in ouderlin gen godsdiensthaat worden opgebragt, en daarom is het mijns inziens van groot belang aan de bestaande scholen het karakter van secte-scholen te ont nemen. Thans zijn in Seholland bier en daar scholen waar geen behoefte daaraan bestaat; en elders, waar zij noodig zijn., bestaan zij niet. Dq voor- dragt strekt alzoo ook om de scholen beter over liet land te verdeelen. Kortom, bet doel is: de inrigting der volkschool aldaar en haar onderwijs te verbeteren; die godsdienstige verdeeldheid, welke door het tegenwoordige schoolstelsel gaande gehouden wordtuit te wisschenen het land meer gelijkma tig en in betere evenredigheid, met de middelen van volksbeschaving te voorzien. De Regering heeft een zeer groot aantal kolenschepen afgehuurd, om die naar Helsingfors, Vingo-Sund, Kopenhagen en Kiel ten diensteder Oost- zeevloot, en naar Konstantinopel en Balaklava voor het eskader in de Zwarte zee te transporteren. 50 a 60 schepen kolenschepen hebben zich bereids van New-Castle naar de Oostzee op weg begeven. Ook de Fransche Regering huurt ten behoeve barer Oostzeevloot zoodanige schepen, en wel meerendeels in Wallis. Voor bet Turksche leger in Enpatoria worden van hier 13 groote kisten met medieijnen en chirurgische instrumenten verscheept. In liet Sydenham Palace zal eerlang eene zaal worden gewijd aan de Indische kunst, welke er tot nog toe niet vertegenwoordigd was, en in den zamenbang van de ontwikkelings-gescliiedenis der kunst, welke men daas- heeft trachten voor te stellentoch evenmin mag ontbreken als de Egyptische en Assyrische kunst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1855 | | pagina 2