LEYDSCHE MAANDAG, 5 FEBRUARIJ. BIMEYLAYDSCBE BERIGTEY. De Courant wordt Maandags Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zuturdag Avond. De Prijs der Courant is ƒ13 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN3 Februarij. Bij besluit van den lsten dezer, heeft Z. M. benoemd tot Rector Magnificus aan de Hoogeschool alhier, voor bet Academiejaar 1855/50, den Hoogleeraar Mr. S. Vissering. Op aanstaanden Donderdag den 8slen dezer, den Dies Natalis der Hooge school, zal de aftredende Rector Magnificus F. W. Krieger, zijne betrekking nederleggcn met het houden eencr pleglige redevoering in het Groot Audito rium en het Rectoraat overdragen aan den Hoogleeraar Mr. S. Vissering. Woensdag 11. hield de Afdeeling Arrondissement Leydcn (eerste sectie) van het Metalen Kruis alhier op den Burgt hare gewone bijeenkomst, die door een aanzienlijk aantal leden cn de meeste Officieren van het garnizoen, geregtigden tot het Metalen Kruis werd bijgewoond; broederlijke gezindheid gaf er den toon aan, en hij dit eerste zamenzijn in het nieuw ingetreden jaar, werden dc be\orderingen lot hoogere betrekkingen van sommigen der aanwezigen in den laatstcn tijd, door het Bestuur namens de Afdeeling, opzettelijk en deelnemend herdacht. Volgens de wet zijn uit het Afdelingsbestuur uitgetredende Heeren Mr. H. C. Huyser en Is. Henkes, en vervangen door de HH. Luit.-Kolonel Koch en Mr. II. P. J. Tollens, bestaande dus het bestuur voor dit jaar uit heide laatstgenoemden en de aangebleven leden Dr. C. LeemansVoorzitter H. Manger Muntz, Penningmeester en B. W. Wtlewaall. Het Secretariaat is opgedragen aan den Heer Tollens. Het getal opgenomenen in het werkhuis gedurende de afgeloopen week is geweest als volgt: 28 Jan. 399 volwassenen, 161 kinderen, te zamen 560. 29 d 455 174 629. 30 468 178 a 646. 31 461 177 638. 1 Febr. 452 163 615. 2 461 173 634. 3 463 172 635. De Staats-Courant bevat de volgende opgaven van de Nederl. Bank: Omloopende Bankbiljetten ƒ94,937,605.00. Saldo's van Rekeningen-Courant 18,225,811.12). Munt en Munlmateriaal 101,417,606.05^. Het ijs in de Maas is voor Rotterdam reeds zoo sterk, dat verschillende personen met en zor.der schietschouwen in den loop van dezen dag, over en weder zijn gekomen en zelfs 4 personen achter elkander den overtogt van de sleephelling naar de stad hebben gewaagd. Te Hoorn wordt gevraagd een Lector, in de Wis- en Natuurkunde, tot het geven van onderwijs op de Latijnsche scholen en verdere inrigtingen op een traclement van 600 'sjaars, waartoe zij, die minstens den tweeden rang hebben, uitgenoodigd worden zich schriftelijk aan te melden, hij Bur gemeester en Wethouders, voor den 10dcQ dezer. Zij, die tevens onderwijs kunnen geven in de Werktuig- en Scheikunde en Technologie, zullen vooral in aanmerking komen. De garancine of meelt rap-fabriek te Dirksland, van de Heeren van Weel, is 11. Donderdags nachts ten 2 ure, tot op den grond afgebrand. De fabriek was voor brandschade verzekerd. 's GRAVENHAGE3 Februarij. Z. M. heeft benoemd tot Ontvangers der directe belastingen en accijnsen te Havelte c. a.den Heer M. Boon, thans te Varik c. a. en aldaar den Heer H. A. Essers, thans te Wanneperveen; te Sloten, den Heer M. M. J. van der Meer, thans te Beilen c. a.; te Zwijndrecht c. a., den Heer W. van Bergen, thans Controleur te Breda; de Heer A. J. L. Beudl, thans Controleur te Gouda, is overgeplaatst naar Breda; te Noordwijk c. a. den Heer N. J. Sevenstern; te Lichtenvoorde, den Heer M. II. van Hengelaar, thans te Kief- hutte en in diens plaats den Heer A. J. van Deinse. Z. K. II. Prins Frederik zal aanstaanden Maandag een groot hal geven. De Minister van Binnenl. Zaken heeft hekend gemaakt, dal de ter voldoening aan den uitersten wil van den Heer Mr. J. II. Hoeufft, gedane uilloving van een gouden eerepenning aan den maker van het best gekeurde Lalijnsch gedicht, zeven dichtstukken zijn ingezonden, tot wier heoordeeling zijn uitgenoodigd dc Heeren P. Hofman Pcerlkamp, oud-Hooglceraar aan deLeydschc Hoogeschool, J. C. G. Booten Mart. des Amorie van der Hoevenlloógleeraren aan het Athe naeum lllustre te Amsterdam, die het navolgende oordeel hebben uitgebragl: Het dichtstuk, hebbende tot onderwerp Regis somnium," en tot motto »Haec studia adolescenliam alunt enz." is in alle opzigten zoo vol gebre ken, dat het volstrekt in geene aanmerking kan komen. Het dichtstuk »Ad Cornelium," met het motto »Non tarduin opperior, non praecipitantihus inslo," is een hrief in den trant van de Horaliaansche brieven en satiren. De schrijver doet zich kennen als een veteraan van den echten ouden stempel, en slaat, voornamelijk tegen de zoogenaamde hyper critici, eenen toon aan, die regt gemoedelijk, ernstig en bij uitstek gepast is voor het onderwerp, en op het eerste gehoor veelbeteekenend klinkt. De brief bevat ook een aantal voortreffelijk schoone en gespierde verzen van klas siek zuivere Latiniteit. Maar al die verzen zijnof woordelijk of met eene geringe verandering, ter sluik genomen uit een boek, getiteld: «Joannis Ludovici Guezzii Balzacii Carmina, Paris 1650," Waar de schrijver op zich zeiven schijnt te staan, verraadt hij hier en daar eene onvolledige en min naauwkeurige kennis van echte Latiniteit. Ook heeft hij volstrekt geen denkbeeld van de quantiteit der syllaben, waardoor hij gedurig tegen het metrum zondigt. Het dichtstuk Poëseos Latinae neglectus," met het motto nCarminis auctor ego, pro judice stet Meliboeus," bevat zeer veel goeds, maar wordt door eenige min Latijnsche uitdrukkingenverzen hard van klank en zwaar van constructie, en enkele fouten legen het metrum ontsierd. De dichtstukken, tot motto hebbende »Me vero primum dulces ante omnia Musae enz." zijn drie in getal. Daargelaten, of het inzenden van drie ver schillende stukken overeenkomt met de bedoeling van den Heer Hoeufft, geeft de dichter in het eerste eene omschrijving van Matth. VIII: 2427. Op de verzen zelve is weinig aan te merken, maar het onderwerp Jezus stilt de zee en de windenwas vatbaar voor een tafereel met veel grootcre verhef fing en verscheidenheid geteekend dan hier geschied is. Omdat deze om schrijving van Mallheus het door den Heer Hoeufft gevorderde aantal verzen niet opleverde, voegde de dichter er eene omschrijving bij van Psalm CX1I. De behandeling van dien Psalm is, ook zonder vergelijking met andere meester stukken, die wij in die soort bezitten, schier zonder verdienste. Ten slotte geeft de dichter nog een carmen pastorale. Dat carmen toont eenen goeden aanleg en smaak, doch beantwoordt niet in alles aan den herderlijken zin, en er komen hier cn daar uitdrukkingen voor, die niet zuiver Latijn zijn. Eindelijk is nog ingezonden eene Epistola heroïca, Nasoni exsulanti uxor," met het motto »Crede mihitimeo ne sint immista Latinis enz." Deze brief, in de manier van de zoogenaamde Heroïdes, munt boven de voor gaande stukken uit, en beveelt zich door uitstekende eigenschappen aan. De schrijver is iemand van gelukkigen aanleg, die dc Romeinsche lier eens met roem kan hanterenindien hij zich in het lezen en verstaan van dc klassieke dichters met naauwgezelten ijver blijft oefenen. Evenwel hebben beoordee laars, met het oog op den uitgedrukten wil van den Heer Hoeufft, dat de gedichten verre hoven het middelmatige moeten zijn, dezen brief niet kun nen bckroonen. Verschillende aanmerkingen, bijzonder op Latiniteit, con structie en versificatie, hebben hen tot dit besluit genoopt. Indien dc gele genheid zich daartoe konde aanbieden, zouden zij die aanmerkingen wel onder het oog van den schrijver willen brengen. Thans moedigen zij hem aan, om zijne krachten op nieuw aan een ander dichtstuk te beproeven. De Minister looft op nieuwvolgens de bewoordingen van den uitersten wil van den Heer Hoeufft, bij deze uit »cen gouden eerepenning, ter waarde van ten minste twintig gouden dukaten, aan den maker van het best, verre hoven het middelmatige, gekeurde Latijnsch gedicht van ten minste vijftig regels, mits geene vertaling zijnde, noch een privaat gelegenheidsvers, noch een stuk dat bevorens of in druk of in handschrift in omloop is geweest." De mededingende dichtstukken moeten vóór den l9ten December 1855 aan zijn departement worden ingezonden. AMSTERDAM, 1 Februarij. De Heer Mr. C. II. Boot, heeft gisteren bij de aanvaarding zijner betrek king als Burgemeester eene rede gehoudenin w elke o. a. het volgende voorkomt j Bij veel, wat mij de aangenomene taak met bekommering doet aanvaar den, gaat Ook veel gepaard, wat mij bemoediging aanbiedt, i Veel inderdaad wordt er van het stads bestuur gcëischlveel ook mag Cr

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1855 | | pagina 1