het welzijn van de eene zaak volstrekt van de andere afhankelijk zoude wil len maken. Wat de vestingen betreft, uit het vervoer van materieel uit Maastricht, zijn allerlei onbestaanbare gevolgtrekkingen afgeleid. De waarheid is, dat daaruit werkelijk materieel vervoerd is gewordendoch slechts zooveel als voor de verdediging kon worden gemist. Er bestaat geen voornemen hoege naamd om Maastricht en Venlo als vestingen te verlaten. Is er geschut of is er materieel van daan gevoerd, er is ook ander derwaarts gebragt. En wat de vermindering van het garnizoen aangaat, dat garnizoen zal te Maastricht, als de miliciens gedurende een jaar onder de wapenen worden gehouden, wat de infanterie betreft, nagenoeg even sterk zijn als op dit oogenblik. De ruiterij is in Venlo dezelfde geblevenen daarvan zal in Maastricht met Mei genoegzaam overblijven, zoowel in verband lot de behoefte van de dienst, als der eventuele verdediging. 's GRAVEND AGE, 23 Maart. Z. M. heeft benoemd tot Regters in de Arr.-Regtbank te Eindhoven, Mp. P. van den Heuvel, Advocaat aldaar en lid van de Tweede Kamer, en Mr. J. Kuyl, Advocaat en Regter-Plaatsvervanger in die Regtbankden Hoofd commies bij het Dept. van Justitie P. H. Brocx bevorderd tot Referendaris bij dat Dept.tot Inspecteur der gevangenissen Mr. P. W. Alstorphius Gre- velink, thans Regter in de Arr.-Regtbank te Assen, en tot Inspecteur van Rijkspolitie Mr. W. Nierstrasz, thans Burgemeester van Loenen en Loenersloot c. a. II. M. de Koningin-Moeder heeft de zeven Scheveningsche huisgezinnen, die in rouw gedompeld zijn door hel vergaan der manschappen van de pink Zeemanshoop, van rouwkleederen voorzien. II. K. H. de Groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach heeft aan de nagelaten betrekkingen der ver ongelukten ƒ50 gegeven. De Minister van Buitenl. Zaken en ad interim van Financien, in erva ring gekomen zijnde, dat het berigt van dit Departement van den 16dcn dezer, omtrent eene wijziging van de dienst der pakketbooten van de Fransche post administratie tusschen Marseille en Alexandrië, (zie ons nommer van den 20ste")bij sommigen de vraag heeft doen ontstaanof die verandering ook van invloed is op de dagen van vertrek der brieven die uit het rijk met de landpost langs den weg van Marseille naar Nederl. Indië worden verzonden, heeft het niet ondienstig geacht de belanghebbenden nader te verwittigen, dat hel vorenstaande niet het geval is, omdat de overbrenging der naar Ne derl. Indië bestemde Brievenmaleu, door middel van andere dan de hier meer bijzonder bedoelde pakketbooten geschiedten dien ten gevolge ook in de be palingen omtrent het tijdstip der verzending van die briefwisseling, 2 malen in de maand, geene verandering is gekomen. Van wege het Ministerie van Binnenl. Zaken is voorloopig ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat de Zuidwillemsvaart voor de scheepvaart zal gesloten zijn van den 15del> Mei tot den 20sten of uiterlijk 25stcn Junij e. k. De sluiting van het kanaal van Luik naar Maastricht zal nader worden bepaald. Men verneemt, dat Burgemeester en Wethouders dezer stad de directie over den Koninkl. Ncderduitschen schouwburg in deze residentie, voor het aanstaande tooneeljaar, hebben opgedragen aan de Heeren Breedé en Valois. Men weet, dat de Heer Peters zich bereid verklaard heeft onder deze directie weder alhier ten looneele te verschijnen. Vtveede Iiamer der Staten-Generaal. Zitting van Dingsdag 21 Maart. In deze zitting, waarvan wij het begin in ons vorig nommer hebben mede gedeeld, zijn de algemeene beraadslagingen voortgezet over het wets-ontwerp tot regeling van het muntwezen in N'ed.-Indië, waaraan de Heer Gevers van Endegeest heeft deelgenomenalsmede de Minister van Koloniëndie de ver schillende gemaakte bedenkingen heeft wederlegd. Nadat de Heeren van Goltstein, Ter Bruggen Hugenholtz, Rochussen, Mackay, van Nispen van Se- venaer en Thorbecke nogmaals het woord gevoerd hadden, en deze laatsten door den Minister van Koloniën andermaal beantwoord waren, is de alge meene beraadslaging geslotenen bepaald dat de Kamer op morgen tot de behandeling der afzonderlijke artikelen zal overgaan. In deze zitting is ingekomen eene missive van den Minister van Oorlog ten geleide van een gewijzigd wets-ontwerp tot verhooging van Hoofdstuk X der Slaatsbegrooting voor 1854, welke stukken volgens een besluit der vergade ring zullen gedrukt en aan de leden rondgedeeld worden. Zie loven onder I.eyden.) Zitting van Woensdag 22 Maart. In deze zitting zijn ingekomen1°. een wets-ontwerp tot verhooging van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1854 (Vergoeding van rente aan de Nederlaudsche Rijnspoorweg-Maatschappij), met Memorie van Toelichting; 2°. het algemeen verslag der muntwerkzaamheden in het afgeloopen jaar, welk stuk ten fine van onderzoek gesteld is in handen eener Commissie van vijf leden, bestaande uit de heeren: Zylker, Storm van 'sGravesande, Schim- melpenninck, Taets van Amerongen en van den Heuvel. De Commissie voor de Verzoekschriften heeft verslag uitgebragt op eenige adressen. Daarop zijn de beraadslagingen aangevangen over de afzonderlijke artikelen van het wets-ontwerp tot regeling van het muntwezen van Nederl. Indie. De Minister van Koloniën deelt mede, dat door hem, ter voorziening eener leemte voorkomende in het wets-ontwerp, tusschen de artt.'19 en 20 het volgend nieuw artikel werd gevoegd «Ten aanzien van de vervolging en bestraffing hier te lande der misdrij ven, gepleegd met opzigt tot 's Rijks muntspeciën in de tegenwoordige wet vermeldworden deze gelijk gesteld met [die betreffende] de nationale gang bare muntspeciën." De artt. 1, 2, en 3 zijn goedgekeurd. Die artikelen luiden aldus: «Art. 1. 's Rijks muntspeciën in Nederl. Indie zijn zilveren standpennin gen zilveren en koperen pasmunt en gouden negotiepenningen." »Art. 2. De standpenningen zijn de volgende zilveren muntstukken: de Nederlandsche guldenzijnde ook de eenheid van het muntstelsel voor Nederl. Indie; de rijksdaalder of het stuk van twee en een halve gulden zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847." «Art. 3. Zilveren pasmunt zijn: 1/4 een vierdeguldenhet stuk van 1/10 een tiendegulden; het stuk van 1/20 (een twintigste) gulden." Bij de behandeling van art. 4 heeft de Minister verklaard over te nemen het door den Heer van Bossc voorgestelde amendementstrekkende om daar van te doen vervallen de laatste zinsnede: «Zoolang de koperen pasmunt niet is in omloop gebragt, blijven als zoodanig in Nederl. Indie gangbaar de enkele, dubbele en halve duiten van Nederl. of Nederl. Indischen muntslag, naar rede van 120 enkele duiten op den gulden." In den loop der beraadslaging heeft de Minister gezegd, naar aanleiding van een door den Heer Rochussen te kennen gegeven wensch, de woorden «drie jaren" in de derde alinea voorkomende in «één jaar" te veranderen. Artikel 4, na de daarin gebraglc wijzigingen aldus luidende: «Koperen pas munt zijn: de cent of het honderste gedeelte van den gulden, de halve cent. De beeldenaar en middellijnen worden door ons bepaald bij een in het Staatsll. te plaatsen besluit. Het gewigt dezer muntstukken wordt binnen een jaarna het in werking brengen dezer wet door de wet geregeld en de uitgifte be paald - is met 41 tegen 25 stemmen aangenomen. Art. 5 luidende: «De negotiepenningen zijn: de gouden Willemde dub bele en halve Willemde gouden dukaat en de dubbele dukaat; zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, is met 61 legen 4 stemmen aangenomen. Artt. 7, 8, 9 en 10, betrekkelijk het gehalte, de grootte, de aanmun ting van en den beeldenaar op de zilveren pasmunt, zijn, het 8ste met eene verandering in de redactie door den Minister aangebragt, aangenomen. Art. 11 is volgens een amendement van den Heer van Bosse, waarmede de Minister van Koloniën zich vereenigd heeft, aldus veranderd en goedgekeurd: De negotiepenningen zijn geen wettig betaalmiddel. Niemand is verpligt zilveren pasmunt tot een hooger bedrag dan 10 gulden of koperen pasmunt lot een hooger bedrag dan twee gulden in betaling aan te nemen." De artt. 12 en 13, aangaande vreemde, vervalschte of geschonden munt speciën zijn onveranderd aangenomen. Een nieuw art. 14, door den Heer van Bosse voorgedragen, luidende: «Alle thans in Nederl. Indië wettig omloopende betaalmiddelen, blijven voorloopig op den bestaanden voet gangbaar, waarmede de Minister zich vereenigde, is goedgekeurd." Over art. 14 (oud) van het wets-ontwerp is lang beraadslaagd. De lieer van Bosse had voorgesteld om in de plaats van dat artikel te stellen het volgende: Binnen 3 jaren na het in werking treden dezer wet wordt het bedrag van omloopende kopermunt verminderd tot op de hoeveelheid, die als koperen pasmunt zal blijken noodig te zijn. Na het verstrijken van dien termijn is de laatste zinsnede van art. 11 dezer wet ook op die kopermunt van toepassing. «Binnen een gelijk tijdsbestek worden de recepissen, uitgegeven krachtens de publicatie van den Gouv.-Generaal van 4 Febr. 1846 buiten omloop ge steld, nadat aan de houders de gelegenheid tot inwisseling tegen zilveren munt, gulden om gulden, zal zijn verstrekt." De Minister verklaarde zich met dat nieuwe artikelmet uitzondering van de laatste zinsnede der lstc alineate vereenigenwaarna de lieer van Bosse als amendement de oorspronkelijke redactie van zijn artikel (art. 16 te noe men) voordroeg, en tevens nog een nienw artikel voorstelde, om achter art. 14 te voegen, van den navolgenden inhoud: «Het verbod van invoer van kopermunt uit de buitenbezittingen in Nederl. Indië voor Java en Madura, wordt gehandhaafd." De vergadering heeft de beraadslaging over die voorstellen niet ten einde gebragt, maar zal daarmede morgen ten half twee ure voortgaan. Telegrafisch Berigt van 5 uur. Het eerste munlontwerp is aangenomen met 45 tegen 20 en het tweede met 47 tegen 18 stemmen. MAASSLUIS, 21 Maart. Gisteren avond kwam uit de Noordzee van de beugvisscherij alhier terug met 56 ton visch en 29 ton rommeling de hoeker de Handel-maatschappij II. van Rossen, aan boord hebbende 2 Kapiteins en 6 matrozen, zijnde Emil Cook, gevoerd hebbende het stoomschip Lionel, komende van Shields, be stemd naar Narnsos in Noorwegen, met zijne equipage in zinkenden staat gered den 23sten Februarij II. op de hoogte van 56 gr. 49 min. NB. door Kapitein John Amundsen, voerende het galjasschip Neptunus, komende van Holmstrand, bestemd naar Leitb, welke den 25stcn Februarij op 56 gr. 30 min. door eene stortzee was op zijde geworpen, hel schip vol water, roer en masten aan stukken en hebbende met 14 manschappen acht dagen zonder eten of drinken op dit wrak doorgebragt, wanneer zij op 14 Maart 11. zijn ontdekt en in vier togten door schipper van Rossen eerstgemeld met zijn nap gered en uitgehongerd scheep gekomen, zijnde 4 matrozen op het galjas en later 3 aan boord van den hoeker, ten gevolge van geleden gebrek en onge mak, gestorven, en de overigen, zijnde 2 Kapiteins en 6 matrozen, behouden en volkomen gezond alhier aangebragt en verzorgd. AMSTERDAM, 22 Maart. Gisteren had de aanbesteding plaats voor den aanbouw van 104 woningen op het smalle Padvoor rekening der vereeniging ten behoeve der arhei-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1854 | | pagina 2