LEYDSCHE
COURANT
1854.
WOENSDAG, 22 MAART.
I\
BINXENLANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag
Die van Maandag kamt
-U}*"
Vïfcvags
Z?e Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN 21 Maart.
Wij vernemen dat de faculteit van Wis- en Natuurkundige Wetenschappen
aan onze Iloogeschool in hare vergadering van den 16den dezer besloten heeft:
1°. dat de antwoorden op de door haar den 8sten Fehr. 11. uitgeschrevenc
prijsvragen ook in de landtaal zullen mogen geschreven worden.
2°. dat zij zullen kunnen worden ingezonden tot en met den 31sten Dec. 1854.
Onder de lectuur die heden ten dage wijd uitgestrekten omvang en in
vloed heeft, behooren voorzeker de nieuwsbladen. Niet alleen hebben de
groote sleden hare dagbladen, maar ook vele kleinere plaatsen bezitlen hun
eigen blad, terwijl er daar en boven voor verschillende bijzondere belangen
opzettelijk week- of maandbladen zijn ontstaan. Zoo heeft men bladen voor
den landbouw, voor de nijverheid, voor de regtsgeleerdheidvoor de genees
kunst, verscheidene bladen van kerkelijken en theologischen aard, de laatsten
hoezeer alle op wit papier gedrukt, niet te min zeer uiteenloopend van kleur.
Meermalen werden er ook proeven genomen tot vestiging van een Acade
misch blad; tot biertoe mogten ze weinig slagen. Thans heeft er zich weder
een opgedaan, onder den titel van Universiteitsbladen van dit blad, van
welks bestaan en rigting wij in onze Academiestad wel niet onkundig mogen
blijven, willen wij hier onzen lezers eenig berigt geven.
Het verschijnt 's Woensdags om de veertien dagen, behalve in de Zomer-
Vacanlie bij den Boekhandelaar v. Resteren te Amsterdam. Het eerste nom-
mer verscheen den lsten Maart. Het woord vooraf is allezins geschikt om
allen die in de ontwikkeling en vorming der Studenten-maatschappij ernstig
belangstellen voor het blad in te nemen. Het bladwordt daarin gezegd
»moet ingrijpen in het leven, wat er goeds is in de Studentenwereld krachtig
bevorderen, wat verkeerd is bestrijden, kan het zijn, vernietigen. Bedriegen
wij ons niet dan zijn het voornamenllijk drie riglingen in haar, die onze aan
dacht moeten trekken. Er is er een die den eernaam van Student tot schande
maakt. Zij vergenoegt zich met vormen, die zij verbastert; zij maakt vrij
heid tot bandeloosheidjeugdige veerkracht tot schaamleloozen overmoed.
Deze rigting moet worden gedood. Geen wonder, dat zij tot een ander uiterste
aanleiding gaf, waar eenzijdigheid in beschouwingswijs hcerscht. Verdiende
verachting voor een partij, die nergens de overhand heeft, deed de oogen
sluiten voor wat er goeds overbleef. Zich wachtende voor dit uiterste, zijn
er eindelijk die den naam van Student een eeretitel rekenen, maar vragen
naar kunde en humaniteit aan wie hem dragen. Wij willen zoeken naar
waarheid en haar uitspreken; dwalen wij, men toone het ons aan, en opent-
lijk zullen wij het belijden. Dit zij ons standpunt tegenover onze Medestu
denten. Ten opzigte van Hoogleeraren zullen wij niet vervallen tot dwaze
aanbidding van alles wat zij doen; waar wij ons oordeel uitspreken, moet het
zijn eerlijk, vrijmoedig, onafhankelijk. Wij zullen echter niet schroomen
onze ware hoogachting te erkennen voor hen, die zich naauw aansluitend aan
hun leerlingen, niet slechts hen willen vormen voor de wetenschap, maar
ook voor het leven. Het Universiteitsblad worde het Orgaan der Studenten
maatschappij."
Twee Studenten in de Godgeleerdheid en twee in de Regtsgeleerdheid on
derteekenen dat Woord.
Wij laten ten slotte hier een kort verslag van den inhoud der drie eerste
nommers volgen.
N°. 1. bevat behalve het vermelde woord voorafeen art. getiteld Uit
het Studentenleven. N°. 1. Vorming onder Studenten't geen nuttige wen
ken bevat omtrent het begrip van Student te zijn en den omvang der studie.
Van het slot in n°. 2deelen wij hier ter proeve van den geest waarin dit
stukje geschreven is, het einde mede: »Over 't algemeen wordt er voortge
leefd, men ziet elkaar, praat, keuvelt soms fideel, beuzelt nog meer, en
zoo vliegen voor Studenten, hierin ook slaven van den slender, de kostbare
dagen heen.
r> Dat is T" zegt misschien de een of ander't is alles slenderwant
hoe zouden niet velen 't met u eens zijn dat het anders en beter moest en
kon zijn." Daar is de wormdie ook aan onze maatschappij knaagtde
krankle, die ook daar in de aderen woelt. Lezer, laten wij 't niet alleen
hierin eens zijn, maar ook daarin, dat 't jongelingen past, zich, nu 't tijdig
is, aan te gorden tegen dien vijand. Ons kan het gelukken een overwinning
weg te dragen, 'tgeen hun, die doortrokken zijn van talrijke verkeerde be
ginselen der oude, groote maatschappij, onmogelijk is geworden." Daar ach
ter volgt onder het rubriek Verslageniets over Studenten-Almanakken in
het algemeen en den Amsterdamschen in het hijzonder, alsmede over den
Leydschen Almanak.
N°. 2. bevat een art. over de vervulling der vacature te Utrechtten
belooge dat de Hoogleeraar Moll hij uitnemendheid waardig was Royaards op
te volgen. Een stuk dat, hoe men over die benoeming denke, den schrijver
van wege de vereeniging van vrijheid en bezadigdheid, van wege de onpar
tijdigheid der in hel licht stelling van de verdiensten van beide uitstekende
namen, bij de ingenomenheid met den geliefden leermeester, naar ons in
zien vereert.
Voorts bevat N°. 2 onder de Verslagen het begin van een stuk over den
Groningschen Almanak en aankondiging van het vierde stuk van het Anthro-
pologisch onderzoek van C. Pruys van der Hoeven. Wij lezen daarin onder
anderen het volgende
Het is inderdaad een heerlijk verschijnsel, wanneer wij onder de beoefe
naars der natuurwetenschappen en physiologen onzer dagen, enkele mogen
aantreffen, die niet door eenzijdigheid worden verleid tot miskenning van
hetgeen voor den mensch het heiligste en verhevenstc is, die de slof niet
verheffen, ten koste van den geest, en het Materialisme niet huldigen met
verloochening van het positieve Christendom."
N°. 3 bevat twee stukkenover de Sladsbibliotheek en over het schei
kundig Laboratorium te Amsterdam. Iets over het Medisch dispuut van
Prof. Donders, en onder de Verslagen een stukje aan de redactie van het
kerkelijk Weekblad over eene dissertatie de realismo en nominatismoen
't vervolg en slot over de Studenten-Almanakken. Voorts vindt men onder
het rubriek berigten w etenswaardige bijzonderheden uil de geleerde wereld.
Met komt ons voor dat de aanvang dezer onderneming zich in velerlei op-
zigt aanbeveelt en wel kans heeft om dien bijval, die ondersteuning en mede
werking te vindenwelke zulk een blad behoeft zal het geen kwijnend
aanzijn voortslepen, maar krachtig bloeijen als de jeugd, waarvan het tot
hiertoe ter barer eere uitging en waartoe het, volgens zijne bestemming,
tot haar nut moge terugkeeren.
Uit onderscheidene gemeenten en dorpen van Zuidholland vertrekken
vele werklieden, sommige met hunne gezinnen, naar den Haarlemmermeer-
polder, uitgelokt door de hooge daggelden, welke aldaar te verdienen zijn;
anderen gaan derwaarts, omdat zij niet het noodige werk in hunne gemeen
ten kunnen vinden. In enkele zeer kleine gemeenten heeft deze emigratie
invloed op de bevolking. Ofschoon er geene woningen in den omtrek van
den polder gevonden worden, zullen deze werklieden er tenten en keeten op
slaan, om er zich voorloopig te vestigen. (IY. R. C.)
Eergisteren heeft Ds. ter Haar van den kansel in de Zuiderkerk te Am
sterdam aan zijne gemecnle aangekondigd, dat hij het Iloogleeraars-ainbt in
de Godgeleerdheid aan de Hoogeschool te Utrecht had aangenomen.
LI. Zaturdag is in eene plegtige zitting van het Prov. Gcregtshof van
Noord-brabant te 's Hertogenbosch, de Hoog Wel-Geb. Heer Mr. J. B. Baron van
Hugenpoth tot den Berenclauw als Advocaat-Generaal hij dat Hof geïnstalleerd.
Te Zevenhoven is de Kermis afgeschaft. Te Nieuwveen is bepaald dat
de Kermis voortaan jaarlijks zal aanvangen den eersten Maandag der maand
Augustus en duren tot en met den eerst daaraanvolgenden Vrijdag.
De nieuwe Dr. Cour. meldt uit Veenhuizen dd. 16 Maart: De Heer E.
landbouwer te Norg, heeft een kamp land, dat hij eenigermate doet verlagen
en heeft alsnu ontdekt, dat er eene soort van metaal in het daaruit gegraven
zand aanwezig is. Men wil, dat het goud of koper is, en men heeft hetnaar
men zegt, reeds naar een deskundige gezondenten einde het onderzocht worde.
In eene voorgaande zitting der Staten-Generaal werd eene voordragt
aangeboden, tot het verleenen van bijdragen voor een uitwaterings-kanaal
van Grave naar den Amer. De Regering heeft thans hieromtrent eene zeer
uitgewerkte Memorie van Toelichting ingediend, waaruit wij, om den aard
van dit belangrijk werk te doen kennen, het volgende mededeelcn:
De zedelijke verpligting die op den Staat rust om een groot deel van
Noordbrabant, dat telken jare door overstrooming en hoogen waterstand,
soms tot laat in den zomer, deerlijk geteisterd wordt, in de pogingen tot
verbetering van dien toestand te hulp te komenkan niet welzoo 't schijnt,
in twijfel worden getrokken.
Tot toelichting van deze voordragt van wet zal het voldoende zijn te her-