tcngewoon schitterend, liet werd met de tegenwoordigheid van II. M. de Koningin, Hfl. KK. HII. Prins en Prinses Hendrik en Prins en Prinses Fre- derik vereerd. De leden van het corps diplomatique, de Ministers, de bur gerlijke en militaire overheden en een groot aantal aanzienlijken waren op het bal genoodigd. Het getal aanwezigen wordt op omstreek 400 personen berekend. De Tweede Kamer der Staten-Generaal is overeenkomstig het vroeger bepaalde, bijeengeroepen tegen Dingsdag, den 14den Februarij aanstaande, ten einde hare werkzaamheden te hervatten. De Minister van Finanlicn heeft van een onbekende ƒ28.98 ontvangen ter voldoening van te weinig betaalde successie regten. In de zitting van den Hoogen Raad van gisteren heeft de Procureur- Generaal zijne conclusien genomen in zake van A. Hansentegen de mede erfgenamen van wijlen Z. M. Koning Willem II, strekkende de vordering van den eischer om een volledig afschrift (expeditie) te vorderen van het testa ment van wijlen Z. M. Koning Willem I. Zijn Edel Hoog Achtb. conclu deerde tot niet ontvankelijk verklaring van den eischer in zijnen eisch met zijne veroordeeling in de kosten, daar, naar zijne meening, de vordering niet alleen niet steunt op eenig wetsartikel, maar geheel in strijd is met den geest en bepaaldelijk met artikel 42 der wet van 9 Julij 1842 op het Notaris-ambt. De uitspraak is bepaald op 24 Februarij. Heden is uit de Residentie naar Brussel vertrokken de Heer van der HaasenSecretaris van Legatie bij het Deensche gezantschapdie aldaar (ge durende den tijd dat Z. Excell. Z. F. Sick Minister-Resident van Z. M. den Koning van Denemarken bij het Nederl. en Belgische Hof in de residentie rnogt verblijven), de zaken van het gezantschap zal waarnemen. In de rijke verzameling van drukwerken der XV^e eeuw welke in het Museum Meermano-Westrecnianum bewaard worden, bevinden zich drie ver schillende uitgaven van het boek van den Kerkvader Augustinus, over de Christelijke leer. Alle onderscheiden zij zich door hunne buitengewone zeld zaamheid. Eene daarvan is uitgegeven bij Johannes Fust, te Mainz, om streeks den jare 14GGde beide andere te Straatsburg, bij Johannes Men- tclin, omtrent denzelfden tijd. Deze laatslen onderscheiden zich hierdoor, dat de voorrede canon pro recommenilacione hujus famosi operis) in de eene aanvangt op de eerste bladzijde, terwijl zij in de andere eerst op de keerzijde van dat blad gevonden wordt. Het merkwaardigste evenwel van deze uitgaven isdat de voorrede in beide van denzelfden inhoud isde uit gever namelijk spreekt daarin over de voortreffelijkheid van het werk van Augustinusover de zeldzaamheid der afschiften daarvanen over zijne be geerte, om het meer algemeen te verspreiden en bekend te maken. Eene zinsnede daarvan luidt vertaald aldus: nik heb daarom op alle mogelijke wijze den eerzamen man Johannes Men- telinBoekdrukker te Straasburgoverreeddat hij den last en de moeite op zich mogt gelieven te nemen, dit boek door middel der drukkunst te vermenigvuldigen." Deze zelfde zinsnede komt in de andere uitgaven aldus gewijzigd voor: »Ik heb daarom op alle mogelijke wijze den eerzamen man Johannes Fust, Boekdrukker te Maintz, overreed," enz. Nu is de vraagheeft de uitgever zich aan beide Boekdrukkers gelijktijdig gewend, met hetzelfde verzoek, of heeft de een het boek van den anderen nadrukkendezich deze vervalsching veroorloofd en zijn' naam geplaatst in stede van dien van den eersten uitgever. Zoo dit laatste waar mogt zijn, dan zouden deze werken ongetwijfeld het oudste voorbeeld van onbeschaamden nadruk opleveren. De exemplaren zijn uitnemend bewaard en keurig in fraaije marokkynen banden gebonden. MAASSLUIS, 1 Februarij. Heden is alhier van de beugvisscherij teruggekomen het schip de Handel- Maatschappij schipper II. van Rossen. Gemelde schipper rapporteert op 12 Januarij 11. op de Noordzee, 5G gr. 40 min. NB., gezien te hebben eene Noordsche brik, op zijne lading, uit hout bestaande, als een wrak drijvende, zijnde later gebleken te zijn Kapitein O. Larissen, voerende het schip Har- diesse, van Arendal in Noorwegen. Nadat een schoonerschip eene sloep uit gezet had om te reddenwerd zij door de hooge zee aan stuk geslagen en verbrijzeldwanneer gemelde schooner afhieldwaarop schipper van Rossen met veel moeite en gevaar beproefd heeft de op het wrak zijnde menschen met lijnen te reddenwelke schepelingen reeds 7 dagen den dood voor oogen hadden gezien, bestaande uit den Kapitein, Stuurman en matroos (zijnde reeds vroeger 4 man over boord geslagen), hetwelk na veel inspan ning gelukteofschoon zij in eenen deerniswaardigenbijna stervenden toe stand aan boord kwamen. Door liefderijke zorg en oppassing is het gelukt de 3 schepelingen in het leven te behouden, en zijn zij heden alhier aange- bragt en verzorgd. RoltC,) BELLINGWOLDE, 27 Januarij. Vóór cenige dagen is bij het dorp B. in Oost-Friesland een schrikkelijke moord gepleegd. Een vader bragt des avonds in schemerdonker zijnen zoon die dienstbaar op eene andere plaats was, een eind op weg en gaf hem bij het afscheid zijnen zakdoek met zijn horologie. De vader ging op zijne terug reis in een herberg aan, om een weinig uit te rusten. Naauwelijks bad hij daar eenigen tijd gezetenof er kwamen twee mannen binnenwier uiterlijk niet heel gunstig scheen. Een dezer trok zijn zakdoek uit den zak, en de vader herkende dien voor denzelfden, welken hij aan zijn zoon had gegeven. Bevende van schrik, hield hij toch tegenwoordigheid van geest genoeg om biervan niets te laten blijken, maar ging uit de kamer bij den kastelein en verhaalde dezen de zaak. De kastelein, een kloek man, ging dadelijk met een paar zijner knechten naar binnennam de beide kerels gevangenonder zocht hunne goederen en ontdekte, bij eenigc wapenen, het horologie van den vader kort te voren aan zijnen zoon gegeven. Wie kan zich den schrik des vaders voorstellen, toen hij, in gezelschap van meer andere personen, dien weg weder opging, waar hij afscheid van zijnen beminden zoon had genomenen zijnen lieveling daar aan eenen boom vond opgehangenHet afscheid van vader en zoon was een eeuwig afscheid geweest de zoon was reeds gestorven. De beide mannen zijn dadelijk in handen der Justitie overgeleverd. NRott. Cour.) BUITENLANDSCHE BERIGTEN. ENGELAND. LONDEN, 2 Februarij. Een telegrafisch berigt van deze dagteekening bevat het volgendeDe Russische Gezant bij het Hof van Groot-Britlannië, de Heer Brunow, beeft van het Engelsche Kabinet het sedert eenige dagen met belangstelling ver wachte antwoord ontvangen, op de aanvrage van Keizer Nikolaas om ophel dering aangaande bet verschijnen der vloten in de Zwarte Zee. Ten gevolge van het bekomen antwoord zal de Heer Brunow binnen weinig dagen Londen verlaten. De openbare meening is niettegenstaande dit feit niet ongunstig gestemd. (De Gezant is werkelijk den volgenden dag reeds vertrokken en heeft zich naar 's Gravenhage begeven.) In de zitting van het Hoogerhuis van eergisteren stelde de Graaf van Carnarvon voor, het antwoord op de Troonrede in overweging te nemen. Graaf Ducie ondersteunde dit voorstel. De Markies van Clanricarde beklaagde zich over de aarzeling der Regering, om te verklaren wat er van den oorlog is. De Minister van Buitenl. Zaken Lord Clarendon beantwoordt dezen spreker en zegt, dat het van den edelen Markies wijzer en billijker zoude geweest zijnde overlegging der thans ter perse zijnde documenten af te wachtenen zijn aanval een paar dagen uit te stellen. De Engelsche Regering is verant woording schuldig alleen aan het Parlement. Zij heeft in den beginne eer lijk vertrouwd op de openlijke verklaringen van Rusland, dat het niets tegen de integriteit der Porte in het schild voerde, en zelfs toen dit vertrouwen ge schokt werdgeen eervol middel lot eene vredelievende oplossing van het geschil gespaardzoodat thans Ruslands ongelijk des te duidelijker aan het licht is gekomen en door de vier groote Mogendheden eenparig is afgekeurd. Dit beschouwde hij als een groot voordeel. Wanneer ook thans de waar schijnlijke verwerping van de Weener voorstellen den oorlog onvermijdelijk zoude makenzoo is er toch door de verzoenende staatkunde van de En gelsche Regering niets verloren of verzuimd. Graaf Aberdeen aarzelt niet in de krachtigste bewoordingen al het geen over de verschrikkingen van den oorlog is gezegdte herhalenmaar met de zelfde warmte zal hij zich verdedigen tegen de beschuldiging, als zoude hij gedurende de laatste onderhandelingenhet werktuig van Rusland geweest zijn. Geen staatkundige, zegt hij, heeft ooit een bedrijviger rol tegen Rns- land gespeeld. Dezelfde beschuldiging wordt tegen mij gerigt, wat Oostenrijk betreft, met welken Staat ik sedert ik te Weenen geaccrediteerd was, nu 40 jaren geleden, evenmin in betrekking heb gestaan als met Japan. Ik be weer, in antwoord op ben, die krachtdadiger maatregelen hadden gewenscht, dat men er niets bij gewonnen zoude hebbenen dat indien wij Rusland in de lente van 1853 hadden bedreigd, wij slechts een onmiddelijken krijgstogt naar Konstantinopel zouden hebben uitgelokt, hetwelk de Turken toen niet bij inagte waren te beletten. Men heeft mij ook beschuldigd van onverschil ligheid voor de Fransche alliantie, mij, die gedurende mijne lange loopbaan niet heb opgehouden, de noodzakelijkheid er van te betoogen." Het adres wordt daarop aangenomen en de zitting gesloten. Het Lagerhuis hield mede eergisteren eene eerste zitting. In antwoord op verscheidene sprekers over de Oostersche quaestie merkt Lord John Russell op, dat de eerste Weener nota niet door de Engelsche Regering, maar door de Engelsche en Fransche Regeringen ontworpen is en door Oostenrijk met bij voegingen vermeerderd. Ilij bad niet veel hoop dat Rusland de tegenwoordige voorstellen zal aannemen, en in weerwil van zijne liefde tot den vrede, zal Engeland zich niet door Rusland laten overrompelen. Het zou een groot voordeel zijnindien men zich van de medewerking van Oostenrijk en Pruis- sen ter voorkoming van den oorlog kon verzekerenhoewel dit lot nu toe niet gelukt was, hoopte hij dat Oostenrijk nog zou inzien, dat zijn eigen belang (nog meer dan dat van Engeland en Frankrijk) in het belang van Europa van de oplossing der vraag afhangt; bij de medewerking der Duitsche Mogendheden zou de uilkomst niet twijfelachtig zijn. De pogingen om Oos tenrijk de oogen te openen, kan men dus geene tijdverspilling noemen. Het adres van antwoord wordt daarop aangenomen en de zitting gesloten. In het Lagerhuis is met 88 tegen 54 stemmen besloten tot het aan bieden van een wetsontwerpwaarbij bepaald wierddat de zittingen van het Parlement vroeger zouden beginnen en dus niet tot laat in den nacht duren. Reeds is besloten dat indien na middernacht eene nieuwe zaak in behandeling komt en slechts een der leden zich daartegen verzette, dadelijk zal beslist worden over de al of niet voortzetting der beraadslaging. De natie heeft omstreeks 100 millioen in buitenlandsche geldleenin- gen gestokenwaarvan een groot gedeelte geen rente afwerpt. Eenige arbeiders vonden dezer dagentoen zij bezig waren een balk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1854 | | pagina 2