langhcbbenden zich daarover niet met regt zouden kunnen beklagenwant de bedoelde ondernemingen zijn alle onder de werking van de wet der paar- denposterij tot stand gekomen. Doch dit in 't midden latendeoordeelt de Regering, dat al het vorenstaande tot het besluit leidt, dal, zoo er termen bestaan om de openbare middelen van vervoer bijzonder te belasten of aan nieuwe verpligtingen in het algemeen belang te onderwerpenzoodanige maatregel algemeen behoort te zijnhetgeen wel een punt van nadere op zettelijke overweging kan uitmakenmaar niet de postwagen-ondernemers al léén behoort te treffenzoo als tot dusverre het geval was. ALKMAAR, 28 Januarij. Gepasseerden nacht ontstond alhier brand in den manufactuur-schoen en laarzenwinkel van den Heer van Weedein het naauwste gedeelte der stadzoodat ook de belendende huizen belangrijke schade hebben bekomen. Het perceel zelf is tot den grond toe afgebranden daar de bewoners reeds slapende waren, heeft men niets kunnen redden. Alles was echter tegen brandschade verzekerd. Bij dezen ramp greep nog het volgende treurig on heil plaats: Een geëmploijeerde der gasfabriek, het onheil vernemende, ging er dadelijk heen om de gaspijp te stoppen. Terwijl hij hiermede bezig was, stortte bet gebouw in, en hij werd onder het puin bedolven. De onge lukkige heeft eene vrouw en 4 kinderen. Met veel moeite gelukte het, hem onder het brandende puin weg te halen, en werd hij dadelijk naar het gast huis vervoerd. De wonden die bij bekomen heeft schijnen zoo ernstig te zijn, dat men aan het behoud van zijn leven wanhoopt. (IV. R. C.) Kaar men verneemt, zijn alle hinderpalen, welke den aanleg van een ijzeren spoorweg van Middelburg naar Venlo in den weg stondenthans uit den weg geruimd, zoodat legen de aanstaande lente de werkzaamheden vermoedelijk zullen aanvangen. De borgtogt groot ƒ500,000 zou door de maatschappij Dubois-Nihoul gestort zijn en reeds druk was men aan bet plannen maken, om den spoorweg tot Maastricht te laten doorgaan. Op aanvraag van de orde der Redemptoristen te 's Hertogenbosch beeft het algemeen armbestuur aldaar, onder nadere goedkeuring van den Ge meenteraad toegestemd in het afstaan aan die orde van eene hofstede met moestuin, in de tweede Nieuwstraat, tegen eene koopsom van ƒ7500 of eene grondrente van ƒ300 'sjaars, ten einde te dier plaatse te stichten een kloos ter dier orde met kloosterkerk. Te Wouw, een dorp nabij Rozendaal in Noordbrabant, zijn de fonda menten gevonden van een zeer oud en groot gebouw, in eene weide, ter diepte van 2 Ned. ellen. Men zegt dat het overblijfsels zijn van het kasteel der beroemde Markiezen van Bergen op Zoom. Uit Maastricht wordt gemeld, dat de Heer C. Arenz, die sedert 4 ja ren de Hoogduitsche taal en de handelswetenschappen met de meeste onder scheiding aan bet Koninklijk Athenaeum te dier stede, onderwees, en vele blijken van kunde en ervarenheid gaf, beroepen is als Leeraar van de Han delsgeschiedenis, Warenkunde en Statistiek bij de openbare Academie voor Handel en Nijverheid te Leipzig, en eerlang die betrekking aldaar zal aanvaarden. 's GRAVENHAGE, 31 Januarij. Vóór zijn vertrek naar bet Loo heeft Z. M. den Heer de la Fontaine een der Luxemburgsche Afgevaardigden die bier reeds aangekomen zijn, in een bijzonder gehoor ontvangen. Don Fidencio Bourman, nieuw benoemd Gezant van de Koningin van Spanje bij ons Hof, is alhier aangekomen. De Minister van Financiëngelezen hebbende eene missive van een der Heeren Arrondissements-Directeurs der directe belastingen, enz., naar aan leiding van eene bij hem ingekomen klagte over zekeren Ontvanger, als die zich met het opmaken van requesten en reclamatienin zake van belastin genten behoeve van derden, zou inlaten; heeft dien te kennen gegeven, dal de Minister het opmaken van requesten en reclamatienten behoeve van derden, in zake van directe belastingen, als voor ambtenaren van dat vak ongepast beschouwende, verlangt, dat door hem, Arrondissements-Directeur namens den Minister, een stellig verbod aan al die ambtenaren in zijne arrondissements-directie ter zake worde uitgevaardigd, en dat, wanneer van overtreding van dit verbod blijken mogt, daarvan aan den Minister mede- deeling worde gedaan. De Regering heeft bij de Tweede Kamer een ontwerp van wet ingediend ter opheffing der paardenposterij. Bij art. 1 worden de wetten en wettelijke verordeningen betrekkelijk de paardenposterij van 1790 tot en met 1806 in zooverre die nog in het Rijk van kracht zijn ingetrokken en bij art. 2 wordt bepaald dat aan de postillons der paardenposterij, die vóór of op den dag van de invoering dezer wet, krachtens art. 12 der wet van 9 December 1798 (19 Frimaire van het Vil116 jaar) aanspraak op pensioen hebben verkregen, dat pensioen kan worden toegekend en hij art. 3 dat deze wet in werking treedt op den isten Julij 1854. In de memorie van toelichting wordt hoofdzakelijk gezegd, dat de paar denposterij, eene plant van vreemden oorsprong, op Nederlandschen bodem overgebragt, aldaar nimmer veel opgang heeft gemaakt; het was onmogelijk aan de postmeesters een toereikend middel van bestaan te verzekerenzonder dat daardoor tevens andere belangen, die ook behartiging verdienden, ge kwetst werden. Ook behoort het reizen met postpaarden bij ons hoe langer hoe meer tot de uitzonderingen. Reeds verhieven er zich te veel stemmen tegen een der onmiddellijke gevolgen van dat monopolie (de uitkeering na melijk waarmede de postwagen-ondernemers ten behoeve der postmeesters bij wijze van uitkoop van het gebruik hunner paarden zijn belast), om op het duurzaam behoud van dit voor de postmeesters onmisbaar geworden deel van bun inkomen te kunnen rekenen. Ook was de last ongelijk; terwijl er overigens reeds van 1314 af zwarigheid was gemaakt, om de onder het Fransche bestuur aan dc postmeesters verleende jaarlijksche toelagen, uit de schatkist te blijven voldoen. De Regering heeft nu de overtuiging, dat de instandhouding der paarden posterij thans niet meer door het algemeen belang wordt gevorderd. Aan de meening dat die opheffing thans niet langer moet worden uitgesteld, is het tegenwoordig wets-ontwerp zijn oorsprong verschuldigd. Het is gebleken, dat in 1851, op de 77 stations niet meer dan 1164 voor spannen zijn verschaft, hetgeen voor elk station op een gemiddeld getal van 15 in het jaar nederkomt, en terwijl van die voorspannen verreweg de meeste op meer dan een station voor dezelfde reis zijn geleverd, is bet getal per sonen die van de paardenpost gebruik maakten al zeer onbeduidend. Ook moet eene paardenposterij over al de stations, ten minste op de voornaamste wegenzamenbangenzal zij den reiziger kunnen baten. En nog komt hierbij, dat die weinige stations, waarop alhier meer bepaaldelijk gedoeld wordt, door de voltooijing der reeds in aanbouw zijnde internationale spoor wegen eerlang voor bet verkeer met hel buitenland geheel overtollig zullen worden. Voorts stelt de Regering de vraag voor, of er bij bet vervallen der in derdaad drukkende belasting, waaraan de postwagen-ondernemers tot dus verre voor de instandhouding der paardenposterij waren onderworpengeene termen zouden bestaanom daarvoor betzij eene andere matige belasting ten behoeve der schatkistin de plaats te stellenzeker is het dat de be- BUITENLANDSCHE BERIGTEX. ENGELAND. LONDEN, 28 Januarij. Dr. Routh, de 90-jarige President van het Magdalena-collegie te Oxford, heeft onlangs een werk voltooid, bestaande in uittreksels uit de oude Kerk vaders, voorafgegaan van eene uitvoerige inleiding. Die hoog bejaarde geleerde geniet nog steeds de beste gezondheid en zet zijne letteroefeningen onafgebro ken voort, ofschoon het verlies eener 89-jarige zuster hem onlangs sterk heeft getroffen. Er zijn hier berigten uit Australië van het begin der maand November II. ontvangen, waarin wordt gemeld dat er eene nieuwe goudbedding ge vonden was, nagenoeg 100 Eng. mijlen ten noorden der goudgroeven van Burra-Burra, die reeds sedert geruimen tijd in bewerking zijn, en dat de nieuwe goudbedding nog meer en zuiverder goud scheen te zullen opleveren dan de mijnen van Melbourne. Het Russische eskader welks Bevelhebber met de Japansche Overheden te Nangasaki in onderhandeling geweest is, was den lldea December van daar te Hong-Kong teruggekomen. FEAKHRIJK. PARIJS29 Januarij. In den Moniteur is een Keizerlijk besluit afgekondigd, om de nog be schikbare manschappen van de tweede helft der ligting van 1851 onder de wapens te roepen, omdat door het ontslaan van uitgediende manschappen eene leemte in de gelederen ontstaan is die in de tegenwoordige omstandig heden aanvulling vereischt. Hoewel de fondsen te Londen beden slechts 1/8 pCt. gedaald zijn, zag onze beurs alles in een ongunstig licht; onheilspellende geruchten hadden de bovenhandtot niet geringe teleurstelling voor doorgaans wel onderrigte spe culanten, die eene rijzing-verwachtten. Er wordt aan de Munt dagelijks voor 150,000 fr. aan gouden en zilveren geldstukken geslagen. Uit het verslag door den Minister van Financiën medegedeeld over de uitkomsten van 1853, blijkt, dat er bijna een evenwigt zal zijn; indien toch de inkomsten de uitgaven niet ten volle dekken, zoo zal het verschil niet meer dan 4 mill, bedragen. Zoo als bij de begrooting van 1853 toegestaan was, was er een tekort van 34 millioen; naderhand zijn er verschillende sup plementaire en buitengewone credielen tot een bedrag van 64 mill, toegestaan, hetgeen een gezamenlijk cijfer uitmaakt van 98 mill. Deze echter verdwijnen bijna geheel door de vernietiging der credietenen vooral door de vermeerde ring der inkomsten, die de verbazende som van 74 mill, heeft uitgemaakt. In het afgeloopene jaar zijn aan ingaande regten en indirecte belastingen ruim 42 mill, meer ontvangen dan in 1852, hetwelk allezins als een gunstig teeken van de toegenomene welvaart kan dienen. De begrooting van 1851 heeft een tekort van 101 mill, gelaten; dat van 1852 van 26 mill., terwijl dat van 1853 niet meer zal zijn dan van 4 mill. Bij het Ministerie van Onderwijs houdt men zich bezig met eene nieuwe wet op bet openbaar onderwijs. Daarbij wordt de Fransche Universiteit in 16 Akademien verdeeld, elk met een Rector en een Akademischen Raad en een aantal Inspecteurs, gelijk aan dat der Akademien. De ontvangsten van de spoorwegen gedurende 1853 hebben meer dan 160 millioenen bedragen. In de Rijn-departementen beerscht, ten gevolge der vrees voor oorlog een bedenkelijke crisis in handel en nijverheid. De nood ten platten lande is voorbeeldeloos, de rooverijen zijn veelvuldig. Bijna dagelijks ontvangt men berigten van diefstallen in kerken. In den omtrek van Vaucluse zijn rijke zwavelmijnen ontdekt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1854 | | pagina 2