BUITENLANDSCIIE BERIGTEN.
molens loopcnschaapherdershonden, honden die als trekdieren worden gebe
zigd en als dusdanig door Burgemeester en Wethouders erkend zijn, en hon
den van jagers, die de jagt als nijverheid uitoefenen, welke allen slechts le
gen 1 per jaar belast zijn. Tevens is besloten, dat elke belaste hond een
halsband zal moeten dragen, waarop de naam van den eigenaar slaaten
waaraanten tceken dat de belasting voldaan iseen metalen plaatje zul
hangen, waarop aan de eene zijde het wapen van Utrecht en aan de andere
zijde het nommer der quilanlie van betaalde belasting voorkomt. Zij die'
een hond voor de eerste maal aangeven, hebben het regt, om van die aan
geving of inschrijving een schriftelijk bewijs te vragen, dat zoo lang geldig
is, tot dat de bond van het metalen plaatje zal voorzien zijn. Ilondcn
beneden de twee maanden oud zijn niet belastbaar.
's IIERTOGENBOSCII1 Junij.
Gisteren werd alhier voor het front der parade afgestraft een grenadier,
behoorende tot het regement grenadiers en jagers, door den Provincialen
Krijgsraad van Noordbrabant veroordeeld tot vcrvalling van den militairen
stand en tot opsluiting in een rasp- of tuchthuis voor den tijd van 5 jaren,
ter zake van eerste desertie in tijd van vrede en bedriegelijke opligting.
Deze persoon, geboren te Boxtel, had in bet jaar 1850 zijn garnizoen te
Delft verlaten en zich naar België begeven, waar hij zich te Brussel de klee
ding van een Franciscaner monnik had welen te verschaffen.
Onder deze vermomming was hij naar herwaarts teruggekomen en had
daardoor zich niet alleen aan de vervolgingen wegens zijne gepleegde desertie
weten te onttrekkenmaar ook verscheiden jongelieden van beider kunne
hier te lande weten wijs te maken, dat hij voor een klooster in België kloos
terlingen moest aanwerven, waartoe hij echter van de liefhebbers, want er
deden zich werkelijk liefhebbers op, vooraf eene zekere som vorderde, bij
wijze van handgeld. Toen hij echter vervolgens met zijne rekruten in een
logement was gekomen, vertelde hij hun, dat hij hun Ilollandsch geld tegen
Belgische munt zou gaan verwisselen. Hij verwijderde zich dan ook
maar vergat, om tot die hem gevolgd waren, in het logement, waar hij hen
had achtergelaten terug te keeren.
Menigmaal schijnt hij op die wijze ons land verlaten en wederom bezocht
te hebben, totdat hij eindelijk, over Pruissen nogmaals gerepatrieerd na eene
bijna driejarige afwezigheid en na wclligt ook in laatstgemeld land menigeen
tot dupe van zijne geheel vreemdsoortige industrie te hebben gemaakt, in de
ouderlijke woning te Boxtel gearresteerd werd en aan de militaire justitie
overgeleverd.
Over de ligtgeloovigheid van de goede lieden in de strekendie deze
grenadier-monnik tot bet toonccl zijner opliglerijen had gekozen, kan men
zich waarlijk niet genoeg verwonderen. ProvGron. Cour.)
Hendrik. Onder anderen zal er een bal champëtre worden gegeven. De
oranjerie-zaal wordt daartoe in gereedheid gebragt.
Men verneemt dat vele bewoners van de stratenwelke het Vorstelijk Echt
paar bij zijne aankomst zal doortrekkenvoornemens zijne hunne woningen j
met groen te versieren.
De zangvereeniging Caecilia alhier zal bij gelegenheid der feesten
welke eerlang in deze residentie zullen worden gehouden, een wedstrijd ge-
ven van al de liedcrtafels van het IIijk. Daarbij zullen zes prijzen worden
uitgeloofd, onder anderen een door Z. M. den Koning, een door Z. K. II.
Prins Frcderik, Beschermheer der vercenigingen een door het stedelijk
Bestuur. Men verneemt bovendien, dat de liedertafel Helicon, onder be
scherming des Konings, al de zangvereenigingen in de residentie en der af-
deeling 's Gravenhage van de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst
heeft uitgenoodigd zich te vereemgen met den stoet die H1I. KK. HII. Prins
en Prinses Hendrik, bij hunnen inlogt in deze stad, zal vergezellen.
De inschrijvingen voor de inrigting van het Manége-gebouw tot eene
kerk voor de Ned. Herv. gemeente alhier, hebben reeds het cijfer van 40,000
bereikt. Gelijk bekend is, was er, naar raming eene som van ƒ100,000 be-
noodigddoch deze som heeft eene aanzienlijke vermindering ondergaan door
de milde toezegging van Z. K. II. Prins Frederik der Nederlanden, die do
bekostiging van een bekwaam orgel geheel ten zijnen laste heeft genomen.
Z. Exc. de lieer Pahud, Minister van Koloniën, heeft voor eenige da- I
gen de residentie verlaten, tot het doen eener buitenlandsche reis, tot herstel
van zijne cenigzins geschokte gezondheid. Z. Exc. wordt reeds tegen het
laatst der week hier terug verwacht.
Tot den toegang naar de publieke tribune van de Tweede Kamer der
Staten-Generaalwelke vroeger op den Singel was, is thans eene andere
geopend op het Binnenhof onder de galerij door de deur waar eertijds de
Officierskamcr was. Men komt dan onmiddelijk aan den trap, die naar de
tribune leidt. De vroegere weg zal in het vervolg afgesloten worden.
De Commissie van beheer over de tentoonstelling van schilderijen en
verdere kunstwerken alhier, voor het jaar 1853, heeft bekend gemaakt, dat
er eene verloting van kunstwerken zal plaats hebben, tot welk einde eenige
werken zullen worden aangekocht. Aandeelen of loten zijn tegen betaling
van 5 verkrijgbaar. Even als bij vorige verlotingen, zullen, naar gelang
van het grooter debiet van loten de waarde en het aantal van de aan te
koopen en te verloten stukken vermeerderd worden.
BOTTERDAM, 5 Junij.
Eergisteren arriveerde alhier van Boness het Engelsche sloepschip Favourite,
Kapt. James Ainsley, lo huis behoorende te Alon. Genoemde Kapitein ont
dekte den 31sten Mei II. in de Noordzee, de in gevaar verkeerendc Russische
bark Hoppet, Kapt. G. E. Serlarlius, van Louisa, bestemd naar Cadix met
eene lading hout. Niettegenstaande het onstuimige weder, besloot Kapitein
Ainsley de equipage van het geheele mastelooze en op zijne lading drijvende
schip hulp te verleenen, en had het onuitsprekelijke genoegen in drie togten
met de sloep, onder bijzondere en hoogst moeijelijke omstandigheden, den
Kapitein en de geheel equipage, bestaande uit 14 man, het leven te redden.
De schipbreukelingen werden met zeemanshartelijkheid verpleegd en behou
den en wel hier aan de stad aangebragt.
AMSTERDAM, G Junij.
Z. K. II. Prins Frcderik heeft eene aanzienlijke bijdrage geschonken aan
het Diamantwerkers-weezenfonds alhier.
Na de ontvangen mededeeling uit een particulieren brief, het verkiezings-
werk in het lioofd-kiesdistrict Almelo betreffende, (zie ons n®. van 3 Junij)
schreven wij onmiddelijk aan een onzer vrienden te Almelo, wiens antwoord,
heden ontvangen, wij onderstaand woordelijk mededeelen:
Almelo, 3 Junij 1853.
»Ook zonder uwe aanvrage zoude ik u heden geschreven hebbenteneinde 1
u van den waren stand der zaken te onderrigten.
Men vond op de stemlijsten van 'l'ubhergen een persoondie reeds voor
eenige jaren overleden was, en men had nog meerdere aanmerkingen, waar
uit de Officier van Justitie aanleiding vond het bureau van stemopneming
van Tubbergcn tot een verhoor op te roepen. Dat verhoor heeft gisteren
plaats gehad, en ik durf u stellig verzekeren (daar ik zoo even met den
Officier van Justitie uit de sociëteit kom, die mij zelfs veroorloofd heeft die
verzekering namens Z. AV. E. G. te doen), dat er geen regtsingang is ver
leend, even zoo min als dat de Burgemeester is gevlugt en er arrestaliën
hebben plaats gehad. Een en ander is dus onwaarheid, medegedeeld door
iemand die waarschijnlijk een persoonlijke vijand van den Burgemeester is.
P. S. Ik heb den Burgemeester die voortvlugtig zoude zijngisteren zcl-
vcn nog ergens aangetroffen!!" AmstCour.)
Aan het Handelsblad wordt uit Meppen van 27 Mei geschrevenNa
dat gisteren de zoogenoemde processie bij het schoone Mci-weder afgeloopen
was, is er een zwaar on weder ontstaan. Een bliksemstraal is in den toren
der kapel van Groot Voller, behoorende lot het ambt Meppen, geslagen,
waardoor de kapel met den toren geheel is afgebrand. De muren zijn slechts
staande gebleven.
Met het kofschip Gezina zijn van Groningen 16 koeijen en 2 stieren
naar Rusland overgebragtom de rassen aldaar te verbeteren.
UTRECHT, G Junij.
In de zitting van den Stedelijken Raad van 11. Donderdag is aangenomen
de belasting op de hondenen wel a 2.50 voor eiken hondbehalve voor
die honden welke ter bewaking van plaatsen dienendie in karn- of andere
ENCEEALW®.
LONDEN, 4 Junij.
In de zitting van het Lagerhuis van gisteren heeft de Minister AA'ood,
A'oorzittcr van het collegie van toezigt voor de Indische aangelegenheden, uit
eengezet hoe naar het oordeel der Regering het bestuur over Indie moet wor
den geregeld na den 30sten April 1854, met welken dag de thans daarom
trent geldende wetsbepalingen ophouden van kracht te zijn. De regeling van
het bestuur over honderd vijftig millioen mede-onderdanen was, zoo ving hij
zijne vijf uren lange rede aan, eene zoo uiterst gewigtige taak.
Hij wees aanwelke vruchten het bestuur over Indiezooals het nu
sedert 20 jaren door de O.-I. Comp. gevoerd wordt, in Indie had voortgebragt.
Hij achtte het onbillijkden tegenwoordigen vooruitgang van Engeland tot
i maatstaf te nemen ter beoordeeling van Indie, alwaar de loome volksaard,
I de godsdienstige vooroordeelen cn verouderde gebruiken en velerlei andere hin-
derpalen den vooruitgang vertraagden. De Minister erkende dat in Indie veel
wat had bchooren te worden gedaan, ongedaan gelaten was, vooral doordat
de gestadige oorlogen geen middelen tot verdere verbeteringen overlieten
maar hij betoogde dat er reeds veel goeds in Indie was tot stand gebragt,
en dat de bestuurders aldaar de stoffelijke en andere belangen der inwoners
geenszins hadden verwaarloosd.
De grieven tegen het bestuur van Indie hebbende behandeld, wees hij op
hetgeen door hetzelve in de laatste 20 jaren was lot stand gebragt. Hij her
innerde de afschaffing van de slavernij, van den kindermoord, van het ge
bruik om de weduwen met het lijk des mans te verbrandenvan de men-
schenoffers, de uitroeijing van de secte der Thugs of godsdienstige moorder
naars; en haalde uit de tijden vóór de Engelsche heerschappij, die door
sommigen als de gouden eeuw van Indie schenen beschouwd te worden, tafe-
reelen aan van wanbestuur, onveiligheid van personen en goederen, bar-
haarschheid en algemeenc ellende. De verbetering in den toestand des volks
bleek inzonderheid uit de grootc toeneming van in- en uitvoer. Ook noemde
hij nog, als hlijken der zorg van de Indische Regering voor de belangen der
inwoners, de opmeting van het grondgebied, de lelegraphische gemeenschap
tusschen al de groote steden de oprigting van ziekenhuizende uitbreiding
der koepokinenting, de slichting van scholen enz.
Er bestond derhalve zoo vervolgde de Heer AVood indien men het
Indische bestuur naar zijne vruchten wilde heoordeelengeen grond om het
als eene krachtelooze of ondoelmatige Regering te verwerpen.
Over de opvoeding der inlanders sprekende, zeidc de Heer AVood, dat zij
in de Europesche letterkunde, waarvan thans meer werk gemaakt werd dan