PRUIS SEN.
EERLIJN, 29 April.
ïn verband met de houding, die de Roomsche geestelijkheid in de Op-
perrhijnsche kerkprovincie tegenover de Regeringen van Wurtemberg, Raden
enz. heeft aangenomen, baart thans in Pruissen een Pauselijk breve betrek
kelijk de gemengde huwelijken veel opzien. Aan het Beijersche bladde
Augsburger Zeitungwordt daaromtrent het volgende geschreven:
De Paus heeft aan de Pruissische Bisschoppen een breve gerigt, hetwelk
op de gemengde huwelijken betrekking heeft en voorschrijft, dat te dien
opzigte voortaan geheel naar het stelsel der Roomsche hiërarchie moet gehan
deld worden. Dien ten gevolge zijn dan ook reeds door de Bisschoppen aan
hunne onderhoorige geestelijken bevelen gezonden om de in het Pauselijke
breve vervatte voorschriften met naauwgezetheid in acht te nemen. Terwijl
in vroeger lijden en tot hiertoe alleen aan Vorstelijke personen door den Paus
zeiven dispensatie tot een huwelijk met een niet-Katholiek verleend werd,
heeft de Paus thans dat regt in alle voorkomende gevallen aan zich zei ven
voorbehoudenmet uitzondering van bijzonder dringende gevallen in welke
de Bisschoppen die dispensatie mogen verleenen. Bovendien moet de niet-
Katholieke der echtgenooten voor den Bisschop of den door dezen gemagtigden
Pastoor onder eede de gelofte afleggen, dat alle uit het huwelijk geboren
kinderen in de Roomsche leer zullen worden opgevoed. En desniettegen
staande moeten alle gemengde huwelijken naar den door het concilie van
Trente voorgeschreven vorm worden geslotendat is zonder afkondiging in
eene Katholieke kerk, ook wanneer de bruid tot hare parochie behoort,
en op eene niet gewijde plaats, dus bijv. in het huis van den Pastoor of in
de sacristie.
Welke gevolgen dit Pauselijk breve zal hebben, is voor alsnog moeijelijk
te voorzienintusschen is het duidelijk dat de Pauselijke voorschriften met de
Pruissische landswetten in volstrekte tegenspraak zijn. Volgens deze (Algém.
Landregt II. Tit. 2 76 en volgg.) moeten wanneer de ouders tot verschil
lende geloofsbelijdenissen behooren tot na het veertiende jaar de zonen in de
godsdienst des vaders, de dochters in die der moeder onderwezen worden.
Geen der echtgenooten kan, zelfs niet bij overeenkomst, den ander tot eene
afwijking van dit wettelijk voorschrift verbinden." Wel is waar laat art. 78
de opvoeding der kinderen aan het onderling goedvinden der ouders over,
maar reeds het volgende bepaalt weder, dat het verschil van kerkelijke ge
loofsbelijdenis aan geen der ouders zijne regten omtrent .de opvoeding der
kinderen kan ontnemen. Met uitzondering van het in 78 onderstelde ge
val, maakt dus óf de Pruissische wet het Pauselijke voorschrift, óf dit laatste
de wet krachteloos. Even strijdig met de wet is de door den Paus bevolen
vorm van het sluiten des huwelijks, met name het verbod der voorafgaande
huwelijks-afkondiging in Roomsche kerken.
De Nassausche Regering heeft ook op beslissenden toon het dreigend
protest der geestelijkheid van den Bovenrijn-provinciën beantwoord en ver
klaard dat zij de regten van den Staat zou weten te handhaven.
Er vertrekken thans ook zeer vele Duitsche landverhuizers naar Aus
tralië. In Hamburg liggen 19 schepen in lading, welke in den loop van dit
voorjaar de reis derwaarts zullen aannemen.
OOSTENRIJK.
WEENEN, 30 April.
Onze Regering heeft bij den bondsdag eene rekening van nagenoeg 107
millioen guldens ingediend voor de gedane uitgaven ter onderdrnkking van
de opstanden alhier en te Praag'alsmede ten bevoeve der veldtogten in Hon
garije en Lombardijeen wel op gronddat daardoor de Duitsche grenzen
tegen vijandelijke invallen zijn beschermd geworden. Dit voorbeeld schijnt
nu ook Pruissen op het denkbeeld gebragt te hebbenom voor de onder
drukking van den opstand in Posen eene schadevergoeding van 19J millioen
daalders te verlangen. Vermoedelijk zullen nog meer rekeningen van dien
aard bij den Duitschen bond inkomen.
De Keizer heeft amnestie verleend aan de Veneliaansche Officieren die
in 1848 in Oostenrijksche dienst warén, doch aan den oorlog tegen dat land
hadden deelgenomen. Later zal de opheffing plaats hebber, van het beslag
dat op hunne goederen is gelegd. Zij zijn 22 in getal.
De burger Joseph Ettenreich, die Z. M. bij den moordaanslag van 18
Februarij te hulp is gekomen, is voor zich en zijne nakomelingen kosteloos
in den Ridderstand verheven.
De Vorst Danielo is den 26sten alhier aangekomen om den Keizer te
bedanken voor de bescherming der Montenegrijnen.
1843 Staatsblad N". 16), dat zij hun beroep niet mogen niloefenen dan na
dat zij.de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1853 en 1854 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal
zijn aangezuiverd waarvan zal moeten blijkenalvorens de acten van Patent
aan hen zullen kunnen worden afgegeven. l)ut zoodra mogelijk hunne aan
slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de
tijd hekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald.
Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet,
van den 22ste"April 1852, StfflN°. 61), houdende wijzigingen en uitbreidingen
van de Ordonnantie op het regt van Patentvan den 21 Mei 1819 (Slbl. N°. 34),
de tijd der uitgifte, van de door de palentpligtigcn in te vullen verklaringen
van aangifte, voor den jare 1853 wordt vastgesteld op den 9 Mei van dat
jaar, en dat de wederinzameling dcrzelve, tegen regudoor den Ontvanger of
deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten dag na de uit
gifte zal geschieden.
Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol
gende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen
meer zullen worden aangenomen.
Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het
regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die bij het
aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifteof ook bij het terugha
len derzeive, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of
ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen,
dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter
invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen." (op de
Mare binnen deze Gemeente) verkrijgbaar zijn door in persoon of door bunnen
gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zelvcr
plaatse moeten worden ingediend."
Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: de aan het regt
van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het
doen der aangifte bepaaldbevonden zullen worden zich nietof door valsche,
onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtin-
gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, znllen telken reize, wan
neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen iu een' boete van
niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens.
Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel
N°. 16, der Wet van den 22 April 1852, StblN°. 61,) voorkomende, de
eigenaars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartnigen
gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de
door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter
Secretarie alhier, van den 2 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand,
'svoormiddags van 10 tot 1 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre
dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de
zelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te
brengen en alle die inlichtingen te geven, die van benbetrekkelijk de
vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na deri 15 Mei voormeld,
geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebre-
kigenbij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het 37 artikel
der Wet van den 21 Mei 1819hiervoren omschreven.
Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16 J'unij
1832 bedoeld, zijnde inlandscbe en vreemde kramers, welke met kramen,
stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of óp pu
blieke markten en kermissen uitstallen mitsgaders de debitanten in loterij
briefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen,
welke hunnë waren ter verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 't groot, te water
of te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van opeubare vermake
lijkheden in tabel N°. 15 genoemd voor zoo verre alle die patentpligtigen
in de algemeene beschrijving voor 1853 zullen moeten worden begrepen, ge
houden zullen zijn, zich gedurende de geheele maand Mei, ter bekoming van
bun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Gemeente,'s voormiddags van 10
tot 1 ure, de Zondagen nitgezonderd zullende er na dien tijd geene aan
vragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigendie hun be
roep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvin
gen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang
van patent te voorzien.
Dat almede op den 9 Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt
met de beschrijving voor de Personele Belasting over het dienstjaar 1853
en 1854.
Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van
dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich, in geen gevalzullen mogen beroe
pen op zoodanig verzuim, maar integendeel gehouden zijn om de vereisebte
en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers,
alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn.
Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne bandteêkening te
bekrachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn
gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar
voor eenige betaling te kunnen eischenverrigtenmet vermelding der
redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag
tigde in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze,
worden geteekendna voorafgaande voorlezing.
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting
op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren
in die gemeenten alwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulken, echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond
slagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge
meenten dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aan
gifte voor alle, mits alsdan voor elke gemeenten afzonderlijk, ter plaatse
hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door eenen zelfden belastingschul
dige in verschillende gemeenten worden gehouden zal hij in elk van deze
het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven.
Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigddat tot tegenschattcrs voor
meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als:
SIMON do CROIX, JAN LABREE,
JOHANNES van der TAS, JAN van LITMJdnior.
ABRAHAM VERHOOG, PIETER van DUUREN, Senior.
En zal deze door aanplakking en plaatsing in de Legdsche Courant worden
afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
Letden, 29 April 1853. VAN LIMBURGSTIRUM,
De Secretaris v. PUTTKAMMER.
STAP» BERIGTEN.
Beschrijving voor het regt op de Patenten en het Personeel
voor het Dienstjaar 1853 en 1854.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN brengen bij deze, naar
aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in
de Provincie Zuidholland, van den 26stcn April jl. A. N°. 3083 (3de Al'd.
Provinciaalblad N°. 50, houdende eenige bepaligen ten aanzien der beschrij
ving voor het Patentregt over het Dienstjaar 1853 en 1854 (dat is, van den
l-sten Mei 1853, tot den 30steo April 1854,) alsmede naar aanleiding van een
gelijk besluit van dezelfde dagteekening A. N°. 3632 (3de Afd.,) Provinciaal
blad N°. 49, betrekkelijk de beschrijving der Personeele Belasting voor
het jaar 1853 en 1854, ter kennisse van .de Ingezetenen dezer Gemeente:
Dat op den 2den Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving
der Patentpligtigen, tabel 14, N®. 37—40, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg
en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden
rondgebragt, en na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Di
recte Belastingen, tegen re<ju worden afgehaald, en worden gemelde Patent-
pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24slen April