Aan liet slot zijner rede maalvtc de Heer v. Doorn nog deze opmerking,
dat de verhouding van de Roomsche kerk in Nederland tot den Roomschen
Stoel, voorheen -zoo geheel anders was, dan zij nu wordt voorgesteld. Voor
heen zegt de spr.werd een Bisschop gekozen door de geestelijkheidnu be
noemt de Paus onmiddellijk 5 en uitdrukkelijk blijkt het uit den apostolischen
brief van den 4dcn Maart 11., dat uit hetgeen omtrent de voormalige Roomsche
kerk in Nederland bestondvoortaan geen regt of verpligting meer zou vol
gen. Hij acht hierin wel eenige bedenkelijkheid gelegen, en hij gelooft, dat
daardoor de kracht is ontzenuwd van het betoog, dat nu de Nederlandsche
kerkvoogden een zelfstandig beheer zullen uitmaken. Hij zou verlangd heb
ben, dat de Regering er voor waakte, dat niet voor altijd aan de Nederl.
Roomschgezinden ontnomen wierden regten, waarop zij zeiven vroeger zooveel
prijs stelden en die, gelooft hij, voor hen nog van waarde te achten zijn.
Onze Roomsche landgenooten erkennendat ook hunne Protestantsche mede-
Christenen regten hebben, maar het Hof van Rome erkent dit niet; en al
is die niet te duchten, er blijft altijd eene bedreiging in de hand van Rome,
en het komt daarop aan om wel te waarborgen, dat de vrijheid, die in de
Grondwet voor allen is geschreven, ook voor allen bewaard blijve.
De Heer van Iloëvell heeft nagegaan1°wat ons Gouvernement heeft
gedaan, waarop hij antwoordde, dat het zich heeft geplaatst op het juiste,
dat is, op het grondwettig standpunt; 2», wat het Hof van Rome heeft ge
daan. liet heeft de organisatie tot stand gebragt, zonder daaromtrent vooraf
te waarschuwen, hetgeen officieus was toegezegd, en dit beschouwde hij als
eene grief van onzen Staat tegenover eene vreemde Mogendheid; 3°, wat er
thans behoort gedaan te worden. De Regering behoort voort te gaan op
den eens ingeslagen weg, om aan het llof van Rome zijne gevoeligheid te
kennen te geven. Daarin dient zij door de Kamer ondersteund te worden.
De spreker heeft onder anderen nog dit gezegd: wat behooren de Protestan
ten te doen? Getrouw te blijven aan het beginsel, hetwelk hun levensbegin
sel is: vrijheid van godsdienst, vrijheid van geweien, vrijheid van geloof,
vrijheid van belijdenis. Zij moeten getrouw blijven aan het beginsel dat
ieder God diene op de wijze zoo als met zijn geweten overeenkomt, en zulks
zonder eenige belemmering. Meenen onze R. K. landgenooten, dat zij God
niet anders waardiglijk kunnen dienen, dan met een Bisschoppelijken toestel,
dan schrijft het Protestantsch beginsel voor, hun die vrijheid te geven. Spr.
kan begrijpendat zijne Protestantsche landgenooten zich gekrenkt gevoelen
over de wijze, waarop de organisatie is tot stand gekomen. Spr. gevoelt het;
maar hun Protestantsch beginsel, vrijheid van geloof en vrijheid van geweten,
moet zoo sterk zijndat zij dat gevoel overwinnen en toeslaan wat hun be
ginsel voorschrijft.
En nu, zegt spr., een woord aan zijne R. K. landgenooten. Zij vergeten
nooit, dat het beginsel der Gwet, de vrijheid van godsdienst en van geweten,
tevens is een Protestantsch beginsel. Zij vergeten nooit, dat op hetzelfde
tijdstipin hetzelfde jaar waarin wij in het zuidelijk Europa gebeurtenissen
hebben gezienwaarover de gemoederen treuren en die verscheuren dat in
datzelfde jaar, hier, waar bijna 2/3 der ingezetenen Protestant zijn, aan
allenook aan de Katholieken gegeven is het geen zij zoo zeer verlangden
gelegenheid om zich te organiseren, zoo als zij meenden dat dit behoorde.
De Heer van Lynden vermeende dat de overgelegde stukken niet alles be-
vatteden wat in de aanhangige zaak is voorgevallen. Hij heeft betoogd dat
de Regering niet behoorlijk de belangen des Lands behartigd, zijne eer en
waardigheid niet gehandhaafd heeft; dat aan art. 165 en aan art. 65 der
Grondwet door haar is te kort gedaan.
Voorts zeide hij nog: De Regering zegt, dat die titels kerkelijk zijn en
de daarslelling der hiërarchie van zuiver kerkdijken aard is. Maar men
vergete niet, dat het gezag des Pausen tweeledig is, en dat dit moeijelijk is
te scheiden. De geschiedenis heeft daarvan meermalen het bezwarende aan
getoond. Maar, waarom dan gesproken van het Hof van Rome, als men
meende dat het alleen gold het geestelijk gebied? "Waarom dan wisseling
van diplomatieke nota's, als men zich op het zuiver kerkelijk terrein bevond
Onderscheidene sprekers hebben nog het woord gevoerd. De Heer Rochussen
schetst het hoogst gewiglige van deze beraadslaging. Geheel Nederland heeft
het oog op deze vergadering; geheel Europa op ons land. Ten slotte wcnscht
hij te weten, of op de depêches van 4 en 7 Maart jl.houdende mededeeling
van de Apostolische brieven en van de Allocutie van den Paus, ook eenig
antwoord gegeven is, en, zoo ja, welk?
De Heer Groen van Prinsterer betoogt dat in het stelsel der Regering van
lijdelijk toezienligt 1°. miskenning van de Gwet in haren geest en zin
2°. miskenning van den aard der R. K. kerk zelve; 3°. miskenning van wat
de roeping behoort te zijn van een Nederl. Gouvernement.
Bij het 2,lc punt beroept zich de spreker op het voorbeeld van 1831toen
de Abt de Lammenais, verdedigende de constitutionele vrijheid, door den
Paus werd aangezegd bij monde van den Kardinaal Paccadat dit beginsel
door den Paus. Stoel ten sterkste wordt afgekeurd. Dat daarenboven de Je-
suitische rigting thans in de R. K. den boventoon heeft en in de allocutie
doorstraalt; dat op het politiek gebied, de Roomsche geestelijkheid haar steun
verleent aan eene reactionnaireabsolutistische rigting.
Spr. gelooft niet, dat al wat dezer dagen geschied is, de goedkeuring zijner
R. Katb. landgenooten kan wegdragen. Hij ziet niet in, dat het met hun
wezentlijk belang overeenkomt, dat doordrijven van maatregelen, die zooveel
ongerustheid hebben verwekt. Hij onderstelt zelfs nog edeler drijfveren
want hij gelooft dat in het hart van de meesten hunner, opregte vaderlands
liefde huisvest. Het zou z. i. ook eene onmogelijkheid zijn, dat de R. Kath.
kunnen goedkeuren dien laaghartigen geest, waarmede door sommigen gesmaald
wordt op al wal roemrijk, op al wat luisterrijk is in onze geschiedenis, en
die Prins Willem 1 afschetsen als een eervergeten huichelaar.
Ook de Ministers van de beide Eerediensten, Binnen- en Buitenl. Zaken
hebben nog een- en andermaal het woord gevoerd.
De Minister van Buitenl. Zaken heeft verklaarddat aan den Gezant te
Rome last is gegeven vertoogen in te dienen bij het Pauselijk Gouvernement,
omtrent de niet voorafgaande mededeeling van de tot stand gebragte rege
ling, en ten tweede, dat, ten blijke van de gevoeligheid onzer regering,
aan dien Gezant reeds onder dagteekening van den 9dcn April geschreven is
dat hij de vrijheid had onverwijld Rome te verlaten, zonder dat hem een
tijdstip van terugkeer is bepaaldhebbende die gezant eenigen tijd vroeger
reeds zijn verlangen kenbaar gemaakt, om zich met verlof uit Rome te ver
wijderen.
De Minister van Binnenl. Zaken den Heer Groen wederleggende, heeft nog
gezegd dat de Regering, als zij onderrigt ware geweest van de wijze waarop
publiciteit aan de invoering zou zijn gegevenzeer ernstig zou verklaard hebben
dat men niet dezen vorm had moeten kiezen, ten einde daardoor onrust en
opgewondenheid en krenking van onderscheidene anders-denkenden te voorkomen.
Hieronder volgt nu wat hoofdzakelijk in het gisteren avond aan onze
geabonneerden toegezonden Telegraphisch Berigt gemeld was.\
Aan het einde der zitting heeft de Heer van Doorn de volgende gemoti
veerde orde van den dag voorgesteld.
De Kamerkennis genomen hebbende van de gedane mededeelingen
betreffende de onderhandelingen over de regeling der kerkelijke aangelegen
heden van de Roomsch-Kalholieken hier te Lande, en gehoord hebbende, dat
daaromtrent krachtige vertoogen aan het Hof van Rome zijn of zullen worden
gedaan, verklaart over te gaan tot de orde van den dag."
Blijkens de toelichting van den voorsteller, heeft deze motie alleen be
trekking tot den vorm en geenszins tot de zaak zelve, namelijk de ingevoerde
kerkelijke organisatie.
De Minister van Buiter.landsche Zaken heeft dan ook de motie alleen in
dien zin opgevat en overigens nog toegezegd de verdere stukken en vertoogen
te dezer zake nader gewisseldaan de Kamer mede te deelen.
De motie is aangenomen met 40 tegen 12 stemmen. Tegen: de Ileercn
Dommer van PoldersveldtvanWylick, van Lynden, van Nispen van Sevenacr,
Groen van Prinsterer, van Wintershovende Poorter, Luyben, Mackay,
Meeussen, Schiffer en Leemans.
De Heer Luyben heeft aanteekening in de notulen verzocht dat hij zich
met het genomen besluit niet heeft vereenigd. De zitting is tot morgen
opgeheven.
Zitting van Dingsdag 19 April.
In deze zitting zijn de beraadslagingen gevoerd over het wets-ontwerp be
trekkelijk de openbaarmaking van het verhandelde in de beide Kamers, en
waarbij het voornamelijk aankomt om als wijziging van het bestaande regle
ment te bepalen, om voortaan de uitgewerkte redevoeringen niet meer bij de
betrokkene sprekers aan huis te bezorgen, maar hun gedurende een zeker
aantal uren gelegenheid te geven, die stukken aan het gebouw der Tweede
Kamer te komen nazien.
De Heeren Provó Kluit, van Nierop, Gevers, Martens en de Minister van
Binnenl. Zaken hebben de behoefte aan een gewijzigd reglement bestreden,
als beantwoordende het bestaande vrij wel aan het doel. De Heeren van der
Linden, Gevers en Wintgensleden der Commissie voor de stenographic,
hebben de thans voorgestelde maatregelen verdedigd. De bestrijders kwamen
evenwel op hunne bezwaren terug, met dat gevolg, dat art. 10 werd afge
stemd met 33 tegen 15, en daarna het gehcele gewijzigde reglement met
36 tegen 12 stemmen.
Bij gelegenheid dezer beraadslagingen heeft de Minister van Binnenl. Za
ken, - in antwoord op de opmerking van den Heer van Nierop over de be
zwaren, waaraan de gewone dagbladen in den regel zijn onderworpen,
te kennen gegeven, dat, voor zooveel dit van de Regering afhangt, hieraan
binnen kort zal worden te gemoet gekomen. Deze verklaring, in het verband
tot de gedane opmerking, betreft alzoo de zegelbelasting op de gewone couranten.
GORINCHEM, 17 April.
Heden nacht heeft te Papendrecht een verschrikkelijke brand plaats gehad,
welke gisteren avond ten half negen ure begonnen is en tot in den ochtend
geduurd heeft. De brand is ontslaan in het veerhuis, bewoond door M. van
der Kevie, welk pand geheel is afgebrand, behalve een gedeelte van het
voorhuis en een op korten afstand staande kookhuis. Al de huisraden, rijtui
gen, paarden, enz., zijn tevens eene prooi der vlammen geworden, zijnde er
volstrekt niets gered dan een laadje uit eene chiffonière. Door de toegesnelde
hulp der brandspuiten uit Dordrecht, is de brand niet tot de belendende
huizen overgeslagen.
AMSTERDAM, 18 April.
Z. M. heeft gisteren, vergezeld van Z. K. II. Prins Hendrik en talrijk ge
volg, de godsdienstoefening bijgewoond in de Nieuwe Kerk, onder gehoor van
Ds. Adama van Scheltema, die tot grondslag zijner leerrede gekozen had
Hebreen XIII vs. 5 tweede gedeelte: Want Hij heeft gezegdIk zal u niet
begeven nochIk zal u niet verlaten.
Na de Godsdienstoefening is Z. M. uitgereden en heeft den Zoölogischen
Tuin en den Hortus Botanicus met een bezoek vereerd.
Aan de R. K. kerk op de Keizersgracht is hedennamens den Vice-
Superior der Hollandsche Zending, de eerste steen gelegd.
In de zooveel geruchts gemaakt hebbende zaak van de Bank van Lee
ning te Haarlem, zijn de 4 personen, waarvan een voortvlugtig, verwezen
naar de openbare tcreglzitting van het Prov. Gercgtshof in Noord-Holland.