LEYDSCHE COURANT. N°. 56. VRIJDAG, 25 MAART. BINiVEYLANDSCHE BERIGTEiY. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke nommèrs worden tegen 10 Centen afgegeven LEYDEN 24 Maart. Wij maken onze Lezers opmerkzaam op een stukje getiteldeen Sla venleven of korte Levensbeschrijving van een Amerikaanschen Slaaf door liem zeiven medegedeeldbij den Boekhandelaar Zitman alhier uitge komen. De Vertaler de lieer J. A. Groen A. J. Z. geeft het als een toegift op de Negerhut van Mevr. Stowe, en levens ten bewijze dat haar tafereel werkelijk de waarheid voorsteltzooals die in de slavenmaatschappij voorkomt. Het aantal slaven in Noord- en Zuid-America wordt op ongeveer acht millioen geschat. In zijn belangrijk voorwoord geeft de Vertaler een verhaal van den slaven handel in Africa en deelt daarbij opmerkelijke bijzonderheden mede. Het stukje bevat 32 bladzijden en is allezins lezenswaardig. [Zie de Adv.) De Heer II. J. Lühnis heeft zijn ontslag genomen als lid der Prov. Stalen van Znidholland. Ter aanvulling van het in ons vorig nommer gegeven berigtomtrent den Baron van Zuylen van Nyevelt, ontleenen wij nog de volgende bijzonder heden uit het 'Dagblad van Z.-Holland en 's Gravenhage van 21 Maart. Hugo Baron van Zuylen van Nyevelt werd den 1 Julij 1781 te Rotterdam geboren. Na gelukkig volbragte studiën, en na het verdédigen zijner Akade- misclie Dissertatie de munere legatorumwelke reeds de rigting aanduidde, die hij later zoo schitterend vervolgd heeft, begon bij zijne diplomatische loopbaan in 1805 onder den Hollandschen Gezant bij liet Fransclie Hof, Gerard Brantsen. In 1807 tot Secretaris van legatie te Madrid benoemd, vervulde bij aldaar, na liet vertrek van den Gezant Verhuelltot 1810 de betrekking van zaakgelastigde. In 1814 werd bij door den Souvereinen Vorst tot bui tengewoon Gezant aan liet Zweedsche Hof, en twee jaren daarna tot Gezant te Madrid benoemd. Ten gevolge der staatkundige gebeurtenissen in Spanje, in 1823 vandaar teruggeroepenwerd hij in 1825 al» Gezant naar Konslan- tinopel gezonden. Het was in die betrekking vooraldat zijne verdiensten uitblonken. Toen namelijk in 1827, gedurende den Griekschen vrijheids strijd vooral na den zeeslag bij Navariuode Gezanten van FrankrijkEn geland en Rusland Konstantinopel verlaten hadden, zonder diplomatieke agenten achter te laten werden niet sleciits de onderdanen dezer Mogendhe den onder de bescherming van het Nederl. Gezantschap gesteld maar het was de Baron van Zuylen die als bemiddelaar tusschen deze drie Mogend heden en de Porie oplrad en nieuwe onderhandelingen aanknoopte. In deze moeijelijkc omstandigheden ontwikkelde hij buitengewoon beleid en bekwaam heiden zijne uitstekende veriiglingen werden door zijnen Koning, zoowel als door die van Frankrijk en Engeland en door den Keizer van Rusland, openlijk erkend. Na den vrede tusschen Rusland en de Porte keerde hij op het einde van 1829 naar 's Gravenhage terug. Daarna werd hij lot tweeden Gezant bij de Loridensche Conferentie benoemdwaar hij eerst gezamenlijk met den beroemden Ealeken later alleenijverig en met onmiskenbaar diplomatiek talent de belangen van Nederland voorstond. Zijne laatste nota van 5 Februarij 1833, levert daarvan het sprekendste bewijs. In diezelfde maand door den Heer Dedel te Londen vervangen werd hij tot Minister van Staat benoemd, en vervulde herhaaldelijk, gedurende de afwezigheid des Mi nisters voor Buitenlandsclie Zaken, diens plaats ad interim. In 1841 werd hein de generale directie der zaken van den Hervormden en andere Eeredien sten opgedragen. Heden morgen had dc plegtige ter aardebestelling plaats. De lijkkoets werd gevolgd door een twaalftal rijtuigen, waarin de naaste betrekkingen en de talrijke vrienden van den overledene gezeten waren. Ter begraafplaats werden door den Wel eer waai den Heer Huydecoper, trelTende woorden voor het geopende graf gesproken. Hij achtte het noch de plaatsnoch het oogenblik om eerie eigenlijke lijkrede op den overledenene te houden. Zoo de afgestorvene nog één' wenseh kon uitdrukken, het zou bovendien zeker die zijn dat er te zijnen aanzien geen lof moest worden gesproken. Iiij schetste ook dan slechts in korte trekken de verdiensten van den overledene als ervaren Staatirian, als waar Christen, en als groot weldoener van velen, zelfs zonder dat de beweldadigden er eenige kennis van droegen, 's Mans nagedachtenis zal voorzeker bij velen in gezegend aandenken blijven! Op den Palm-paardenmarkt den 215ter- te Utrecht gehouden waren 1157 paarden aangebragt, de handel was er levendig en goede paarden geldig. Veel werd gekocht door Fransclie en Belgische kooplieden. Op de paardenmarkt te Gorinchem waren den 21slen bijna 000 paarden aangebragt en is ook veel verkocht. Uit Pella in Noord-Amerika wordt gemeld, dat men er eene vereeniging tot stand wilde brengen om er verarmden uit Nederland over te voeren, het geen strekt tot bewijs van den bloei, waarin zich die kolonie bevindt. Te Ilarlingen overleed den 19den D1'. J. H. A. Wevtingh, Rector der Latijnsche school aldaar, na eene ongesteldheid van weinige dagen. Ruim 25 jaar was hij met vrucht werkzaam, en vierde nog onlangs dien dag, terwijl Curatoren en Leerlingen hem daarbij bewijzen van hoogachting gaven. Te Drongelen heeft zich weder een dolle hond vertoont, die onder scheiden menschen beeft aangevallendoch gelukkigzonder iemand gebe ten te hebben, is afgemaakt. Uit Paterwolde in de omstreken van Groningen is dezer dagen, terwijl de grond met sneeuw was bedekt, veel schadelijk gedierte gedood. Drie be hoeftige jongens onder anderen hadden 40 bunsings en 7 otters gevangen die hun ƒ105 hadden opgebragt. In den aanvang dezer maand heeft de II. Vader in een geheim Con sistorie de volgende toespraak gehouden. Het eerste en voornaamste gedeelte dier allocutie betreft de herstelling der Katholieke hiërarchie in Nederland en luidt aldus: Eerwaardige Broeders! Het heeft den Vader der barmhartigheidden God aller vertroosting behaagd, eene groote verzachting aan onze zoo pijnlijke smarten te vcr- schalTenen wij hebben u, zonder eenig dralen, daarin willen doen deelen overtuigd, Eerwaardige Broeders! dat uwe vreugde de onze zal evenaren. Wij kondigen u dan aandat door eene bijzondere genade der Goddelijke goedertierenheid de zoo gewenschte dag is aangebroken, waarop wij in het bloeijende Koningrijk der Nederlanden en Brabant de gewone hiërarchie der Bisschoppen kunnen herstellen volgens de algemeene regelen der Kerk, en dus op de krachtdadigste wijze voorzien in het heil en den voorspoed van dat veel geliefde gedeelte der kudde des Heeren. «Niemand uwer, Eerwaardige Broeders! is het onbekend, hoedanig, sedert de eerste eeuwen der Christelijke godsdienst, de toestand dier Landen is geweest, en hoe die Volken, in de zevende eeuw, door de zorgen van den H. Willebrordzoo beroemd door zijne Apostolische deugden, en van zijne medearbeiders in het heilige bedieningswerkde goddelijke eeredienst en de leer van Christus onzen Heer ontvingen en leerdenwelker vorderingen zoo groot waren dat onze voorganger, de II. Sergius I, korten tijd daarna den Bisschoppelijken zetel van Utrecht meende te moeten oprigtcn en hel beheer daarvan aan Willebrord zeiven te moeten opdragen. Gij weet ook met welke zorg, welke volharding, welken ijver dezelfde II. Willebrordde 11. Bonifaeius, die zich den roemrijken titel van Apostel van Duitschland verwierf, en in latere tijden andere Bisschoppenvele waarvan op de naamlijst der Heiligen zijn ingeschreven, alles in het werk stelden om dagelijks in diezelfde streken het Katholiek geloof meer en meer uit te breiden, niet terugdeinzende voor eenig gevaar om het de bewoners dier Landen in te scherpen en om hen die heilige voorschriften voortdurend te doen in acht nemen. Met de hulp der Goddelijke genade zetelde onze heilige godsdienst er zich zoo hecht, kreeg er zoodanige uitbreiding en werd er zoo hloeijcnd, dat onze voorganger Paulus IV, doorluchtiger nagedachtenis, in 1559 meende, hij zijne Aposto lische brieven, den Bisschoppelijken zetel te Utrecht niet den titel, de region en privilegiën van Aartsbisschoppelijke kerk te moetpn bek leed enen vijf andere Bisschoppelijke zetels als oriderdeélen dier Aartsbisschoppelijke kerk te moeten oprigten. En had het Gode behaagd dat de vijandige mensch nooit .onkruid ge zaaid had in dal zoo geliefde gedeelte van den akker des Hreren hetwelk, gelukkig bearbeid, van dag tot dag overvloediger en schooner vruchten moest opbrengen Had het Gode hehaagd dat in het midden dier geloovige volken de vijanden der Katholieke godsdienst nooit een inval hadden gedaan, door alle middelen trachtende hen uit hare armen te ontrukken! Wij willen hier de altijd betreurenswaardige beroeringen van dien tijd en de zoo bekende rampen niet herinneren, ten gevolge waarvan, tot groole schade der geloovi- 1 gen, die zoo bloeijende kerken ellendig werden omvergeworpen en vernield.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 1