LEYDSCHE COURANT. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt uit Zaturdag Avond "VRIJDAG25 FEBRUARTJ. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke nommcrs worden tegen 10 Centen afgegeven. 1853. N°. 24. m, BIXNENLANDSCHE BERIGIEX. LEYDEN 24 February. Jn de Staats-Cour. vindt men een uitvoerig verslag van den Heer Directeur van liet Museum van Oudheden alhier, omtrent de aanwinsten, die genoemd Museum door de belanglooze medewerking van welwillende oudheidvrienden in 1852 mogt ontvangen. Onder andere kreeg het Museum enkele voor werpen, bij de droogmaking van het Haarlemmermeer gevonden. De Heer J. II. van Lennep, Jur. Carul.gaf ten geschenke een Romeinsch kruikje, van witte pijpaarde en een pot van gebakken aarde, benevens drie kleinere, waarschijnlijk uit hel Merovingische of Karlovingische tijdperk, voorts een aanzienlijk aantal andere van middel-eeuwschen en lateren tijd, insgelijks bij de droogmaking van het meer gevonden. Daaronder drie kannen uit de 12de tot de 14dc eeuw; een zestal zoogenaamde vrouwe-Jakoba-kannetjes, die even wel nog vrij wat ouder maar ook later kunnen zijn, dan het tijdperk dier Gravin; een lG-tal schenkkannen, uit de lGde eeuw, sommigen met beeld werk en opschriften; een herdershoorn, insgelijks van gebakken aarde, en nu nog volkomen bruikbaar; nog eenige andere voorwerpen van gebakken aarde en vijf zilveren munljes van den tijd van Filips den Schoone tot Fi- lips II. Wij blijven, dus eindigt de Heer Leemans het verslag, de belangen der lands-verzameling aan de medewerking van allen, wien de wetenschap lief is, dringend aanbevelen en hopen dat de grootere openbare werken, ontgravingen, landontginningen en andere ondernemingen, misschien ook wel de onderzoekingen der geologische Commissie, voor het Museum ecne wel dadige werking niet zullen missen. De Staats-Cour. van heden bevat in vier bijvoegsels een verslag van den Minister van Binnenl. Zaken aan den Koning, behelzende een beknopt overzigt van de voornaamste openbare werken, in den loop der drie laatste jaren uitgevoerd of waarvan de plannen reeds lot zekere mate van rijpheid kwamen. Daaronder begrijpt de Minister de waterstaatswerken in den uitgebreidsten zin, door het Rijk, de provincie, gemeenten, waterschappen en bijzondere personen ondernomen; alleen echter de nieuwe werkenniet die van onderhoud. Zij kunnen onder negen hoofden worden gebragt: I. Rivierverbeteringen; II. Kanalen voor scheepvaart; III. Wegen; IV. Werken in het belang der uitwatering; V. Havens; VI. Waterkeerende werken; VII. Landaanwinning door indijking en droogmaking; VIII. Waterleidingen; IX. Ontginning door hevloeijing. liet zij mij vergund, zegt de Minister, als Xde afdecling, er de werken der telegrafie bij te voegen. Ons thans bepalende tot een der voornaamste onderwerpenals eene zaak waarbij onze stad in verschillende opzigten zoo veel belang heeft, laten wij hier met eenige bekorting het verslag volgen dat onder art. VII omtrent de droogmaking van het Haarlemmermeer wordt gegeven. Bij de behandeling van dit deel van het verslag is het oog als van zelf het eerst gevestigd op de grootsche onderneming, die ons vaderland lot sie raad strekt, waardoor niet alleen 18,000 bunders land worden aangewonnen, maar vooral een gevaarlijke vijand in het hart der provinciën Zuid- en Noord- Holland is bedwongen. De aanvang dagteekent van het jaar 1839. Na krachtige voortzetting in de drie verloopen jaren, kan de voltooijing eerlang worden gemeld. Met den aanvang van het jaar 1850 was de ontlediging van het meer reeds zoo ver gevorderddat vroeg in het voorjaar de graving en uitbaggering van de toe- leidende kanalen, volgens het plan van verkaveling, werd begonnen, en gedurende den zomer voortgezet. Hoofdzakelijk hiertoe bepaalde zich de arbeid in het werksaizoen van 1850. Schoon het meerwater toen op den lsten November reeds tot 3 el onder A. peil was gedaaldbragten regens en stilstand van de pompmachines het polderwater weder tot 2,85 el onder A. peil. In Februarij begon menbij daling van het peilom in het zoogenaamde Kagermeer bij den Leeghwater met het verkavelingswerk een aanvang te maken, bestaande in het schieten van zoodanige vakken, togten en slooten als de uitgebreidheid van den drooggevallen grond toeliet, ten einde de toevloeijing van het water naar den Leeghwater te bevorderen. Naarmate het water vervolgens daalde, en de ■neerbodem bij de nadering der oevers droog kwam, werden in den jongsten zomer de hoofdkanalendie naar de drie pompmachines leidenverlengd en verdiept, zoodat die bij den Leeghwater de lengte verkreeg van 4272 el, bij den Cruquius van 1200 elen bij den Lynden van 1800 el. De bermsloten, waardoor de polder van de bedijking wordt afgescheiden, werden nagenoeg langs den geheelen bijna 60,000 el langen omtrek gegra ven en daar langs werd de aardenbaan van een veldweg aangelegddoor eene wegsloot aan de binnenzijde bepaald. Daar het Spaarndamsche stoomgemaal niet altijd genoegzaam was om den boezem van Rijnland onder het overeengekomen peil te houden werd een tweede stoomgemaal van het halve vermogen van dat te Spaarndam of 100 paar denkrachten op Halfweg Haarlem en Amsterdam geplaatst. Dit kunstwerk, in April 1851 voor ƒ164.354 aanbesteed, werd, wat het gebouw betreft, in 1851 voltooid. Het stoomgemaal zelf kon eerst in November 1852 in wer king worden gebragt. In het begin van 1852 was de ontlediging tot 3.50 cl onder A. peil ge vorderd. Tot geregelden omloop van het water moesten de beide hoofdka nalen waardoor de drie pompmachines verbonden zouden wordenmet el kander in gemeenschap worden gebragt; niettegenstaande de Meerbodem toen nog voor het grootste gedeelte onder water was, werd dit werk, in drie per celen in April 1851 aanbesteed voor ƒ210,000. Schoon opgehouden door schaarschte van werkvolk, is die gemeenschap nog voor het einde van het jaar tot stand gekomen. De aanbesteding der dwarstogten, mislukte ten deele door te hooge aan- nemingsprijzen, een gevolg van gebrek aan werklieden. Niettemin werd het geen uitbesteed wasmet kracht ondernomen en voortgezet. Het boven het algemeene vlak van den Meerbodem eenigzins verheven Spieringmeer werd over eene oppervlakte van bijna 1200 bunders voor verka veling geschikt geacht, en die verkaveling uitbesteed voor de som van 35,676. De gezamenlijke, tot de verkaveling behoorende, in 1852 aanbestede en bijna geheel voltooide werken beliepen eene som van ƒ356,000, die alleen aan handenarbeid is besleed. In Julij 1852 kon het meer worden gezegd droog te zijn, behoudens eenige nog overgebleven plassendie niet met de bestaande kanalen in gemeenschap of dieper gelegen waren, dan het middelbare vlakte des Meerbodems. De regenachtige herfst en winter hebben die plassen weder uitgebreid tot meer dan de helft van de oppervlakte van den polder, doch de drie krach tige pompmachines zullen weldra den polder weder van dat water ontlasten. Daarna zullen de verkavelingswerken herval, en in 1853 bijna geheel ten einde gebragt worden. Wij hebben in onze vorige gemeld dat er te Amsterdam eene Nederl. Lloyd zal worden opgerigt, ter toelichting omtrent den aard van zulk eene instelling, naar den oprigter Lloyd genoemdstrekke het volgende door ons uit het in 1843 bij de Gebr. Diederichs uitgekomen Nederl. Handels-Magazijn ontleend: Lloyds assurantie-instelling in Londen, in het beursgebouw, was oorspron kelijk slechts een kofiijhuis, waar zich de assuradeurs pleegden te verzamelen. Later vereenigden de andere assurantie-ccmpagniën zich met de meeste groote handelshuizen van Londen tot eene maatschappijonder de directie van een uit hun midden verkozene commissie. Het doel dezer vereeniging was, door de aanstelling van agenten in alle slechts eenigermate belangrijke zeehavens, de overnemingen van gevaren en de vergoedingen van schaden gemakkelijk te maken. Deze agenten beriglen namelijk over alle in de staatkunde, in den handel en in het zeewezen plaatsgrijpende verordeningenover het bouwen herstellen, aankomen en vertrekken der schepen, over ongeluksgevallen en dergelijke, derwijze dat de maatschappij niet slechts in het. bezit der inoge- lijkst volledige lijsten van alle in de wereld aanwezige schepen ismaar ook wegens dat alles onderrigt wordt, wat over het algemeen voor den handel, en in het hijzonder voor het assurantiewezen kan belangrijk zijnwaarvan zij dagelijks ecne lijst (Lloyd lijst) in het licht geeft. In het locaal der maat schappij zijn niet slechts alle controles en lijsten, maar ook vele andere hulp- I middelen, als kaarten, hoeken, tijdschriften, dagbladen enz. (van 105 ure) voor de medeleden ter beschikking uitgelegdook is in eene bijzondere ka mer ter openbare inzage een bijzonder hoek over alle scheepstijdingen voor handen. Een in het locaal aangebragte windroos staat met den windwijzer op het dak in verbinding, en toont elke verandering van den wind aan. In het overige gedeelte des locaals zijn ecne menigte kantoorkamers voor de enkele assuradeurs beschikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1853 | | pagina 1