BUITENLANDSCUE BER1GTEN. den in de Wijkwegens terugvordering van aliinentatie-kosten en daarbij verstaandat eene Diaconie geen regt heeftom alimentatie-kostenvoorge schoten ten behoeve van een behoeftige, wiens domicilie van onderstand door Gedeputeerde Statenen in appèl door den Koning is aangewezenterng te vorderen, en zulks voornamelijk op deze gronden: dat het woord gemeente in art. 13 der wet van Nov. 1818 alleen ziet op burgerlijke gemeenten en niet op Diaconiën, hetgeen ook zou blijken uit art. 9 der wet, dat Diaconiën alleen verantwoordelijk zijn, aan zich zelve, en de armen geen regt op onder stand hebbendat de Diaconiën van hunne verantwoordelijkheid aan zich zelve en van hunne onafhankelijkheid zouden worden heroofd, indien de eene Diaconie voorgeschoten alimentatie-kosten van eene andere Diaconie kon terug vorderen. De Diaconie van Dalen zal van dit vonnis in appèl komenmen weet, dat de flooge Raad verschillende malen dergelijke quaestie anders heeft beslist. ENGELAND, LONDEN, 20 December. De Koningin heeft aan 400 personen boven de GO jaar oudbij gelegenheid van het Kersfeest 5 shl. toegewezen. Uit eenen door Kapitein A. Bruce, voerende het schip Hibbert, van Liverpool, gerigten brief, in dato Bahia 24 Oct. 1852, ontleent de N. R. C. het volgende nopens het vergaan van het barkschip Laura Adèle, van Am sterdam. Ik ben genoodzaakt geweest, Bahia aan te doen, ten einde aldaar de bemanning van het Nederlandsche barkschip Laura Adèle, hetwelk ik den 13dcn dezer op 2° Z.Br. en 21° W. L.heb zien verbranden, aan land te zetten. Op den 14dcn was ik digt genoeg bij het schip, om met de be manning te kunnen spreken maar daar ik niemand ontdektehield ik mij verzekerd dat de schipbreukelingen in de nabijheid moesten zijn. Naauwelijks was de dag aangebroken, of ik ontdekte aan den gezigteinder twee booten, op welke ik dadelijk aanhield. Ten acht ure kwamen de bemanning, de Kapitein, zijne echtgenoot en twee kleine kinderen, te zamen '19 personen, bij mij aan boord. Zij hadden niets gered, waren in nachtgewaad en barre voets, zonder eenige levensmiddelen en slechts in het bezit van 30 gallons water, en hadden slechts 4 riemen voor de twee booten. Op den 13den des avonds ten 11 ure verlieten zij het schip; zonderling voorwaar is het, dat ik het vaartuig in den namiddag van dien dag, hebbende toen 51 dagen uitreis van Amsterdam naar Batavia, nog gepraaid heb. Ten acht ure zeilde de Hib bert de Laura Adèle voorbij; toen scheen alles wel aan boord, maar ten half negen bespeurde de stuurman, die de wacht had, eene brandlucht, ging naar de luiken en trok de schuif opendadelijk barstten er de vlammen uit en verschroeiden zijn gelaat; doch hij sloot echter onmiddelijk het luik we der, zoodat men tijd had om de booten neder te laten. Nadat allen bij mij aan boord waren, stuurde ik op het wrak aan, en trachtte het een en ander te redden, doch de vlammen spaarden niets. Des middags zonk het schip, nadat het dertien uren gebrand had. Daarna vervolgde ik mijne reis naar Buenos-Ayrcs, en op den 16den praaide ik de Henry Winch, van Londen naar Australië. In den namiddag van dien dag ging ik aan boord van het Fran- sche barkschip Athaliaop 4° Z. Br. en 24° W. L.van Marseille naar Rio- Grande, hetwelk weigerde om eenige der schipbreukelingen over te nemen op grond van zulke nietige voorwendselendat het dwaasheid zou zijn ze hier te herhalenhoewel ik echter noodig oordeelzulk een gedrag bekend te ma ken hetwelk ik dan ook besloten heb te Bahia te doen. Gelukkig had ik mijne watervaten eenige dagen te voren gevuld, zoodat ik in staat ben ge weest hen allen veilig alhier te brengen, zonder dat dit eenige andere onge legenheid heeft veroorzaakt dan consumtie der provisie en eenige dagen ver traging in de reis. Te Canton worden gemiddeld 2000 personen jaarlijks onthoofd. Bij het laatste examen aldaar voor den graad van Geneesheer hadden zich 8000 Candidaten aangegeven, van welke er slechts 70 door het examen gekomen zijn. BELGIE. BRUSSEL, 22 December. Men verzekertdat het Bewindom te toonendat het geenszins om geld verlegen is, de 12 millioenen der 5 pCt. schuld, waarvan de aflossing is verlangd, reeds op den eersten dag zal afbetalen. Men beweert, dat door het Huis Rothschild de aflossing van 6 millioenen is gevraagd, en men meent daaruit te moeten opmaken, dat tusschen de Regering en deze geldmogend- heid geene zeer goede verstandhouding heerscht. FRANKRIJK. PARIJS22 December. De Keizer heeft aan zijne AdjudantenOrdonnans-Officieren en onderschei den personen van zijn Huis eene vergulden medaille gegevenwaarop zijn beeldlenis en een arend prijkt, en wier vertooning regt tot toegang geeft tot alle openbare gehouwen en feesten. De Keizer heeft zich den 18den dezer naar het jagtslot te Compiègne begeven, en wordt den 24sten alhier leruggewacht. Bij zijne aankomst heeft hij zich naar de kerk begeven en is door den Bisschop met eene aanspraak ontvangen, waarhij hij 's Keizers godsdienstigheid roemt, dat hij eerst de kerk heeft bezocht, en gezegd: «Frankrijk, een bij uitstek Katholiek land, ver blijdt zichwanneer het zijnen Keizer ondubbelzinnige blijken van zijn ge loof ziet geven en dan herdenkt het met vreugde die verheven en gedenk waardige woorden, door u in een plegtig oogenblik gesproken: Helpt mij allenom op eenen door zoo menige omwenteling omgewoelden bodem eene bestendige regering te vestigen, die gegrond zij op de godsdienst, de geregtig- hcid, de braafheid en de liefde voor de lijdende volksklassen." De Keizer heeft geantwoord: «Het is mij een pligt hulp te zoeken in het gebed tot vervulling mijner roeping op deze aarde. Het gebed is het onder pand van 's Hemels zegen. Door het gebed en door verzachting van het lot der lijdende volksklassenwelke het voorwerp mijner zorgvuldigheid zijn zullen wij het doel bereikenwaarnaar wij allen moeten streven." Het verslag van den Heer Troplong, over het Senaatsbesluit ter wijzi ging van de staatsregeling van 14 Januarij, is in den Senaat gelezen; maar er is nog niet over gestemd. De aangewezen veranderingen zijn van weinig belang. De begrootingen kunnen alleen door het Ministerie worden gestemd en de magt om handelstractaten te sluiten en toltarieven te wijzigen blijft het uitsluitend vooregt des Keizers. Tegen deze twee punten waren vooral do vorderingen van het Wetgevend Ligchaam gerigt, maar het heeft niets kun nen verwerven. Het besluit waarbij de Troonopvolger wordt aangewezen en het lot der vorstelijke familie geregeld, is, zegt men, gisteren verzegeld op het bureau van den Senaat neergelegd, 't Zou mogelijk in den Moniteur verschijnen. Het Hof is nog steeds te Compiègne. Het jaagt. De Heer Bethmont, Oud-Minister van Justitie, heeft met den Keizer een mondgesprek gehadom hem over te halen om weder met zijne vrienden bij het Ministerie op te treden, doch heeft na beraad met dezen zulks gewei gerd, en toen hij dit weigerend antwoord bragt, alleen deze woorden tot antwoord ontvangen: «Wel nu, dan groet ik u, mijn Heer Bethmont." De Indépendance van Brussel is hier heden en gisteren weder aange houden. SPANJE. MADRID, 17 Dececmber. De inbeslagneming van het manifest der gematigde oppositie, omtrent de verkiezing, is vernietigd. De Gouverneur van Madrid, die de in beslagneming bevolen hadis afgezet. De gematigde dagbladen eindigen hunnen tegenstand tegen het nieuw Ministerie. Dit moest morgen zijn programma in het licht geven. De Gazette de Madrid bevat het officieel berigt der betaling van de rente van hel half jaar. Deze tijdingen hebben de fondsen een J pCt. doen stijgen. SARDINIË. TURYN, 16 December. De Senaat heeft gisteren de beraadslagingen aangevangen over het door de Kamer van Volksafgevaardigden reeds voorlang aangenomen wets-ontwerp tot invoering der burgerlijke huwelijks-voltrekking. Nadat het door eenige spre kers was bestreden, zeide de Minister van Binnenl. Zaken hoofdzakelijk het volgende Men heeft gezegd dat de voordragt een uitvloeisel is van eene ongods dienstige en onzedelijke gezindheid. Ik beweer dat zij niets behelst wat met de zedelijkheid of de godsdienst strijdt: want zij laat aan ieder volle vrijheid om de zedelijke en godsdienstige pligten te vervullen. Tusschen gods dienstigheid en blinde opvolging der wetten die niet door het staatsgezag ge maakt zijn, is een groot onderscheid. Het eerste artikel der voordragt beduidtmijns inziens dat de Staatals zedelijk ligchaam, eene godsdienst heeft, zonder daarom de van het gods dienstig gezag uitgevloeide wetten als staatswetten te moeten erkennen. De constitutie zegt dat het regt van den Koning uitgaat, en geeft hem dus de magt om wetten en hervormingen voor te dragen overeenkomstig het regt. Men zegt dat deze wet nadeelig zal zijn voor onze betrekkingen met het buitenland. Doch vooreerst kan zij geen den minsten invloed op belangen van andere natiën hebbenvervolgens houd ik slaande dat zij voor het bui tenland een blijk zal zijn van onze vorderingen in burgermaatschappelijkc ontwikkelingeen grond te meer om ons land in de algemeene hoogachting te doen rijzenterwijl wij thans in hetgeen de staving van den burgerlijken stand der ingezetenen betreft, bij de andere natiën achterlijk zijn. De Katholieken zullen door deze wet niet genoopt worden tot eenige han deling strijdig met de voorschriften onzer Katholieke godsdienst. En hen aan gaande welke niet tot onze kerk behooren, noch de Priesters noch iemand anders, heeft het regt hen te dwingen tot iets dat hun geweten kwetst. Men heeft geklaagd dat de viering der kerkelijke feestdagen niet meer zoo in zwang is als vroeger. Ik wensch dat de meerderheid mijner medeburgers in mijne gezindheid jegens de Katholieke godsdienst deele, maar ik geloof niet dat de eerbied voor de godsdienst afhangt van het staatsgezag; ik geloof dal hij afhankelijk is van het gedrag van het kerkelijk gezag, hetwelk zich naar den tijdgeest behoort te voegen. De geest onzer ingezetenen is over het geheel goedhij zal onder het genot der vrijheid meer en meer verbeterenen mijns inziens zoude men hem van den goeden weg brengen door te veel van de kracht van wettelijke voor schriften afhankelijk te stellen, als of zekere pligten meer uit vrees dan uit goeden wil moesten worden vervuld. Ik heb vertrouwen op de toekomst van mijn vaderland; er heerscht diep ontzag voor den persoon des Konings die de constitutie en alle door haar ge schonken vrijheden heeft erkend. Kerkelijke regtspraak kan ik in dezen niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 2