rekeningvan de rekeningen bedoeld in art. 3het regelen van li het bij art. 5 aangewezene, en de verrekening, bedoeld in art. 8 van al hetwelk zij aan den llaad verslag doet en het ter be- j krachtiging aanbiedt. 11°. Van het tegenwoordig besluit zal mededeeling gedaan worden aan den Breeden Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente alhier, aan het Collegie van Diakenen dier Gemeente, j en aan het thans bestaande Collegie van Meesteren Regenten van de Ruiszitten- en Diaconie-Armen. II. De Raad in aanmerking nemende dat het Minnehuis oor spronkelijk afkomstig van, en geslicht door de voormalige Admi nistratie van het Huiszittenhuis later als afzonderlijk bestaand Godshuis is beheerd geworden en daarbij wenschende het verband te eerbiedigen, dat er, uit den aard der zaak en der bedoeling steeds heeft moeten blijven bestaan lusschen het Minnehuis en de Administratie der Huiszit- ten— en Diaconie-Armen Besluit 1°. Het Minnehuis wordt als afzondelijk en op zich zelf staand Godshuis, bestemd tot het opnemen van zoodanige personen, die door ouderdom, ziekte of gebrek ©ogenblikkelijke hulp en ver pleging behoevenen gerekend kunnen worden te behooren tot de Huiszitten- en Diaconie-Armen der Ned. Herv. Gemeente al hier, erkend en gehandhaafd. 2°. Het Reglement voor het Minnehuis, goedgekeurd en gear resteerd bij Burgemeester en Weihouders bij besluit van 23 Au gustus 1841, wordt ingetrokken en buiten werking gesteld. 3'. Het beheer over het Minnehuis zal worden uitgeoefend door een Collegie van Regenten, hestaande uit zes leden, be- hoorende tot de Ned. Hervormde Gemeente. De benoeming van deze leden geschiedt door den Raad uit dubbeltallen, door het Collegie van Diakenen van voorn, kerk aan te bieden. Jaarlijks zal één der leden aftreden. 4°. De tot hiertoe bestaande Commissie, onder den naam van Bestuurders van het Minnehuiswordt, onder dankzegging voor de bewezene diensten, eervol ontslagen, behoudens hare ver- pligting tot het doen van rekening over de door haar, van 1 Januarij dezes jaars af, gevoerde administratie, met overlegging van den inventaris van al het voorhandene en tot den hijzonde ren eigendom van het Minnehuis beboorende. Zij worden uit- genoodigd hunne goede diensten voort te zetten tot op het tijdstip van overneming en overdragt, welke hieronder bij art. 8 be doeld wordt. Het nieuw optredende Collegie van Regenten neemt dien in ventaris over, met alle de bestaande baten en lasten, voor reke ning der aanstaande administratie. 5°. Het getal der in het Minnehuis op te nemen bestedelingen wordt voorloopig op drie honderd en twintig bepaald, diakenen der Nederduitsch Hervormde Gemeente, behoudens het regt van den Burgemeester zoo als dit beschreven was in Art. 116 van het tot hiertoe gevigeerd hebbende reglement. 6°. Het ontwerpen van een reglement omtrent het beheer van bet Minnehuis, mitsgaders omtrent de opneming en verpleging der bestedelingen, wordt aan het Collegie van Regenten opge dragen. Dit Reglement moet binnen den tijd van zes maanden worden overgelegd, en wordt daarop de goedkeuring van den Gemeenteraad vereischtimmers zoolang deze instelling subsidiën uit de Stedelijke kas zal behoevenin welk laatste geval het voorschrift van Art. 148 der Gemeentewet gevolgd wordt. 7°. Aan de nieuw op te treden administratie wordt het genot verzekerd van de reeds bij de Stedelijke Begrooting aan de tegen woordige administratie toegezegde subsidiënvoer zooverre daar van nog termijnen verschuldigd zullen zijn. op het tijdstip van den aanvang der nieuwe administratie. 8°. De uitvoering van dit besluiten bijzonderlijk het in Art. 4. bedoelde overnemen der rekening en de overdragt van den inventaris, wordt opgedragen aan de Commissie, aangewe zenbij Art. 10 van het besluit omtrent het Huiszittenhuis, met de zelfde verpligting tot het verslag doen daarvan aan den Gemeenteraad. 9". Mededeeling van dit besluit wordt gedaan aan den Bree den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente, aan het Collegie van Diakenen alhier respeclivelijkaan het thans bestaande Collegie van Meesteren Regenten van de Huiszitten- en Diaconie-armen, en aan de tegenwoordige bestuurders van. het Minuehuis met bijvoe ging van het besluit op heden genomen omtrent het Huiszittenhuis, III. De Raad, in aanmerking nemende, dat de hier ter stede be staande Armbakkerij werkelijk sedert geruimen tijd is beheerd geworden van wege da regering der stad, met de strekking om die inrigting te stellen tot gerijf van ieder armbestuur; Maar vermeenende niet te mogen voorbijzien, dat die inrigting haren oorsprong verschuldigd is aan, en steeds in verband stond met de voormalige administratie van de Huiszitten- en Diaconie- Armen der Nederduitsch Hervormde Gemeente; Besluit: 1°. In de middelen tot beheer wordt van de thans bestaande Armbakkerij ten behoeve van de armbesturen van iedere gezind heid, voor zoo verre blijken zal noodig te zijn, door het Gemeen tebestuur voorzien. 2°. De administratie van de armbakkerij wordt, onder verant woording aan den Gemeenteraad, opgedragen aan een permanent Collegie van vijf ledendoor den Raad te benoemen. De thans beheerende Leden van dit Collegie worden bij deze in die betrekking gecontinueerdmet de bepaling dat, bij vaca ture, de benoemiug bij uitsluiting zal geschieden uit leden van het Ned. Herv. Kerkgenootschap. 3°. De prijsregeling van het brood geschiedt door Burgemees ter en Wethouders, overenkomstig de besluiten der groote Vroed schap van 20 December 1753, 29 November 1756 en 19 Januarij 1790. 4°. De fondsen en bezittingen, thans aan de Armbakkerij be- hoorende of later zullende aankomen, blijven onaangeroerd en afzonderlijk geadministreerden nimmer met de administratie der Stedelijke kas vereenigd. Regenten zijn gehouden telken jare aan den Raad rekening en verantwoording van hunne admini stratie te doen. 5°. De renten en overwinsten der Armbakkerij, zoo die er zijn, zullen voortaan strekken tot verligting der broodzetting voor deze Inrigting. 6°. Het tegenwoordig besluit zal in werking treden te gelijk met de opheffing van de tot heden bestaan hebbende administra tie van het Huiszittenhuis. 7°. De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan Burge meester en Wethouders, die daarvan aan den Gemeenteraad verslag doen. 8°. Mededeeling van dit besluit wordt gedaan aan den Breeden Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente, aan Diakenen der Nederduitsch Hervormde Gemeente en aan Meesteren Regenten der Armbakkerij. Vervolgens wordt door den Burgemeester voorgesteld, om ter voldoening aan art. 10 van het le besluit over te gaan tot de benoeming eener Commissie van 3 leden, en hiertoe besloten zijnde worden aangewezen om met den Burgemeester het bu reau van stemopneming uit te maken, de HH. de MoenHarte- velt en Gever3, waaana met 18 stembillettenovereenkomende met het getal aanwezige leden worden uitgebragt op de HII. Ilar- levelt 10, Bake 8, Lezwijn 7, van Stirum 5, Gevers 5Siegen- beek 5, en de Moen 2 stemmen, zijnde 4 billetlen blanco be vonden. De Heer Hartevelt verzocht hebbende van deze Commissie te worden verschoond, is, nadat de HH. Olivier, Leembruggen en Siegenbeek de vergadering hadden verlatentot eene herstem ming overgegaan, waarbij met 15 slembriefjes, overeenkomende met het nu aanwezig getal leden, zijn uitgebragt op de HH. Ge vers 5van Stirum 4Siegenbeek 3Lismanvan der Boon Mesch en de Moen elk 1 stem. En zijn alzoo lot deze Commissie benoemd de HH. Bake, Le- zwyn en Gevers. Nadat de Voorzitter aan het lid Bake den dank heeft toegebragt voor het belangrijk en, indien hij het mag zeggen, bijna eenig deel aan het rapport hetwelk tot deze besluiten aanleiding heeft gegeven, legt de Voorzitter nog over: 1°. Eene voordragt van Burgemeester en Wethouders omtrent het verpachten der poorten. 2°. Eene voordragt tot verkoop der boomen op den singel tus- schen de Morseh- en Rijnsburger-Poortenomtrent welke voor dragt overeenkomstig het voorstel van den Burgemeester, wordt besloten deze in de leeskamer neder te leggen. Waarna de vergadering wordt gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 8