LEYDSCHE COURAN MAANDAG, 20 SEPTEMBER. BmiVEflLANDSCilE BERIftTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag cn Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 18 Centen afgegeven. LEYDEN, 18 September. Wij vernemenzegt de N. Dr. Cour.dat een door den Heer A. L. Ecsturgeon (Lid yan de Maatschappij der Ned. Letterkunde) ingezonden ant woord op eene prijsvraag van de Maatschappij Rhetorica te Eecloo in België, de eer der bekrooning heeft mogen verwerven. Vervolg en Slot van het Verslag van den toestand der onderscheidene provinciën over het jaar 1851, aangaande den Waterstaat. (Zie n°. 109.) Het verslag van Noordholland bevat een staat der strandmetingen sedert 1843, aanwijzende welke veranderingen de duinen langs de kust hebben ondergaan in bet jongst verloopen jaar, in vergelijking tevens met vorige jaren. Volgens dezen staat is (na aftrek der Pettemer en Ilondsbossche zee weringen, waarvoor eene lengte van 5100 ellen gesteld wordt) de lengte der duinen van de provincie Noordholland 06,340 ellenhet gemiddelde der ver anderingen over die geheele lengte wordt aldus opgegeven Sedert 26 September 1843 tot 10 April 1852verlies aan den voet van het duin 8.30 el; aanwinst op de lijn van hoog water 20 el, en op de lijn van laag water 42 el. Sedert 5 April 1851 tot 10 April 1852: aan den voet van het duin verloren 1.55 el; op de lijn van hoog water aangewonnen 10.85 el, en op de lijn van laag water 10 el. Terwijl de gemiddelde breedte van het strand bedraagtvan den voet van het duin tot de hoogwaterlijn 56.40 el; van de hoogwaterlijn tot den kant van laag water 79.20 el; van den voet van het duin tot den kant van laag water 135.60 el. Uit de strandmetingen op het eiland Terschelling, welke eerst later hebben plaats gehad, is gebleken, dat de duinen aldaar sedert het vorige jaar 10.375 el zijn afgenomen, en het strand 1.95 el. De grootste afneming op hetzelfde punt is bij do duinen 140 el (veroorzaakt zoowel door verstuiving als af slag), en bij het strand 29 el. De grootste aanwinst op hetzelfde punt is bij de duinen 4.50 el, en bij het strand, aan de oostzijde van het eiland, 42.50 el. In het jaar 1851 hebben de duinen in Noordholland over het algemeen weinig geleden, maar bij de stormen en vloeden van Januari] 1852 zijn zij nog al aanmerkelijk afgeslagen op sommige plaatsen zelfs tot eene breedte van 4 tot 8 a 10 el. In bet goede onderhoud der duinen, zoo langs de vaste kust als op het eiland Texel, wordt op kosten der provincie, even als vroeger, voorzien, door het beplanten van die plaatsen, welke daaraan de meeste behoefte hebben. Hetzelfde geschiedt thans, door tusschenkomst van het Rijlt, in de Graaflijkhcidsduinen en den Zanddijk langs het Koegras. Intusschen worden de helmbeplantingen op onderscheiden plaatsen geschon den en weggeroofden zulks in weerwil van de verbodsbepalingen daartegen bestaande. De zeewalerkeercnde werken in Noordholland die ten laste van het Rijk of van de provincie zijnworden in voldoenden staat onderhoudenen heb ben in 1851 geene beschadiging van belang geleden. De uitdieping van het geheele Noordhollandsche kanaal in den loop der zeven eerstvolgende jaren, is onlangs aanbesteed; onder dit werk is begrepen het afsnijden van een bogt te Ilpendam. Het onderhond der werken van dit kanaal heeft in 1851 ƒ135,070 gekost, van welke som ƒ75.256 voor bui tengewoon onderhoud besteed is. Daarentegen bragten de kanaalrecten ƒ100,206 op (ƒ1,629 minder dan <n 1850), teiwijl buitendien bij den havenmeester aan de Willemsluis enz. ƒ51,297 ontvangen is (ƒ4,281 meer dan in 1850). Het gezamenlijk bedrag der in 1851 op het kanaal door Voorne ontvangen regten beloopt de aanzienlijke som van ƒ88,152, dat is 7,230 meer dan in 1850, cn 732 meer dan de opbrengst van 1849, welke de grootste was sedert 1840. Het aantal door de beide sluizen, die te Ilellevoetsluis en te Nieuwesluis, in 1851 gepasseerde zeeschepen heeft 2,495 bedragen, dat is 98 minder dan in 1850, ón 261 minder dan in 1849. De zeesluis te Muiden is in 1851 gepasseerd door 6783 schependat is 342 meer dan in 1850; de sluizen te Spaarndam door te zamen 21,441 schepen, dat is 246 minder dan in 1850; de sluis aan het huis ten Drccht door 13,424 schepen, dat is 685 minder dan in 1850. De scheepvaart op het Noordhollandsche kanaal is in 1851 over het alge meen toegenomen: 1335 geladen schepen van 355,657 ton scheepsruimte (2272 ton meer dan in 1850) en 362 schepen in ballast metende 124,940 ton (34,812 ton meer dan in 1850) zijn de koopvaarderssluis te Nieuwediep doorgekomen, en buitendien 237 ligterschepen, 1945 binnenvaartuigen be nevens 1334 kleine vaartuigen en 20 houtvlotten. De Willemsluis is in 1851 gepasseerd dooi- 1157 zeeschepen en 14,589 binnenvaartuigen (in 1850 waren deze cijfers 1213 en 10094). In Zeeland wordt de toestand der rivierenzoowel wat het vaarwater als de oevers betreftvoortdurend als voldoende aangemerkt. Door den concessionaris van de afdamming der Ooster-Scheldevooraf te gaan door het graven van een kanaal door Zuid-Bcveland, zijn de plans dier werken aan het Ministerie van Binnenl. Zaken ingezonden en aldaar gedeelte lijk reeds goedgekeurd. De gevraagde concessie voor de daarstelling van een kanaal, uitmondende tusschen Vlissingen en Rammekens, en de afdamming van het Sloe, ter verbinding van Walcheren met Zuid-Beveland (welk een en ander, met eene brug over de Oosterschelde, reeds begrepen is geweest in de ten jare 1846 verleende en in 1849 ingetrokken concessie van den Zeeuwsch- Limburgschcn spoorweg) is onlangs geweigerd, zijnde deze onderneming in verband met de toegestane concessie tot afdamming der Oosterschelde naar het oordeel van het Ministerie van Binnenl. Zakenniet bestaanbaar met het tractaat met België van 19 April 1839. Ontbreekt het voortdurend niet aan lust zoo leest men in het verslag der Zeeuwsche Staten ombij aanwending van groote kapitalenbedijk- bare schorgrondcn in te polderenhetwelk trouwens geacht kan worden steeds goede winsten op te leveren; minder verblijdend is echter de opmerking, dat de vaderlandsche grond daarbij veelal het eigendom des vreemden wordt, en alzoo zijne dikwerf rijke vruchten voor bet nationaal vermogen verloren zijn, waarbij men kan aannemen, dat zelfs de voordeelen der bebouwing, met andere woorden: de arbeid en zijne winsten, in handen van den vreemde geraken; terwijl de opmerking hiervan, ook in andere opzigten, niet als on verschillig schijnt te kunnen worden beschouwd. 's GRAVENHAGE 18 September. Z. M. heeft aan den gepensionneerden Luitenant-Colonel der Infanterie B. J. Verstege den rang verleend van Colonel, als een blijk van tevredenheid wegens vroeger bewezen diensten. Z. M. heeft benoemd tot Ontvanger der directe belastingen enz. te Ker- kerade den Heer K. de Schrcvel, thans in die betrekking te Voercndaal. Verder heeft Z. M. op verzoek, eervol ontslagen, behoudens aanspraak op pensioen, B. J. C. Baron Mackay, als Directeur van het Postkantoor te Rotterdam, en in zijne plaats benoemd den Heer J. A. Bannier, thans Hoofd commies der Posterijen aldaar; voorts tot Hoofd-Com mi es der Posterijen, den Heer J. J. Brouwerthans Commies bij het dep. van Financiëntot Commies bij het dep. van Financiën, den lieer J. P. Hofstede, thans Commies der 2llc klasse bij de Posterijen. Nog heeft Z. M. benoemd tot Inspecteur der posterijen, den Heer J. J. Schultens Dozy, buitengewoon Inspecteur; tot Directeurs der Postkantoren: te Maastricht, den Heer G. L. H. P. Stern, thans te Venlo; te Venlo, den Heer L. A. van der Marckthans te Graveen te Graveden Heer A. J. L. F. Stcffens, thans te Vaals. De geruchten, alhier in omloop, dat de Minister van Justitie zou af treden bevestigen zich niet. De algeincene Rekenkamer heeft bekend gemaakt dat aan onderscheiden staatsschulden, door openbare verbranding, vernietigd heeft voor eene som van 45,242,185 waaronder 29,977,135 aan ingetrokken muntbilletlen. iE&rsïe Miiimev der Stn tt'ii - Cf t'ner a a l. Zitting van Vrijdag 17 September In deze zitting is het wets-ontwerp betreffende het aandeel van Nederland in de Russische schuld in Holland, met 27 tegen 6 stemmen aangenomen. Bij de verdediging der wet heeft de Minister nog verklaard dat zijn besluit tot aftreding genomen was. Uwe goedkeuring der wetzeide hijzal daarin evenmin verandering te weeg brengen, als uwe afkeuring de uit voering er van zou verhaasten, evenmin als ik in eene vroegere ondervondenc afkeuring aanleiding er toe vond. En waarom niet? Wanneer een Minister de overtuiging heeft in het belang des lands te hebben gehandeld, dan treedt hij niet af bij elke soms zoo ligt voorbijgaande afkeuring. Daaren boven da tegenwoordige voordragt is niet bij uitsluiting de daad van den Minister van Buitenl. Zaken maar van de geheele regeringen wanneer al

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 1