PUBLICATIE.
STADS BERIGTEK,
De BURGEMEESTER van LET DEN, brengt ter kennisse der Ingezetenen,
dat door den Gemeenteraad in zijne Vergadering van den 24stc" Januarij
dezes jaars is besloten te benoemen de navolgende vaste Commissien, als:
1°. op voordragt van Burgemeester en Wethouderscene Commissie van
Fabricage;
2°. eene Commissie van Finantiën;
3°. eene Commissie belast met het ontwerpen van en het herzien der plaat
selijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd;
4®. eene Commissie belast met het ontwerpen van, en het herzien der be
staande plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding der gemeente
en dat de leden voor dezelve Commissien zijn benoemd, als volgt:
1°. in de dommissie van Fabricage
de HH. M. G. ten SANDE en
II. P. C. STOFFELS,
van welke Commissie de Wethouder Mr. J. C. BucailleVoorzitter is
2". in de Commissie van Finantiën
de IIIIJ. B. de MOEN, Voorzitter,
R. T. KRANTZ en
Mr. M. H. A. LISMAN;
3®. in de Commissiebelast met liet ontwerpen vanen het herzien
der bestaande plaatselijke verordeningentegen wier overtreding
straf is bedreigd
de HII. Mr. N. OLIVIER en
Mr. D. TIEBOEL SIEGENBEEK
van welke Commissie de Burgemeester Voorzitter is
4°- in de Commissie belast met liet ontwerpen vanen liet herzien der
bestaande plaatselijke verordeningen betreffende de huishouding
der gemeente
de I1II. Prof. H. A. van der BOON MESCH, Voorzitter,
Dr. c. W. II. VAN KAATHOVEN en
Mr. N. SIKKEL GROOS.
En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd.
De Burgemeester van Levden
Leiden, 1 April 1852. VAN LIMBURG STIRUM.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente LEYDEN brengen
bij deze ter kennis der belanghebbenden, dat het Kohier van den hoofde-
lijken omslag voor bet onderhoud der Lantaarnen, Brandspuiten en Nacht
wachten over bet jaar 1852, ingevolge art. 264 der Gemeentewet op lieden
voorloopig is vastgesteld en ter Secretarie dezer Gemeente gedurende veertien
dagen voor een ieder ter lezing nedergelegd, terwijl binnen dien tijd elk op
het Kohier aangeslagenenkrachtens art. 265 der Gemeentewet, zijne bezwaren
tegen den aanslag bij verzoekschrift op ongezegeld papier, bij den Gemeente
raad kan inbrengen.
En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant worden afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
Leiden, 1 April 1852. De Burgemeester VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris v. PUTTKAMMER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente LEYDEN brengen bij
deze ter kennis der belanghebbende, dat bij de op heden plaats gehad heb
bende uitloting van ééne Obligatie groot ƒ5,000, behoorende tot de Nego-
tiatie groot 45,000aangegaan ingevolge bekomen magtiging bij Koninkl.
besluit van den 22stc" Maart 1850, N°. 65, is uitgetrokken N°. 8, die op
morgen aflosbaar is ingesteld.
En zal deze door plaatsing in de Leydsche Courant wórden afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
Leiden, 31 Maart 1852. De Burgemeester VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris v. PUTTKAMMER.
Derde Zitting van den Militie-Raad over het Kanton Ley den, N°. 15.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN, ontvangen hebbende
van den Heer Militie-Commissaris over de Kant&ns 1521, Provincie Zuid-
Holland, cene Kennisgeving, dat de Derde Zitting des Militie-Raads voor deze
Gemeente, zal gehouden worden in de Lakenhal aan den Ouden Singelop
Woensdag den 14den Ajiril 1852, des morgens ten 10 ure, ter beoordceling
der Plaatsvervangers en Nummerverwisselaars, welke de dienstpligtige Lote-
lingen dezer Gemeente zullen verlangen te geven alsmede tot het afdoen der
belangen van zoodanige Lotelingen, wier zaak tot deze Zitting is geadjour-
ncerd; Brengen zulks bij deze ter kennisse van de belanghebbenden, met
informatie, dat tot het opmaken van de bij de Wet gevorderde certificaten
voor Plaatsvervangers en Nummerverwisselaars, (welke laatste zulks echter niet
dan met toeslemming hunner ouders vermogen te doen,) zal worden gevaceerd
ter Secretarie dezer Gemeente, van heden af, dagelijks de Zondagen uitgezon
derd, 's morgens ten 10 ure; alwaar zij tevens de noodige informaliën, zoo
omtrent hel opmaken dezer certificaten, als ten aanzien der vercischten, welke
de Plaatsvervangers, ingevolge de Wet, moeten bezitten, kunnen bekomen.
Voorts meenen Burgemeester en Wethouders de belanghebbendenof wel
derzelver ouders, te moeten waarschuwen voor zoodanige personen, welke, on
der den naam van Commissionairs, somwijlen dezelve misleiden, zoo door met
hen kracbtelelooze overeenkomsten te sluiten, als door hen, welke Plaatsver
vangers verlangen te geven, onder voorwending van alles voor hen te zullen
bezorgen, een aantal onnoodige kosten tedoen maken, ja die zelfs veelal, door
beding van al de gelden daartoe benoodigd, dadelijk in eens of kort op elkan
der volgende termijnen te moeten ontvangen, hnn voor het vervolg in vele
onaangenaamheden wikkelen; nlioo van bet geld, door de Lotelingen ten be
hoeve der Plaatsvervangers te gevenvolgens Art. 98 der Wet van den 8sten
Januarij 1817nimmer meer dan een vijfde aan denzclven mag worden uit
betaald, en de overige vier vijfde in de kas van het Korps moeten worden ge
stort; en als dan zoodanige Commissionairs, na het volle geld genoten te
hebben, dikwijls (zoo als de ondervinding heeft doen zien) niet in staat zijn
de betaling der verdere termijnen aan het Korps te voldoen, de belangheb
benden genoodzaakt worden die gelden nog eenmaal te betalen. Eindelijk wor
den de belanghebbenden nog herinnerd aan de bepaling van Art. 33 der Wel,
van den 27stcn April 1820, houdende: dat hij, wiens Plaatsvervanger gedu
rende 18 maanden gediend heeft, (de dienst bij de reserve niet mede gerekend)
van alle verdere verantwoordelijkheid voor denzelven bevrijd zal kunnen blij
ven, mits stortende eene som van ƒ150, wanneer in de aanvulling van den
Plaatsvervanger, ingeval bij mogt komen te ontbreken, door vrijwillige wer
ving zal worden voorzien.
En zal deze door aanplakking en plaatsing in de Leydsche Courant wor
den afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voorn.
Leyden den 1^" April 1852. De Burgemeester VAN LIMBURG STIRUM.
De Secretaris v. PUTTKAMMER.
Viering ran den Zondag.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, gelet heb
bende op den inhoud eener dispositie van de E<l. Gr. Achtb. 11. H. Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland, van den 9'lea Julij 1841.
Herinneren bij deze aan allen en een iegelijk, wien zulks zonde mogen aan
gaan, de Wet van 1 Maart 1815, betrekkelijk de viering der dagen, aan de
Openbare Christelijke Godsdienst toegewijd; zijnde van den volgenden inhoud:
Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Prins van Oranje Nassao,
Sodverein Vorst der Vereenigde Nederlanden enz. enz.
Aan alle degenen, die deze zullen zien of hooien lezen, sal ut! doen te weten:
Alzoo wij in overweging genomen hebben de noodzakelijkheid om, op het
voetspoor onzer godsdienstige voorvaderendie daarop steeds den boogsten
prijs stelden de plilgmatige vieriDg van den dag des Heeren en anderen dagen
den openbare christelijken godsdienst toegewijd, door eenparige en voorde
gehcele uitgestrektheid der Vereenigde Nederlanden algemeen werkende maat
regelen te verzekeren
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg
der Staten-Generaal dezer Landen, hebben goedgevonden en verstaangelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1°. Dat op Zondagen en op zoodanige Godsdienstige Feestdagen als door
de Kerkgenootschappen van den Christelijken Godsdienst dezer Landen algemeen
erkend en gevierd worden, niet alleen geene beroepbezigheden zullen mogen
verrigt worden, welke den Godsdienst zouden kunnen storen, maar dat in
het algemeen geen openbare arbeid zal mogen plaats hebben, dan in geval
van noodzakelijkheidals wanneer de plaatselijke regering daartoe schriftelijke
toestemming zal geven.
2°. Dat op deze dagen, met uitzondering van geringe eetwaren, geene
koopwaren hoegenaamd op marktenstraten of openbare plaatsenzullen mo
gen worden uitgestald of verkocht, en dat kooplieden en winkeliers hunne
waren niet zullen mogen uitstallen, noch met opene deuren verkoopen.
3°. Dat gedurende den tijd voor de openbare godsdienstoefening bestemd
de deuren der herbergen en andere plaatsen alwaar drank verkocht wordt,
voor zoo verre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen liggende zijn,
zullen gesloten zijn, en dat ook, gedurende dienzelfden tijd, geenerhandc spe
len hetzij kolveu, balslaan of dergelijke, mogen plaats hebben.
4°. Dat geene openbare vermakelijkheden, zoo als schouwburgen, pnbliekc
danspartijen, concerten en harddraverijen, op de Zondagen en algemeene Feest
dagen zullen gedoogd worden; zullende het aan de plaatselijke besturen wor
den vrijgelaten, hieromtrent eene uitzondering toe te staan, mits niet dan na
het volkomen eindigen van alle Godsdienstoefeningen.
5°. Dat de plaatselijke politie zorg zal dragen, ten einde alle hinderlijke
bewegingen en gerucht in de nabijheid der gebouwen lot den openbaren eere-
dienst bestemd, en in het algemeen alles wat denzelven zou kuuncn hinderlijk
zijn voor te komen of te doen ophouden.
6°. Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit, naar gelang
van personen en omstandigheden, zullen gestraft worden 'met eene boete van
niet hooger dan vijf en twintig guldenof met eene gevangenis van niet lan
ger dan drie dagen voor de overtreders, die buiten staat mogten zijn deze
boete te betalen.
7°. Dat bij eene tweede overtreding de boete of straf zal verdubbeld wor
den wijders al de te koop gelegde of uitgestalde goederen verbeurd verklaard
en de herbergen of andere publieke plaatsen voor ééne maand gesloten.
En dat, door deze algemeene verordeningen, alle daarmede niet overeen
komstige provinciale of plaatselijke reglementen en inrigtingen zullen worden
gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelendat deze in het Staatsblad zal worden geïnsereerd en
dat een genoegzaam getal exemplaren gedrukt en aan de Staten in de onder
scheidene provinciën of landschappen, ingevolge art. 86 der Grondwet, ter
uitvoering zal worden gezonden, met last, om dezelve alom te doen publice
ren en afligerenen van de predikstoelen der onderscheidene Christelijke Kerk
genootschappen te doen aflezen.
Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministeriële departementen en andere
autoriteiten justicieren en officieren, wien zulks aangaat, aan de naauwkenrige
uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of dissimulatie.
Gegeven in 'sGravenhage, den lsten Maart des jaars 1815, het tweede van
Onze Regering.
(Get.) WILLEM.
Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid
(Get.) a. r Falck.
Burgemeester en Wethouders wenschen, dat deze herinnering Diet vruch
teloos zal mogen wezen, maar dat eerbied voor de Wet en gehoorzaamheid
aan derzelver bepalingen, het handhaven dezer verordening gemakkelijk ma
ken zalwordende den Ambtenaren van Policie gelast daarop een naauw-
keurig toezigt te houden.
En zal deze worden gedrukt en overal aangeplakt, waar zulks gebruikelijk is.
Aldus gearresteerd bij H, H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 30s,en Maart 1852.
VAN LIMBURG STIRUM.
Ter ordonnantie van dezelve,
V. PUTTKAMMER.