van een inkomsten belasting of successie in de regte lijn, of de afschaffing van andere belastingen dan die op de brandstoffen had wederlegd, treedt hij ten III. in meer bepaalde wederlegging der aangevoerde bedenkingen. Het beginsel is geene afschaffing zonder equivalent; geene omverwerping van het bestaande belastings-slelsclmaar langzame, geleidelijke hervorming. Ilier moet de Minister terugkomen op de vraag: ja maar, wat is dan uw plan? Het is dit: 1°. ccnc voorafgaande beslissing over de vraag om cene rente-belasting in ons stelsel op te nemen2°. zoo veel mogelijk bestaande belastingen behouden, of: hervorming met hehoud van het bestaande, en dat bestaande achtervolgelijk te verbeteren. Verbetering moet aangebragt wordenmaar als men het doel wilmoet men ook de middelen willenen dan moet men den onzedelijken sluikhandel tegengaan, zonder zich te laten wegslepen door de schoonschijnende klaglen der belanghebbenden. Zoo is men ook bezig aan eenc algemeene herziening van hel patentregt, maar ook dit is geen werk van een oogenblik. Uit het tweeledig oogpunt, zoo even aangeduidheet zich de Minister afgevraagd wat te doen De eene con- sumtivc belasting door eene andere te vervangen zou slechts zijn eene ver plaatsing vau lasten, en hij moest dus het oog vestigen op eene directe be lasting. De bestaande grondlasten of het personeel te verhoogen, daartoe was zeker geene aanleiding, zoodat, bij den herhaaldelijk geuiten wensch naar eene inkomsten-belasting, het éénige wat overbleef was, het voorstel tot eene rente-belasting om tot cene hervorming geraken. Bij gevolg is het vraag punt zuiver dit: wenscht gij eene belasting op de rente, welke andere be lastingen zullen dan afgeschaft worden? en mogt ge 'tdaarover al niet eens zijn, dan blijft het ander deel der u ets-voorstellen nog altijd over. De Minister komt alsnu tot de lange rei van bedenkingen, tegen de alge meene strekking, zoowel als legen de onderdeden van het wels-voorstel aan gevoerd. Z. Exc. zegt ten slotte dat de Regering tot bet doen van dit voorstel aan leiding gevonden heeft in den herhaalden wensch der Kamer om het belas tingstelsel te verbeteren. Zij heeft daarbij vooral ook gelet op den wensch, meermalen geuit, dat ook andere bronnen dan grondbezit en nijverheid meer regtstreeks zouden worden getroffen. Zij heeft daarbij in het oog gehouden dal tot hiertoe de renten van kapitalen van roerende goederen inderdaad voor deden genoten en dat van de inkomsten van vele kapitalen tot dusverre niet werd betaald. De regering heeft geoordeeld dit voorstel aan de vergadering te moeten onderwerpen. Begrijpt de Kamer nu dat de klaglen over het be staande belastingstelsel ongegrond zijn, of meent zij dat het geneesmiddel nog erger zou w ezen dan de kwaalwelnu zij vcrwerpe de voordragt. Maar dit meent hij te moeten doen opmerken dat dan aan eene hervorming van ons belastingstelselaan de invoering van een geheel ander stelsel met meer kan worden gedacht. Er kunnen dan wel ligte veranderingenverhoogingen of verlagingenverplaatsing in onderdeelen van belasting plaats hebbenmaar eene gcheelc wijziging van het belastingstelsel zal men onder de vrome wen- schen moeten rangschikken. Nadat nog eenige leden kortelijk naar aanleiding van de rede des Ministers het woord hadden gevoerdherinnert de Minister van Binnenl. Zaken de meer dan gewone en hartelijke belangstelling die hij vroeger als lid der Kamer steeds heeft ondervonden, daar waar het gold den wensch om het stelsel onzer belastingen te verbeteren. Hij begrijpt het dat om tot groote verbe teringen te gerakenmen welligt eene grooteren druk van omstandigheden zou moeten gevoelen dan men nu gelukkig ondervindt. Hij verblijdt zich daar over en hoopt dat die omstandigheden zich niet zullen voordoen. Maar die belangstelling, die hij bij zoo velen en ook bij zich zeiven, toen hij lid der Vergadering was, steeds in dit opzigt heeft ontmoet, doet hem slechts een enkel woord zeggen. Hij meent dat de groote verbeteringen van ons belas tingstelsel, die men sedert jaren verlangd heeft, van de aanneming van dit wetsontwerp afhangt. Ilij zal nu niet spreken over een algemeene belasting op de inkomsten, of over andere denkbeelden die mogten bestaan, doch hij gelooft dat de verwerping dezer voordragt het middel is om niets te erlangen. Dit ontwerp zal cene groote verbetering in het belastingstelsel te weeg bren gen. Mogt het schipbreuk leiden, dan oordeelt hij dat eene groote verbete ring zal zijn mislukt, en dat men zich daarbij als het ware zal nederleggen; en te kennen geven, dat men al gedaan heeft wat men kon om eene ge- wigtige verbetering tot stand te brengen. Met leedwezen heeft hij dan ook de amendementen vernomen die op dit artikel zijn voorgedragen. Het geldt bier een zuiver beginseldat niet vermengd moet worden met voorstellen tot afschaffing van deze of gene belasting. Hij is innig overtuigd dat in dit ontwerp cene meer regtvaardige belasting gelegen is dan die wij bezitten. En dit beginsel moet op zich zelf worden gehouden en uitgemaakt. Wordt dit beginsel onaannemelijk bevondenhij zal alleen verklaren dat zoo lang hij in den raad van Ministers zitting zal hebben, hij aan geen Minister van Finantiën den raad zal kunnen geven om voorstellen te doen tot grondige verbetering van het belastingstelsel. Na verwerping van twee amendementen op art. 1 der wetvoorgesteld door de Heeren Dullert en van Zuylen van Nyevelt, strekkende om de invoering dezer belasting te verbinden aan eene afschaffing van andere accijnsen, dan die op de brandstoffen, is art. 1 van het ontwerp onveranderd aangenomeu met 33 legen 31 stemmen. Art. 1 bepaalt: »Er wordt, te beginnen met het jaar 1853, eene belasting ten bedrage van drie ten honderd, geheven op de renten, door ingezetenen van het Rijk, gedurende het laatst voorafgaand jaar, genoten. De dienstjaren gaan in met den lstcn Januarij van elk jaar." Voor, de Heeren: Jespers, Iluguenin, de Poorter, v. Welick, deFremery, Hengst, Rcinders, Bachiene, Hugcnholtz, Dommer, v. Zuylen, Dullert, van Heiden Reinesteinv. EekMetmanv. d. HeydeEngelenMeeuwsenWes- terhoff, de Man, v, d. Linden, v. Nispen, Jongstra, v. Hoëvell, Zylker, de Lom de Berg, de Limpens, Gouverneur, Blussé, ten Cate, Luyben, Bots en v. d. Veen. Tegen, de Ileercn: Ypey, v. Goltstein, Baud, Hoffmann, v. Voorst, v. Has selt v. HallLotsyMackayv. Doorn Gevers v. EndegeestSchooncveld Sloet, deMoraaz, Slicher, Smit, Heemskerk, Wintgens, Taets v. Amerongen v. Walchren, v. Lvnden, Provó Kluit, v. Akerlaken, Schiffer, Dirks, Gode- froi, v. Dam, Storm v. 'sGravesande, Poortman, Groen v. Prinsterer, en de Voorzitter (Boreel v. Hogelanden). Zitting van Zaturdag 13 Maart. Is in gekomen een ontwerp van wet, behelzende het Verslag van het re sultaat der werkzaamheden van de Algrn. Rekenk. over 1850. Afdeelingen. Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de voordragt der der rentebetaling. De Heer van Hoëvelldie gisteren reedsna aanneming van art. 1eene motie gedaan had, om de wet op nieuw naar de sectiën te verzenden, doch welke motie toen niet werd ondersteundheeft heden die motieeenigzins gewijzigd in den vormherhaald. Na veelvuldige beraadslaging is de motie van orde van dien Heer verwor pen met eene meerderheid van 3G tegen 28 stemmen. Art. 2 is daarop zonder beraadslaging goedgekeurd. Art. 3 houdt de bepalingen in, welke renten en inkomsten aan de belas ting zijn onderworpendit art. wordt verworpen met 35 tegen 29 stemmen. De Minister van Financien zegt thans, dat deze stemming hem het bewijs oplevert, dat deze wet, zoo als zij daar ligt den bijval van de meerderheid der Kamer niet zal verwerven. Namens den Koning is hij gernagtigd het aanhangige ontwerp van wet bij dezen ite treUlzee en tevens te ver klaren dat de ontwerpen van wet tot afschaffing van de accijnsen op de brandstoffen hij dezen worden teruggenomen. Hij laat aan de Kamer over te beslissen wanneer zij over de overige financiële wetten wenscht te beraadslagen. Ingevolge deze mededeeling worden de ontwerpen nopens eene belasting op de renten en tot afschaffing der accijnsen op de brandstoffen voor inge trokken verklaard. De beraadslagingen over bet ontwerp tot uitgifte van muntbiljetten, wor den bepaald op aanstaanden Dingsdag, 's morgens ten 11 ure, waarna de Kamer wordt opgeheven. AMSTERDAM, 11 Maart. In de Amst Cour. leest men het volgende: Gisteren spraken wij van de plegtigheden bij de onthulling van het standbeeld van Rembrandt, thans kun nen wij er bijvoegen, dat, naar men ons berigt, er vele en zeer groote toe bereidselen voor een feest, bij die gelegenheid te vieren, gemaakt worden. Een 40-tal van de meest beroemde kunstschilders uit ons land, moeten zich aangeboden hebbenom een der zalentot het feest bestemdmet schilder werken te versieren. Men zegt zelfs, dat Z. M. de Koning niet alleen zijne tegenwoordigheid bij dat feest heeft toegezegdmaar geheel uit eigen beweging twee marmeren borstbeelden ter versiering der feestzaal heeft aangeboden. Dat feest belooft zeer luisterrijk te zullen zijn en moet in de maand Mei e. k. plaats hebben. Eerlang zal eerie Engelsche vertaling het licht zien van het voortreffe lijk werk van Prof. Bosschabehelzende het leven van wijlen onzen tweeden Koning. Deze vertaling, door den Heer F. M. Cowan, Onderwijzer in de Engelsche taal aan het 6ledelijk gymnasium alhier, bewerkt, wordt opgedra gen aan den Hertog van Wellington. Wij hebben voor eenigen tijd melding gemaakt van eene regtsvordering, ingesteld door de erfgenamen van wijlen den Heer Johannes Monnikhof, stichter van een legaat tot uitschrijving van prijsvragen ter bevordering der heelkunde, legen Heeren bezorgeren van dat legaat, en strekkende lot verval lenverklaring en opheffing van hetzelve, op grond, dal bezorgeren aan de voorwaarden der stichting ten opzigle van het uitschrijvenbekroonen en uitgeven van prijsvragen niet zouden hebben voldaan. De Arrondissements- Regtbank had dien eisch toegewezen. Hiervan waren Heeren bezorgeren ia appèl gekomenen wij vernemen thansdat het Prov. Geregtshof van Noord holland, op de pleidooijen van Mr. A. Brugmans voor bezorgeren en appellan ten en van Mr. A. S. van Nierop voor de erfgenamen en geïntimeerden, het vonnis der Arrondissements-Regtbank beeft bevestigd en mitsdien de opheffing van het legaat bevolen, met veroordeeling van bezorgeren tot afgifte, rekening en verantwoording en betaling der kosten. Hbl HAARLEM11 Maart. Gisteren in den laten avond heeft binnen deze stad weder een treurig onheil plaats gehad. Een mandie in eene vechterij is gewikkeld gewor den, in of voor zeker huis in eene der kleinere straten, is daarbij zoodanig in den nek gewond, dat hij kort daarop is overleden. De regterlijke over heid heeft dadelijk de vereischte maatregelen genomen, en de vermoedelijke dader is nog dezen nacht in verzekerde bewaring gesteld. BUITENLANDSCHE BERIGTEX. ENGELAND. LONDEN, 10 Maart. Het getal policie-agenten beliep in het begin van dit jaar alhier 5,550; in bet afgeloopen jaar werd voor de policie 3 milliocn guldens uitgegeven waartoe de commissarissen der Tentoonstelling ruim 200,000 bijdroegen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1852 | | pagina 2