LEYDSCHE
MAANDAG, 15 MAART.
BIMEiXLANDSCHE BEUIGTEfl.
De Courant wordt Maandag 9 Woensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
uit Zaturdag Avond
Do Prijs der Courant is f 13 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 13 Maart.
In de Indiër leest men: naar wij uit eene goede bron vernemen, beeft
de Minister van Koloniën eene Commissie benoemd van oude ambtenaren der
Algemeene Rekenkamer te Batavia, die zich thans in het moederland bevin
den, met bet doel om hem voor te lichten bij het zamenstellen der wet
regelende de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmidde
len ingevolge art. 60 der Grondwet. De leden dier Commissie zijn de
Heeren P. Jeekel, H. J. Lutjens en Feugen, allen thans gepensioneerd.
LI. Donderdag avond is op het Oude Delft te Delft, brand ontstaan
ten huize van den vleeschhouwer Meijer; het huis is geheel door de vlam
men vernield.
De Heer W. C. van der Waaijen Pieterszente Middelburgis door
de Koningin van Portugal tot Ridder der Christus-Orde benoemd als bewijs
Ilarer hooge tevredenheid over de waterwerken door hem als Ingenieur van
het arsenaal te Lissabon verrigt.
'sGRAVENIIAGE, 13 Maart.
Rij Koninklijk Besluit van den llden dezer, is aan den Heer Mr. J. Pols,
IIoofd-Dirccteur der Posterijen en Directeur van het Postkantoor te 's Graven-
hagevergunning verleend tot liet dragen der versierselen van Kommandeur
der Orde van Franz Joseph hem door den Keizer van Oostenrijk geschonken.
Z. M. heeft ten verleden jarc uitgeloofd eene gouden medaille van de
eerste grootte, aan dengene der Nederl. Componisten, die de best gekeurde,
muziek voor eene opéra comiquein één bedrijfzou hebben gemaakt
op het daartoe uitsluitend bestemd librettovervaardigd door een der meest
beroemde Fransche tooneeldichters.
Dit librettovervaardigd door den beroemden Eugene Scribeis getiteld
le Vieux Chateau.
Ter mededinging zijn ingezonden twee partition.
Deze beide stukken zijn door Z. M. ter heoordeeling gegeven aan eene com
missie, bestaande uit de Ileeren J. B. van Brée, E. Prévost en J. H. Lubeck,
die in eene vergadering van den 2dcn Maart j 1. met algemeene stemmen den
prijs hebben toegekend aan de partitie met de spreuk lout vient d temps enz.,
als zijnde deze verre uitmuntende boven de tweede, zoowel wat opvatting,
melodie, harmonie, stijl en instrumentatie, als wat de declamatie, prosodie,
kleur kennis van het tooneelmatige en uitdrukking der verschillende karak
terschilderingen betreft.
Bij de opening van het naambriefje, is gebleken, dat de Heer C. van da1
Does te 's Gravenhage daarvan de vervaardiger is.
Beoordeelaren hebben ccbtcr gaarne erkenddat in de tweede partitie
met het motto Travaillez pour la gloire enz., veel goeds en zelfs muzie-
kale verdienste gevonden worden.
De Slaats-Courant bevat eene algemeene openbare rekenschap der
liefdegaven, ten gevolge van het uitschrijven der collecte, bij het Departement
van Binnenl. Zaken ontvangen dat bedrag is zamengesteld: opbrengst der
collecte aan de huizen in de verschillende Provinciën 195,553bijzondere
giften 24,199; daarbij is uit de schatkist verstrekt ƒ8,000; te zamen
227,753; 't welk is verdeeld als volgt: Noordbrabant 143,558, Gelder
land 51,759, Overijssel 331Groningen 305en Limburg 31,798
daarenboven is ontvangen bij de provinciale besturen nog 4006welke nog
bij bovengemelde verdeeling is gevoegd.
ITiocedc BCtustet' tier Staten-éJeneraat.
Zitting van Donderdag 11 Maart. (Zie ons vorig Kommer.)
De Heer van Heiden Reinestein, hoezeer voor het beginsel eener renlebe-
lasling en daarom ook voor art. 1 der wet, zal echter uit hoofde van de on
derscheidene bezwaren, als reeds in de beraadslaging zijn aangevoerd, tegen
de wet stemmen.
De Heer van Nispen is voor het beginsel en daarom ook voor de wet.
De Heer Jongstra beeft 1°. zijne vroegere geuite stellingen, wegens de on
evenredige progressie in de opbrengst der belastingen, nader tegen den Heer
van Hall gehandhaafd, en 2°. tevens rekenschap gegeven van zijne goedkeu
rende slem.
De Heer dc Lom de Berg verdedigt de wet insgelijks.
De Heer Dullerl is voorstander van den maatregel, doch tegen de afschaf
fing van den accijns op de brandstoffen; hij wil de rentewet wel in het za-
menstel onzer belastingen opnemen, docli in de wet zelve te gelijk uitgemaakt
zien, dat zij strekken zal tot afschaffing van andere belastingen, en dus het
tijdstip van werking der wet ondergeschikt maken aan dat der door hem be
doelde afschaffing. Mogt een daartoe door hem te doen voorstel niet worden
aangenomen, hij zou dan zeer bezwaarlijk zijne stem aan de wet kunnen geven.
Zitting van Vrijdag 12 Maart.
In deze zitting zijn de beraadslagingen voortgezet over het wetsontwerp
tot belasting van de renten.
De Heer de Moraaz heeft daartegen verschillende bedenkingen in het mid
den gebragtbij de meeste bezwarendoor andere sprekers ontwikkeld.
De Heer Wintgens heeft de wet bestreden, als van eene gevaarlijke strek
king en in stellige wederspraak zoowel met de bepaling der Grondwet als
met de wezenlijke behoeften der ingezetenen.
De Heer Zijlker heeft ten voordeele van het wetsontwerp gesproken.
De Heer Hoffmann heeft zich tegen het ontwerp verklaard groolendeels
omdat het daarbij eene partiële wijziging van het belastingstelsel geldtter
wijl het billijke van den voorgestelden maatregel hem niet gebleken is.
De Heer van Hoëvell heeft zich voor de wet verklaard, in de stellige
overtuiging van hare billijkheid om hendie tot dusverre niets in de be
lasting hetaald hebbeninsgelijks te treffen.
Er zijn geen spreekers meer ingeschreven, en is bet woord aan den Minis
ter van Financien. Na eenige inleiding behandelde hij drie hoofdpunten:
1°. de aanleiding tot het gedane voorstel; 2". de verschillende middelen van
herstel, in deze beraadslagingen ter sprake gebragt, 3°. verdediging zijner
voordragt tegen de onderscheidene bedenkingen daartegen aangevoerd.
I. De aanleiding tot het voorstel. De bestrijders zijn niet karig ge
weest in onderscheidene qualification omtrent dc gedane voordragt. Zij was
onnoodig, onstaatkundig, ze bedreigde den vrede in den lande, er zou onrust
uit geboren worden er was geene financiële nood. Maar vraagt de Minister
op zijne beurtherinnert ge u niet, wat hier is voorgevallen Hoe jaren
lang in deze vergadering en zelfs in vorige Kamers op herziening van ons
belastingstelsel is aangedrongen en moet men dan nu nog vragenvan
waar deze voorstellen Is het u vergetenhoe nog bij de behandeling van
de begrooting door sommigen werd voorgesteld slechts eene eredietwet voor
6 maanden aan te nemen, om zekerheid te erlangen, dal binnen dien tijd
de vraag over het belastingstelsel zou worden uitgemaakt? Is het u verge
ten hoe bij de beraadslaging over de wet op de middelen een voorstel werd
gedaan, tot afschaffing van eene belassing, alles met liet doel, om de vraag
over het belastingstelsel te behandelen en tot eene beslissing te brengen?
De Minister herinnert hoe nog bij de begrooting van het jaar 1849 door
een liddie thans een scherpe redevoering tegen de voordragt gehouden
heefteen voorstel is gedaantot een income tav. Uit een en ander meent de
Min. te mogen afleiden, dat de wenseh tot herziening van ons belastingstel
sel, herhaaldelijk geuit, berust op de uitdrukking van de overtuiging van
een groot deel der natie, uitgesproken door eene wettige vertegenwoordiging,
mannen van ondervinding door de natie gekozen. Ook dan, wanneer de
Regering de overtuiging had, dat ons belastingstelsel volmaakt was, ook dan
nog had zij zich, naar aanleiding van dit een en ander, aan pligtverzuim
meenen schuldig te maken, wanneer zij niet eindelijk de vraag aan de be
oordeeling der vertegenwoordiging had onderworpenom ten deze uitspraak
te laten doen.
II. De Minister komt vervolgens tot de voorstellen en middelen van herstel
in deze Kamer aan de hand gegevenwelke de voorkeur zouden verdienen
boven die der Regering. Men heeft vroeger wel eens gezegd, van eene tal
rijke vergadering: zoo veel hoofden, zoo veel zinnen. En inderdaad schijnt,
dat hier te lande niets groots of veel omvattcnds kan tot stand komendut
groote afdoende verbeteringen tot de onmogelijkheden behooren. De Regering
moest dus vóór alles de vraag over het beginsel doen uilmaken, en vóór
elke, 't zij dan meer, 't zij dan minder omvattende .herziening, moet het
vaststaanof men een inkomsten-belasting op de renten van kapitalen niet
bestaande in onroerend goednoch aangelegd tot eenigen tak van nijver
heid of men zoodanige belasting willeja dan neen.
Nadat dc Minister nog eenige denkbeelden omlrent het meer verkieselijke