LEYDSCHE
COURANT
VRIJDAG, 5 MAART.
-BIMENLANDSCHE BEKIGTEX.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdag Avond.
De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 1(1
Centen afgegeven.
LEYDEN, 4 Maart.
Op den Rhijnspoorweg zijn in Februarij vervoerd 23,192 reizigers er. is
ƒ38,118 ontvangen.
in deze maand zullen eenige Onderwijzers en Onderwijzeressen naar de
Kaap de Goede Hoop vertrekken, met bet schip Canton, Kapt. Tweehuis.
Uit Dwingelo schrijft men, dat onder anderen de Onderwijzers Klcinenherg
en Zoer met dat schip zullen vertrekkenwelligt ook de Onderwijzer Ru
neman, van Westervelde. Ook zal Mej. de Wed. Meere, geb. Kraijebelt,
met hare kinderen en eene sekondante zich met dat vaartuig derwaarts
begeven.
Te Harderwijk zijn in 1851 aangebragt 18,000 ffi tabak en 15,300 stuks
scbelvisschenen van daar zijn naar Amsterdam door beurtschepen uitgevoerd
82,500 ffi roggebrood en 20,000 stuks vinken.
Vijfde Vervolg van. bet beheer en den staat van Ned. Indië (zie ons
nommer van 23, 25 en 27 Febr. en 1 en 3 dezer).
Het Bataviasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen is eene parti
culiere instelling, bestaande sedert 1778 en in den laatsten tijd zich hoofd
zakelijk toeleggende op de oudheid-taal-letter- en zedekunde van den
Indischen archipel. Voorts worden uit 's Lands kas onderhouden: een plan
tentuin te Buitenzorg, een museum van voorwerpen van natuurlijke historie,
oudheden, zeldzaamheden en dergelijke, opgerigt door het Bataviasch Genootschap.
Het algemeen beheerder geldmiddelen is in regtstreeksche ondergeschiktheid
aan den Gouv.-Generaalopgedragen aan eene generale directie van financien,
ook raad van financien genaamd, bestaande uit den directeur-generaal van
financien, als voorzitter, en uit den directeur der middelen en domeinen,
den directeur der producten en civile magazijnen en den directeur der cultu
res, als leden.
Vermits eerstdaags een ontwerp van wet lot regeling van het muntstelsel
in Nederl. lndie aan de overweging der Staten-Generaal zal worden onderwor
pen, schijnt het overbodig omtrent het bestaande stelsel alhier in breedvoe
rige beschouwingen te treden.
De bank is eene gepriviligeerde naamlooze maatschappij, onder den titel van
Javasche bank, wier octrooi door den Koning of onder Zijne nadere goedkeu
ring wordt vastgesteld, liet kapitaal dezer maatschappij is bepaald op ƒ2,000,000,
verdeeld in 4000 actiën.
De gouden en zilveren munt was op Java zoo goed als geheel uit den om
loop verdwenen, niettegenstaande het Gouvernement sedert 1816 voor 41
millioen gulden daarvan had aangevoerd en ook nog eenige betalingen in dit
middel deed. Hoeveel koper in omloop was, was onzeker.
De Regering had sedert 1816, 4700 millioen duiten geslagen, sedert het
laatst van 1832 300 en sedert bet laatst van 1842, 600 millioen uit de wan
deling getrokken tot waarborg van het koper-papier. Voorts wist men dat in
's Lands kassen op ultimo 1845 aanwezig waren 846 millioen duiten, onge
rekend 180 millioenaan de Javasche bank tot onderpand gegeven voor ge
leend bankpapier. Maar sedert lang waren de duiten nagemaakt en ter sluik
in de Nederl.-Indische bezittingen ingevoerd. De hoeveelheid alzoo ingevoerde
duiten was niet te begrooten, evenmin die van het versmollcne.
Aan koper-papier was uitgegeven voor 6 millioen gulden van 100 duiten,
waarvan op ultimo 1845 ongeveer 1 millioen zich in 's Lands kassen bevond.
Aan bankpapier was uitgegeven voor omstreeks 7) millioen, 3 millioen was
daarvan in kas. Dit overzigt doet zien, dat er in wezenlijkheid geen ander
algemeen betaalsmiddel was dan de koperen duit, met een gouvernements- en
een niet verzilverbaar bankpapier. De belemmeringen die zulks in den han
del te weeg bragt, heeft doen besluiten tot den invoer van recepissen, 'twelk
veel goed beeft gedaanzooals zulks in de uitgewerkte mededeelingen omtrent
den staat der bank blijkt.
De openbare wegen en bruggen op Java w ordenop aanwijzing van 's Lands
ambtenaren, onderhouden door de inlandschc bevolking. In Batavia en Bui
tenzorg worden echter de groote postwegen en voorname zijtakken voor reke
ning van de Regering onderhouden. Ook de aanleg van wegen en bruggen
op Java geschiedt door de bevolking, volgens de verordeningen over de hee
rendiensten.
De inlandsche bevolking op Java is vcrpligt, personen over land te vervoe
ren tegen de Op boog gezag geregelde betaling. Voor zulke betaling zijn dan
ook tariven door de Regering vastgesteld. Van Regeringswege bestaat op Java
eene posterij langs den grooten weg van Anjer tot Soerabaija. Deze posterijen
beslaan enkel uit stations van postpaarden, van welke reizigers gebruik kun
nen maken. Wagens worden door de Regering niet verstrekt.
De stations-gebouwen worden gedeeltelijk uit 's Lands kas en gedeeltelijk
door de bevolking bij licerendienst opgerigt en onderhouden.
Op sommige hoofdplaatsen, welke deze posterijen aandoen, zijn van Rege
ringswege herbergen aangelegd, met herbergiers die eene toelaag uit 's Lands
kas genieten, en wien voorgeschreven is, wat zij den reizigers in rekening
mogen brengen. Elders zijn herbergen particuliere ondernemingen, staande
onder politie-bepalingen.
Daar de regerings-posterijde geprivilegieerde particuliere wagenposterijen
en de ongeprivilegieerde wagen-verhuurderijen niet in alle en vooral niet in
vele hoogst noodzakelijke drukke vervoeren van ambtenaren voor de cultures
en andere personen per as in de binnenlanden kunnen voorzienheeft zulks
aanleiding gegeven tot bet opriglen in de meeste gewesten van Java, van
zoogenaamde binnenlandsche posterijenzijnde stations van wagen paarden
door de bevolking geleverd en onderhouden.
Deze gewestelijke wagenposterijen staan onder het toezigt der hoofden van
de gewestelijke besturen en worden meer onmiddellijk beheerd door de inland
sche ambtenaren, van waar zij den naam van regentspaarden ontleenen. In
Soerakarta en Djokjokarta echter, en op Madura staan zij geheel onder de
Vorsten. Voor het gebruik van die wagenpaarden wordtbehalve op Madura
aan de hoofden der gewestelijke besturen betaald naar een door de Regering
vastgesteld tarief, ten einde uit deze betalingen de bevolking in het leveren
van paarden, onderhouden van stations, en aanschaffen van tuigen, stalbe-
noodigdheden enz. schadeloos te stellen of althans te gemoet te komen.
De inlandsche bevolking op Java is verpligt goederen over land te vervoe
ren tegen de op boog gezag geregelde betaling.
Het vervoer van brieven is geen regerings-monopolie. Maar van regerings
wege wordt in een middel voor dat vervoer voorzien door brievenposterijen.
De dienst over de groote strandlijn geschiedt van Anjer lot Batavia door
postiljons te paardvan Batavia tot Pasoeroean met poslkarrenen van Pa-
socroean tot Banjoewangi door postiljons te paard. De overige lijnen worden
bediend öf door bezoldigde en van paarden voorziene postiljons, óf door poli-
ciedienaren en andere inlandsche beambten, die daarvoor op sommige plaatsen
geldelijke tegemoetkoming genieten maar elders dat werk als heerendienst
verrigten en zeiven zich paarden daartoe moeten aanschaffen; alleen voor het
traject lusscben Samarang en Salatiga worden postkanen gebezigd.
De dienst over Madura geschiedt op kosten der Vorsten, ten behoeve van
de Regering, hetwelk de porten ontvangt. Het port voor bet vervoer van
brieven aan de Regering te betalen is, voor al de bovenvermelde lijnen op
Java en Madura, vastgesteld bij een algemeen tarief, tot grondslag hebbende
een duit voor elke zes paal [een paal is 1505 Nederl. ellen of 20 minuten,
(een Engelscbe mijl) gaans] afstands, welke een gewone brief doorloopt, met
een minimum port van 10 duiten en met betrachting van getallen deelbaar
door vijf. Alzoo kost een brief, doorloopende 60 paal en minder, 10 duiten
aan port enz. In 1849 bedroeg bet getal brieven die op Java en Madura
per post waren verzonden ongeveer 300,000.
Tot het vervoer van personen over zee tusschen de Nederl.-Indische bezit
tingen onderling, kunnen worden gebezigd de vaartuigen, die goederen tus
schen die bezittingen mogen vervoeren. Tusschen Batavia, Samarang en
Soerabaija vaart geregeld eene particuliere stoomboot. Maandelijks gaat een
stoomschip van Batavia naar Singapore.
De Regering bezigt voor het vervoer van goederen over zee tusschen de
Nederl. Indische bezittingen, zooveel mogelijk de particuliere vaartuigen, aan
welke dit vervoer uitsluitend geoorloofd is.
De kustvaardijvloot telde in 1849 276 schepenmetende 23,714 lasten.
Goederen mogen naar Nederland vervoerd worden, alleen uit de havens,
welke voor den grooten handel zijn opengesteld; Regerings-goederen zijn
hiervan uitgezonderd.
Elk naar Nederland terugkeerend Nederl. schip moet, des gevorderd, een
achtste van de aanwezige ruimte voor Regerings-goederen afstaan, en een
zeker getal Regerings-Passagierstegen bepaalde vrachtopnemen.