ïige ambtelijke betrekking. Vele punten zou bij kunnen ter sprake brengen bij zal zich tol 4 punten bepalen en wel: 1° de zaak van den lieer Senn van Basel, die men beeft afgezet: 2° de publicatie van den Gouv. Gen. over bet knevelen door de inlandsehe Hoofden, Begcntcn en Dessa's-IIoofden. Die pu blicatie is niet nieuw; zij werd aanvankelijk met de edclsle bedoelingen uit gevaardigd maar de ondervinding beeft geleerddal zij krachteloos isdat liet thans eene zaak voor de censuur is en geene poging om de inlandsehe bevolking vermindering van druk aan te brengen. Hij is bet geheel eens met den Heer Stoltc, dat liet cultuurstelsel door overdrijving is bedorven, maar meent dat bet particulier landbezit de eenige veilige haven is waarin men het cultuurstelsel kan binnen stevenen; 3°. de bazar-regten. In 1849 vond Spr. daarover weinig gehoor; nu is bet al zoo ver, dat allen erkennen dat dit stelsel het bederf van Java is; 4°. De Londensche Tentoonstelling mei opzigt tot onze O. I. voortbrengselen, die onder Engelsch O. Indie zijn vermeld. Spr. mag volgens zijn geweien niet langer een stelsel helpen be stendigen dat in strijd is met de eiscben der beschaving en met de wcnschc- ïijkheid der uitbreiding van het Christendomgevaarlijk voor de handhaving van ons gezag, en dat leiden zal, even als de O. I. Compagnie, tot ondergang van Nederlands financiën. Dc lieer Baud treedt in een geschiedkundig overzigt en staat stil bij onder scheidene tijdperken: 1811, onder het Engelsch bestuur, vrije arbeid, vrije handel, afschaffing van alle bcercdienslenkortom een vrijgevig stelsel, maar met zoovele uitzonderingen in de praktijk dal het stelsel cr onder te niet ging. In 1816 kwamen de Koloniën aan ons terug. Men omhelsde toen ook de vrijgevige beginselen maar de uitzonderingen bleven bestaanmen nam dc proef met uitbreiding van vrijen arbeid dit stelsel had niets gebaat. Spr. boe ongaarne ookbij die onder het Britsch Bestuur het stelsel van vrijheid had ingezogen, schonk ten laatste zijn bijval aan het stelsel van den Ileèr Du Bus, als proeve. De lieer van den Bosch, had weder een ander stelsel, en voerde dat, onder aanvankelijk gnnstige vooruitzigten in, doch men vreesde voor overdrijvingmen begon de nadeclen te zien en Spr. zelf wilde bet stelsel nazien, doch niet afbreken. Een ander punt, was de opium-pacht. Valcntijn licgroolle er reeds in 'tbegin van 1700 het gebruik op 200 kisten 's maands. Spr. toont aan dat, onder het tegenwoordige stelsel van verpachtingde sluikhandel alle belang verloren heeften het gevolg is geweestdatterwijl de pacht gestegen is de comsumtie niet is toegenomen, terwijl verbod sluikerij zou uitlokken. Nog een gewigtig punt is heden ter sprake gebragt. De invoering, de uit breiding van het Christendom. Spr. had gewenscht dat men daarover niet gesproken had. Zoo veel mogelijk moeten wij ons met betrekking tot Indië vooral, van godsdienstige beschouwingen onthouden. Maar, nu het is aan geroerd, nu het tot een punt van beschuldiging is bijgebragt tegen de Bege ring, nu ook zal hij er een oogenblik bij stilstaan. Als Christen, hoopt Spr., dat eenmaal het Christendom over de gansche aarde zal zijn verspreid, hij gelooft dat dit ook gelegen is in het plan der Voorzienigheid, maar is tevens van oordceldat de vrucht eerst zal kunnen genoten worden als zij rijp is en dat alle pogingen om haar toe te dienen vóór dat zij rijp is, nadeelig, zelfs gevaarlijk te achten is met het oog op de Indische maatschappij. Een schrander en beschaafd Javaan verzekerde hem, Spr., in vollen ernst, dat hij lange jaren in het denkbeeld verkeerde, dat de Europeanen geen godsdienst haddenen dat zij er wel eene haddenwas hem eerst gebleken hij zijne reize door Europa. Op Java, toch (het zijn, zegt de Heer B. de woorden van den Javaan) zag hij bij de Europeanen, geene huiselijke godsdienst; geen hidden of dan ken vóór of na den maaltijd; geen eeredienst. Maar buitendien hij kwam tot vergelijkingen met de Mahomedanenen dan tot hetzelfde resultaat dat invoering van het Christendomaltijd uit een praclisch en zelfs zedelijk oog puntten eenenmalc onnoodig, ongcwenschtonnuttig was. Hij vergeleek h. v. de mindere klassen der Mahomedanen met onze mindere lieden op Java; hij stelde den Javaanschcn landbouwer tegenover onze matrozen en soldaten, (die nog door tucht bedwongen waren tegen groolere uitspattingen) en dan vroeg hij of zijne landbouwers niet veel betere mcnschen waren dan die Chris telijke soldaten en matrozen Maar nog iels voert nu de Spr. aan in betrekking tot de invoering van het Christendom. Ilij zegt: Een van heiden, of de verkeerde Javanen zul len worden goede Christenen of slechte. Worden zij slechtehet bekeerings- werk ware onnoodig en onnuttig, worden ze goede, wat zal dan met liet oog op den gezonken godsdienstigen toestand der Europeanenmet wie ze in aanraking zijn, het gevolg wezen? Niets anders dan toenemende verachting, let wel, verachting van de overwonnenen jegens de overwinnaars, die de magt uiloefenen Naar aanleiding daarvan is de slotsom van Spr. deze: wilt gij pogingen aanwenden om den Javaan te bekeeren, zoo hekeeren wij eerst ons zeiven, en eerst dan zult gij den Javaan van Christendom kunnen spreken, als zij in den Christen-Europeaan zien zullenden mensch van zuivere zeden en van godsdienstigen wandel. De Heer de Fremery maakt nog eenige opmerkingen in het betoog van den Heer Stolte en van den Heer Bauden wordt door eerstgenoemde beantwoord. Daarna voeren de Ilccren Wintgens en Metman nog het woord en wordt de zitting opgeheven tot Maandag. Zitting van Maandag 8 December. De Commissie van Rapporteurs is gereedhaar algemeen verslag uit te brengen over de voorgedragene Graanwet. Drukken en ronddeelen, terwijl de dag der beraadslagingen nader zal worden vastgesteld. Aan de orde van den dag is de voortzetting der beraadslagingen over Hoofd stuk XI Koloniënder Staalsbcgrooling voor 1852. De lleeren Hugenhollz en Storm van 's Gravesande ontwikkelen eenige be denkingen over het zeewezen en liet leger in Indië. De Heer Groen van Prinslcrer onderzoekt in hel brcede drie punten 1°. den aard van de positie zijner partij bij liet tegenwoordig onderwerp; 2°.-dc tijdigheid der beraadslagingen; 3°. de Evangelisatie op Java. De Heer van der Linden behandelt uitvoerig drie voorname punten: de vrijheid van handel, de mijnwerken en liet cultuurstelsel, spreekt vervolgens nog over de slavernij cn dringt aan op vervulling der behoefte eener regeling van 't regtswezen der financiën en 't beleid der Regering in onze koloniën. De Heer Jongstra vestigt de aandacht op eenige bijzonderheden vooral op het belastingstelsel in dc koloniën. De Ileer van Hoëvell merkt op dat, naarmate de kennis omtrent bet kolo niaalstelsel toeneemtde noodzakelijkheid der verandering meer algemeen wordt ingezien. Dat zelfs de Heer Baud heeft toegestemd dat de herziening van het cultuurstelsel noodig isechter niet ter vernietigingmaar ter wijziging. Spr. verdeelt zijn beloog in drie hoofddoelen. Hij zal de vragen behandelen 1°. Welke waarde heeft het cultuurstelsel 2°. Heeft dat stelsel uitgediend cn moet liet afgebroken worden? 3°. Welke weg moet er ingeslagen worden? Welke punten hij met groote uitvoerigheid in belangrijke bijzonderheden ontwikkelt; doch welke redevoering in haar geheel moet worden gelezen. De Minister van Koloniën zal zich tot de behandeling van de hoofdzaken bepalen, cn wanneer het bijzonderheden aangaat die zonder eenige scherpte trachten te hespreken. I. Wat nu het cultuurstelsel op Java aangaat, heeft hij met veel genoegen uit de rede van den Spr. uit Almelo (den Heer v. Hoëvell) vernomendat hij in hem een bondgenoot aantreft, dien hij in hem niet had verwaehl. Zijne taak is daardoor in dit opzigt zeer gemakkelijk gemaakt. In het voor bijgaan merkt hij op, dat nopens het stelsel van bestuur in Indie, hij meent te moeten verwijzen naar het Verslag wegens den toestand der Koloniën over den jaren 1849, dat aan de Kamer is overgelegd, reeds gedrukt is of wordt, cn waarin alle mogelijke bijzonderheden voorkomen, die het stelsel van be stuur betreffen, llet is naar dat verslag dat hij ook voor vele bijzonderheden ten aanzien van het cultuurstelselmeent te mogen verwijzen. De nieuwe Gouv.-Gen. heeft op zich genomen om een naauwkeurig onderzoek in te stel lennopens de werking van liet bedoelde stelsel, met het doel om alle mis bruiken die daarin mogten ingeslopen zijn, tegen te gaan, of alle moeijelijk- heden en bezwaren die aan het stelsel verbonden mogten w ezenuit den weg te ruimen. Na zijn aankomst in Indie heeft hij reeds dadelijk getoond dat liet zijn ernstige wil was, die misbruiken te doen ophouden; overigens is des Ministers stelsel: om het cultuur-stelsel te behouden, met die wijzigingen en verbeteringendie strekken kunnen om het stelsel aan het primitief doel te doen beantwoorden. II. Wat aangaat het Onderwijsheeft hij met genoegen opgemerkt dat men zich daaraan zoozeer laat gelegen liggen. Het heeft de belangstelling van het bestuurzoowel in de Koloniën als in het Moederland opgew ekt. Ten opzigte van de voortplanting des Christendom, waarschuwt hij tegen onberaden ijver. Verder behandelt de Minister nog elf onderscheidene punten, en spoort de leden aan om vooral hunne kennis omtrent de Javaansclie zaken te vermeerderenten einde alzoo met grond te kunnen oordeelen. Vervolg der zitting op morgen Dingsdag. TILBURG, 5 December. De onroerende goederen van wijlen Z. M. Willem II, nevens en aan den Grootcn weg van hier op Breda gelegenwaaronder ook de gehouwen aan het gehucht Dongenwijk, de pannenhakkerij en de in de nabijheid aldaar gelegene schaapskooi, zijn gisleren eerst in percelen en daarna in massa ge veild. Zijnde voor eene som van ruim ƒ33,000 voorloopig aan den Heer A. Goyarts te Tilburg, in koop toegewezen. BUITENLANDSCIIE BERIGTEN. FRANKRIJK. PARIJS, 7 December. De President heeft eene wijziging gebragt in de algemcenc stemmingdeze zal thans met gesloten briefjes mogen plaats hebbenwaarop slechts jaof neen zal zijn uitgedrukt. De President vernomen hebbendedat de Ileer Thiers in zijne gevange nis ziek was, heeft hem dadelijk doen in vrijheid stellen. Vele andere ge vangen genomen Afgevaardigden zijn ook in vrijheid gesteldalleen de voor naamste Generaals en invloedrijkste personen blijven nog steeds in bewaring. De President is gisteren onderscheiden straten doorgetrokken, gevolgd door een' talrijken staf, en is alom met geestdrift door de bevolking en troe pen ontvangen. Op verscheiden plaatsen heeft men wapenen en krijgsbehoeften in beslag genomen, die aan nationale garden toebehoorden. VoVcns de Constitutionnel hebben de meeste Agenten der Buitcnland- sche Mogendheden zich ten gunste van de handelingen van den President verklaard. De gemeenschap is thans op alle ponten hersteld en de straatmakers zijn bezig met het herstellen van het plaveisel op de straten, waar versper-.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 2