politieke cursus openen en liet is meer dan te betwijfelen of daarvoor bier dc
plaats zij. De Heer Groen heeft zich beklaagd dat men hem telkens tegen
werpt dat het nu de geschikte tijd niet is voor dergelijke polemiek; hij elke
gelegenheid voerde men hem dat nog te gemoet. Maar de Minister moet
toch zeggen, dat als men zich herinnert wat in de laatste jaren door den
Heer Groen is gesproken en gedrukt en men voegt dat zamen in uren en
bladzijden of het dan niet blijkt dat hem dat nu telkens is vergund. Den
Minister is althans geen redenaar bekendzoo rijkzoo vrijgevig in politieke
discussien als de Heer Groen. Maar er is ook een eind aan redekavelinghet
Gouvernement moet wenschen dat er gehandeld, besloten wordt, en dat be
sluit van de Kamer is de handeling.
Nog meer genoegen heeft de Minister gesmaakt in hetgeen de Heer van Hall
verder heeft gezegdwant het was voor hem de bevestiging van een woord
voor twee jaren reeds door den Minister gesproken. Hij heeft toen toch ge
zegd dat hij meende dat het Gouvernement homogeen was met de Kamer.
Heden heeft de Heer van Hall dat zelfde woord gezegd en daardoor verkrijgt
die verzekering eene dubbele eene driedubbele waarde. De Heer van Hall
heeft toch verzekerddat de overgroote meerderheid der Kamer (hij zonderde
slechts 3 leden uit) niet alleen verwantschapt was met het Gouvernement,
maar hij ging verder en zeide dat die overgroote meerderheid met het Gou
vernement was vereenzelvigd. Die uitdrukking van den Heer van Hall heeft
hem genoegen gedaan en inderdaadhet Gouvernement kan noch van de
meerderheid der Katjicrnoch van eenig lid in het hijzonder iets meer iets
beters verlangen of verwachten. Wel heeft die Spreker zijn gezegde van het
vorige jaar, dat de Minister van Binnenl. Zaken de duurste Minister was,
nog niet kunnen opgeven met het oog op het cijfer der begrooting, maar de
Minister schaamt zich dien naam niet, hij zal nooit schromen sommen op
de begrooting te brengenwaar de dienst dit eischt en er te gelijk met
zuinigheid gebruik van maken. Overigens verwijst bij den Spreker naar den
staat aan het slot der Memorie van Toelichting voorkomendeen als de Heer
van Hall dan met zijn vlug linantieel oog op den staat een blik zal slaan
zal hij tevens ziendat zucht tot zuinig beheer ook haar voorwaarde en
rigtsnoer is.
Over de wet op het Onderwijs heeft de Heer van Dam gesproken gelijk
mede over het Instituut. Hij wenscht aangaande het eerste eenige transitoire
bepalingen. Over een en ander zal de Minister spreken als dat onderwerp
door meerderen, ter juister plaatse zal zijn behandeld. Een enkel woord
echter over sommige opmerkingen. In Gelderland wordt de wet van 1806
niet nageleefd en de Spreker zeide dat met bet oog op de bijzondere scholen.
Even als vroeger moet de Minister verzoeken, dat men hem de gevallen aan-
duide en hij zal onderzoek en regt doen. Maar als de Spreker de strengste
naleving der wet wil in de tegenwoordige omstandigheden, dan verschilt de
Minister met hem van zienswijze. Ik geloof niet, dat het nu de tijd is om
eene zeer strenge naleving dier wet met al de verorordeningen daarop geba
seerd te verlangen.