REDEVOERING VAN DEN MINISTER VAN filNNENLANDSCIIE ZAKEN, in de Zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Donderdag <27 November. De Minister van Binnenlandsche Zaken beantwoordt de vorige Sprekers. Met betrekking tot de gezegden van den Heer Hoffman doet hij uitkomen dat deze terug gekomen zijnde op eenige punten reeds bij de algemeene dis- eussien aangevoerd, thans daarin reeds zekere wijziging heeft gebragt, als hebbende sommige punten geheel opgegevenandere gehalveerd. liet betoog van den Ministeromtrent hetgeen door dien Spreker is aangevoerd met be trekking tot eenige onderwerpen die naar het inzien van dien afgevaardigde voor bezuiniging vatbaar zouden zijnkomt daarop nederdatindien die weinige duizende guldens door den Spreker aangewezeninderdaad van de begrooting vervallen warenof die Spreker dan zou zeggen dat er was een zuinig beheer, gelijk hij nu, om die ettelijke duizende guldens zeide, dat er niet was een zuinig beheer Het verschil daarover kan niet afhangen van de weinige posten, door dien Spreker aangewezen en waarop de Minister nog naderbij de behandeling der artikelen zelvezal terugkomen. Nog maals komt de Minister op tegen de gevolgtrekking door Spreker gemaakt nopens het eindcijfer der begrooting. Wat zal dat eindcijfer afdoen omtrent de quaestic van zuinig beheer? liet eindcijfer kan hoog zijn, kan gelijke hoogte hebben als ten vorigen jare, kan zelfs hooger zijn, en toch kan er tegelijkertijd bezuinigd zijn. Na eenige vraag is hierof het meer uitgclrok- kene inderdaad noodig ware. De Minister komt nu tot het aangevoerde dooi den Heer Gevers, en andere leden over bijzondere onderdeelen. Ook den Minister komt het voordat dit meer geleidelijk -ter sprake kan en moet komen wanneer men lot die onderwerpen genaderd is, wanneer die zijn aan de orde; hij zal dit dan ook bij zijne beantwoording in acht nemen, maar toch eenige puntenvoor zoo ver zij uit een algemeen oogpunt besproken zijn, thans reeds opnemen. De Heer Gevers had gezegd dat er hij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken gebrek was aan wclenschappclijken zin; dit belette hem echter niet te erkennen dat er bewijzen van dit tegendeel warenmaar tochin anderen opzigten was er stilstand zoo niet achteruit gang zoo vraagt Spreker wat is er gedaan voor de statistiek Het antwoord is een zeer omslagtig en vermoeijend werk is voortgezet; het analiseren van alle opgaven omtrent de volkstelling en het verzamelen der resultaten daar van. Dat werk is niet gering te schatten en bovendien, de Spreker heeft het geheel vergeten, er is ook een jaarboekje uitgegeven, dat nog niet op volmaaktheid kan boogen dat nog niet geroemd kan worden als een uit nemend werk, maar waarvan de 2(icde 3dc jaargang beter zal kunnen zijn. Het gouvernement heeft zich beroofd van organen voor de statistiek van den landbouw door afschaffing der commission van landbouwzeide dezelfde Spreker. Maar, indien de statistiek van den landbouw moest worden geput uit de opgaven dier commissionde Minister vreestdat die statistiek de kritiek niet zou kunnen doorstaan. Hij gelooft niet dat er iets verloren is door die opheffingintegendeelde bijzondere krachten zijn overal opgeroe pen en er zijn vereenigingen in het leven geroepen, die oneindig meer zullen kunnen doen dan waartoe de commissiën van landbouw in staat waren, en een nieuw bewijs zullen leveren hoezeer bijzondere krachts-ontwikkeling te verkiezen isboven die welke alleen van gouvernementswege beschermd wordt. 'Wat was het doel van het gouvernement? Dit, wanneer die bijzon dere vereenigingen zich gaandeweg meer en meer zullen hebben uitgebreid dan zal de Minister voordragen de benoeming van inspecteurs; die zullen dan zijn de schakels tusschen het gouvernement en die vereenigingen; hij zal hen hier laten vergaderen, laten reizen en in zoodanig verband met het gouvernement stellen als noodig is voor de goede kennis van de land huishouding, ten einde dien invloed op de ontwikkeling van den landbouw uit te oefenen, als welligt van het gouvernement zou kunnen uitgaan. Waarom is er geenc algemeene commissie voor statistiek gecreërd vroeg diezelfde Spreker? Het antwoord ligt voor de hand. Om niet het eene huis op het andere te bouwen. Er bestaat eene commissie; de andere, de algemeene moet wachten tot na de oprigting der provinciale bureaus van statistiek. Die bureaux moeten goed zijn; eerst nadat dit geschied zal zijn, kon er de spraak zijn van eene algemeene commissie. Daarbij mag ook niet vergeten worden dat nu reeds de verslagen van Gedep. Staten vele statistieke bouwstoffen behelzenmeer en beter dan vroegeren dat met het decreteren alleen van eene commissie, de zaak der statistiek niet gehol pen is. Het aangevoerde nopens de gevraagde opgaven van de commissarissen des Konings, om statistieke bijzonderheden bij de omliggende Burgemeesters te vragenen waarbij zelfs sommige Burgemeesters zouden zijn voorbijgegaan is den Minister ten eenemale onbekenddat dit van gouvernementswege zou zijn uitgegaan. De veeartsenijschool is ook ter sprake gebragt. Wat is er gedaan tot we ring der longziektewat is er gedaan om de empirici te weren en de uitoefe ning der veeartsenijkundige praktijk te bevorderen? Wat het eerste betreft, de wets-voordragt is sedert lange bij den Itaad van State, nog voor Kersmis kan die wet bij deze Kamer inkomen. Wat het tweede aangaater is geene wet om die empirici te weren, maar gesteld zij ware er, was men dan ge holpen? geenszins. Men moet hem nog eenigen tijd laten in het belang van het platte land, waar zich niet altoos veeartsen bevinden, later,-als dat getal is toegenomen, zal men de empirici daardoor weren, door hen aan exa mina te onderwerpen. Maar de Regering moest zich de zaak der longziekte in het groot aantrekken. Er zalzoo als gezegd isspoedig eene Policie-wct aangeboden worden, maar in allen geval bevat de wet op de onteigening daaromtrent reeds voorzieningen. Met betrekking tot het onderwerp is niet gehandeld in den geest des Sprekers. Maar die Spreker heeft zijne gedachten daaromtrent niet ontwikkeld; doet hij dat, de Minister zal zich gaarne door overtuiging laten leiden als hij overtuigd wordt dat de zijne voor den geest des Sprekers zal moeten onderdoen. De voordragt' omtrent de landbouw-school is zoek geraakt. Waaruit leidt Spreker dit af? De stand der zaak is deze: de Regering heeft nog niet geantwoord op liet verslag, omdat zij daartoe den tijd nog niet heeft gehad, dat is alles. De Regering zal antwoorden en de discussie afwachten. Er wordt te weinig Subsidie aan bibliotheken gegeven. Maar is dan het hoogc cijfer een kenmerk van hetgeen te dien aanzien gedaan of niet ge daan is? Er zijn geen Inspecteurs voor de scholen meer. De Minister gelooft niet dat deze vele resultaten binnen een jaar zouden hebben kunnen leveren en hij is hierin met beleid en beradenheid te werk gegaan. Over liet Instituutwaarvan ook de Heer van Dam gewaagd heeft zal nog wel meer gesproken worden. De Minister zal zijn antwoord bewaren tot dat de. overige Sprekers daaromtrent zullen uitgesproken hebben. Misschien zal zijn antwoord de gronden van aanval in gronden van loftuiting veranderen. De Akadcmie van Delft wordt bedreigd in haar bestaan. Dc beslissing ten deze kan nog niet genomen worden, maar dat daarom het onderwijs minder goed zou zijn, daarvan is den Minister geen enkel spoor bekend. Dc prcmicii voor de visschcrij waren verminderd; wederom een bewijs van achteruitgang bij den Minister tot bevordering en ondersteuning van nijver heid. Dat verwijt hangt geheel zamen met een verschil dat tusschen dien Spreker en den Minister bestaat. De Spr. is een voorstander van bescher ming, dc Minister niet, en dat verklaart geheel de verscheidenheid van maatregelen. De Minister wil vrije, zelfstandige krach ts-ontwikkelinggelijk heid van regten, geen monopolie, geen privilegie en hij geeft Spr. de verze kering, dat hij in dat stelsel voort zal gaan door afschaffing van bescher ming, zoo niet op eenmaal, dan langzamerhand, gelijk in deze zaak ook het geval is. Een laatste verwijt aan den Minister door den Heer Gevers gerigt; hij mag wel zeggen een vuurpijl door dien Spr. ten slotte afgestoken was het ge zegde omtrent de Londensclie Tentoonstelling. Daar was niets voor gedaan. Dat is onjuist. Er is dezerzijds gezorgd voor eene Commissie; die is in het bezit van gelden gesteldwerklieden en werkbazen zijn onder behoorlijk geleide daarheen gezonden waaraan zich particulieren hebben aangesloten. Maar de Spr. had verlangd dat de Minister van Binnenl. Zaken had te weeg- moeten brengen dat onze nijverheid niet een hoekje maar eene ruime plaats hadde ingenomen. Die eisch is eene onmogelijkheid. Meent die Spr. dan, dat als er eenige artikelen van onze nijverheid meer waren geweest, dat het beeld onzer industrie zich grooter en grootscher hadde vertoond? Als wij niet met hooge eer op de Tentoonstelling te Londen waren vertegenwoordigd, dan ligt dit vooreerst daarin, dat onze roeping voor fabriekmatige nijver heid of beter gezegd, voor eigenlijke kunstvlijt, niet zoo groot schijnt als van andere landenmaar ten tweedeen vooral dat wij inderdaad daarin bij andere landen ten achteren zijn in kunst en energie. Of dat nu door de bcmoeijingen der Regering kan worden verholpen is zeer betwijfelbaar veel meer waarschijnlijk komt het den Minister voor, dat de Natie zelve oplettend moet zijn op de voortschreden van het buitenland. De Minister meent hiermede de voornaamste algemeene bedenkingen van den Heer Gevers beantwoord te hebben. De spreker uit Amsterdam (de Heer van Hall) heeft gezegd niet te willen treden in staatkundige polemiek. Als die Spreker dat bedoelde in den zin die den Heer Groen daaraan gewoonlijk hecht, dan is hij hem daarvoor zeer dankbaar; want die wil inderdaad een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 5