LEYDSCHE
COURAN
MAANDAG, 3 NOVEMBER.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
Do Courant wordt
Vrijdag uitgegeven,
vit Zaturdag Avond.
MaandagWoensdag en
Die van Maandag komt
De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar;
do afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 1 November.
Eergisteren avond hield de Maatschappij tot Nut der Israëliten in Nederland,
alhier, voor een talrijke schare van Israëlitische mannen en vrouwen en
eenige andere ingezetenen, er vereerd door de tegenwoordigheid van den Heer
Burgemeester en Wethouders, hare eerste Openbare Vergadering.
Zij werd geopend door den Heer Mr. J. E. Goudsmit met eene redevoering
in welke hij de volgende vragen behandelde:
1°. Wat is het doel dier Maatschappij 2°. Welke zijn de middelen ter
bereiking van dat doel aan te wenden? en 3°. Bestaan er gegronde vooruit-
zigten dat dit doel zal worden verwezentlijkt?
Het doel is volgens art. 2 der statuten, bevordering van goede zeden, deugd
en beschaving onder de Israëliten. De Spreker beschouwt hier den toestand
der Joden uit dat oogpuntwijst er ophoe zij vroeger als wilde dieren wa
ren vervolgd, later als wormen vertrapt; hoe zij tot aan de gelijkstelling bij
de wetbuiten ambten en bedieningen geslotenuit de gilden geweerdbui
ten den landhotiw gebleven, alleen in den handel hun brood moesten vinden,
hoe nadeelig die uitsluiting, het drijven van den kleinhandel op hunne be
schaving en zedelijk karakter, in de maatschappij werkten waar de verstoten
en verachte Jood een gansch ander wezen was dan in zijn huis, waar hij
door velerlei huiselijke deugden uitblonk, in zijnen huiselijken kring troost
zoekende voor de minachting die daar huilen zijn deel was.
Spreker gewaagde echter niet van die tijden als tot verwijt aan een ge
slacht dat nu reeds lang was voorbijgegaanmaar ter vermelding van den
voormaligen toestand zijner geloofsgenootenwelke tijden thans door verdraag
zaamheid en menschlievendheiddie ook door zijne godsdienst werden geleerd
zoo ter hunner gunste waren veranderd.
De Redenaar wees vervolgens de middelen aan die door woord en daad door
onderwijs en nuttige inrigtingen tot het doel konden leidenen waarmede
hij het zoo verre hoopte te hrengendat men den armeaan de luiheidvoe
dende en den mensch vernederende bedeeling, voor immer zou kunnen ont
trekken.
Op de derde vraag gaf Spr. een bevredigend antwoord. Hij wees tot sta
ving daarvan, eerst op de gevolgen die de gelijkstelling reeds aanvankelijk
had gehad in het voortbrengen van mannen, die in kunsten en wetenschap
pen anderen waardiglijk op zijde zijn gestreefd. Dit deed hem bemoedigd de
toekomst te gemoet zien. Hij drong op de noodzakelijkheid aandat meer
vermogenden en aanzienlijken afdaalden tot de armen ter hunner opleiding,
en wendde zich daarbij tot den Heer de Pinto, wien hij als stichter der
Maatschappij zijnen dank betuigde.
Hij vond een anderen grond, die hem op heilrijke uitkomsten deed hopen,
namelijk dat de Maatschappij zich vrij hield van uitsluiting en sectegeest
en tegen elke beperking was, in de toelating lot het lidmaatschap. Niet uit
onverschilligheid; Spreker toch betoogde de onmisbaarheid der godsdienst
godverloocheningzeide hijleidt tot ondeugdverbastering van zeden en
ommekeer van de grondzuilen der Maatschappijen art. 2 der statuten spreekt
ook van de aankweeking van godsdienstzin overeenkomstig de Israëlitische
godsdienst.
Hij bedankte vervolgens HH. Burgemeester en Wethouders die hun ver
zoek tot kosteloos gebruik dezer zaal hadden in dea Raad gebragt en met
dezen eenstemmig hadden verleend, voor hunne vereerende tegenwoordig
heid en beval verder de belangen der Joden aan hunne welwillendheid aan.
Spreker eindigde met deze woorden: »als ieder onzer alzoo zijn pligt zal
hebben betracht, blijft ons niets over dan over onze instelling den zegen af
te smeken van den Allerhoogste, zonder wiens hulp geen menschelijk werk
kan gedijen, en al onze pogingen ijdel zijn."
Deze openingsredevoering, van welke wij om het nieuwe en opmerkelijke
der zakethans meer opzettelijk en breedvoerig verslag gevenmeenende
dat vele onzer lezers wel eens zouden willen welen wat daar behandeld is,
muntte uit door beknopte en sierlijke uiteenzetting der boven aangestipte
bijzonderheden, van welke wij nog veel en velerlei hier moesten achterwege
laten, en werd met oplettendheid aangehoord en zeer toegejuicht.
Daarna trad de Heer Mr. J. de Pinto opsprekende hoe er steeds in de
Maatschappij tweëerlei soort van lieden bestaan, de cene die al het oude prij
zen, omdat het oud is, de andere die al het nieuwe, al ware 't nog zoo
ongerijmd, toejuichen, en hoe tusschen die beide uitersten de waarheid te
vinden was. Dat de Maatschappij tot Nut der Israëlilen in den aanvang
ook miskend werd, en met moeijeiijkheden te worstelen had, dat men aller
lei voorwendsels en beschuldigingen er tegen inbragtdoch dat de ware oor
zaak van tegenkanting daarin bestond dat zij eene nieuwigheid was, dat nu
echter de Maatschappij reeds had opgehouden nieuw te zijn en reeds heilrijke
vruchten voortbragt. Hij maande de Leydsche thans opgerigte afdeeling aan
tot ijver en volharding en voorspelde ook haar onder de leiding van dit be
stuur eene hoopvolle toekomst."
Ook dezen Spreker hoorde men met aandacht en het ontbrak hem niet aan
toejuiching zijner hoorders.
Naar men verneemt heeft de Ileer Mr. Hugo Gevers ten gevolge van
het niet bekomen van dispensatie voor gelijktijdige waarneming van de be
trekkingen van Griffier van het Kantongeregt en van Wethouder, voor
laatstgemelde onder dankbetuiging voor de eervolle onderscheiding die hem
te beurt vielhedankt.
De Commissie van Beheer en Toezigt over de droogmaking van het
Haarlemmermeer zal den 17clen aanbesteden: het schieten van eenige vakken
togt- benevens berm- weg- en kavelsloten voor de droogvallende gronden.
Nadere inlichtingen onder anderen te bekomen bij den Ingenieur J. A. Beye-
rinck alhier.
Uit het verslag van den handel en de scheepvaart over 1850, blijkt dat
de waarde van den in- en uitvoer het gemiddeld cijfer der 4 voorgaande jaren
met nagenoeg 45 millioenen guldens overtreft; terwijl de algemeene invoer,
in vergelijking met dien van 1849, een hooger cijfer van 9 millioenen, en
de algemeene uitvoer dat van bijna 13 millioenen aanbiedt. De algemeene
invoer beliep eene waarde van 284,415,276; gemiddeld over het vijfjarig
tijdperk 18461850 266,059,816. De algemeene uitvoer eene waarde
van 230,002,066gemiddeld over het vijfjarig tijdperk 18461850
211,879,487. De doorvoer eene waarde van 92,252,789; gemiddeld
over 1846—1850 84,934,606.
Voor rekening van het fonds der Groningen Hoogleeraren, is een met
goud bekroonde eerprijs in het licht gegeven, zijnde eene verhandeling van
den Heer N. Meursinge, thans MecL Doet. te Amsterdam, over de Bonte
Kraaiuit het oogpunt van natuurlijke historie en ontleedkunde.
[Door plaatsgebrek zal het vervolg en slot van het Verslag van de
14 werklieden en bazen naar de Tentoonstelling te Londen, in ons volgend
nommer geplaatst worden.]
's GRAVENHAGE1 November.
Z. M. heeft gisteren middag van den Heer J. Enslie, nieuw benoemd Mi
nister voor het depart, van Marine, den gevorderden ambts-eed afgenomen.
Heden zou de nieuwe Minister de portefeuille aanvaarden en zijne werkzaam
heden aan het departement aanvangen.
Nadat de Heer II. L. Fievez, nieuw benoemd lid van de Algemeene
Rekenkamer, den gevorderden eed in banden van den Minister van Finantien
had afgelegd, heeft hij gisteren zitting genomen en zijne nieuwe betrekking
aanvaard.
Onze Gezant te Londende Baron Bentinckis aldaar ernstig ongesteld.
Onder de door den Heer A. de Kempenaer gedagvaarde getuigen in de
zaak tegen de Erven van wijlen Z. M. Koning Willem II, is zekere Des-
champs gewraakt als hebbende een dadelijk of zijdelingsch belang daarbij.
De Hooge Raad heeft deze wraking voor geldende verklaard.
AMSTERDAM, 31 October.
Voor eenigen tijd meldden wIjdat in sommige plaatsen van Duitschland
door handeldrijvenden en neringdoenden pogingen werden aangewend om den
dag des Ileeren waardiger te doen vieren, en te bewerken, dat althans onder
de godsdienstoefeningen elke nering en handtering geheel stil stond. Ook in
ons land is deze zaak nu en dan ter sprake gebragten in Gouda vormde
zich zelfs eene Commissiedie teregt begreepdat men in dezen niet alles
van de hulp der autoriteiten mogt verwachten. Zij trachtte te bewerken,
dat de neringdoende burgersuit overtuiging dat eene waardiger viering van
den Zondag niet alleen van den arm des gewelds, maar uit vrijen wil der
bevolking zelve moest uitgaanhunne winkels sloten en slaagde daarin zoo