LEYDSCHE COURANTVt f VRIJDAG, 11 JU LIJ. 'v De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt vit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 12 in liet jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. BIMENLANDSCHE BERIGTEN. LEYDEN, 10 Julij. Volgens eene statistike opgave, voorkomende in het Weekblad van het I liegt, bedroeg hel totaal de gemiddelde bevolking van de gevangenissen in Nederland, in 1349 als volgt: strafgevangenissen 3002, burgerlijke en inili- 1 taire huizen van verzekering 1013, huizen van arrest 704, huizen van he- 1 •waring 88, totaal 4800. De bevolking der strafgevangenissen in 1336 ge- j middeld op 2401 begroot, was in 1345 tot 3007 en in 1846 tot 3200, dus j met meer dan een vierde toegenomenterwijl de bevolking des Rijks 2 pCt. I (12 pCt. in 10 jaren) is aangegroeid. Men ziet dus in 1849 eenige daling I der bevolking van bedoelde gevangenissen, vergeleken met 1846. Men verneemt dat ter vervulling der betrekking van Uoogleeraar in de I Scheikunde te Groningen zijn voorgedragen de Heeren v. d. Broek van Utrecht I en Kerkhoff van Breda, en voor die van Iloogleeraar in de Geneeskunde de I Heeren van Deen te Zwolle en Molenschot, Privaat-Docent te Heidelberg. Uit het thans in het licht gegeven zevende verslag van den toestand en de verrigtingen der Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van sterken I drank, en dat van den gunstiger: staat dezer vereeniging getuigt, blijkt o. a.I dat de uitgaven ten vorigen jare, tot 31 Dec. 1850 bedroegen ƒ2,584.811, I zijnde ƒ1,017.14 minder dan de ontvangsten, die eene som van 3,601.96) I beliepen. Sedert de laatste algemeene vergadering zijnbehalve de Volks- vriendgedrukt en gedeeltelijk verspreid 26,450 exemplaren van verschillende I geschriften, door de Vereeniging uitgegeven. Van Junij 1850 tot Junij 1851 zijn wederom 35 correspondenten, zoo hier te lande, als in Oost-lndië en aan de Kaap de Goede Hoop, toegetreden, en 6 nieuwe afdeelingen opgerigt. Door 102 afdeelingen en correspondenten zijn verslagen aan het hoofd-bestuur ingezonden. Het getal leden der Vereeniging is thans 6362, zijnde 339 meer dan in het vorige jaar; behalve 131 jonge lieden heneden de 18 jaar, die op afzonderlijke lijsten geteekend hebben. Het aantal vrouwelijke leden bedraagt genoegzaam één zevende van het geheele ledental, waarvan opgave is gedaan. De Kerkvoogden der gemeente Iloogmade en Rljpwetering zullen den 29sten dezer in liet gemeentehuis aanbesteden: het afbreken der oude en het bouwen van eene nieuwe Pastorij met leverantie van alle bcnoodigde bouw stoffen en betaling van arbeidsloonen. De Heer Mr. J. \V. II. Boschlid van de Eerste Kameris den 5''en de zer binnen Utrecht alleronverwachts in den ouderdom van ruim 51 jaren ovexleden. 's GKAVENIIAGE9 Julij. TTtveeflff B&ei mt'i' ties' S tuten- G en es' a ss l. Zitting van Dingsdag 8 Julij. Bij de beraadslaging over het ontwerp van wet Lr. A, tot regeling van de bevordering, het ontslag en het pensioneren van de Officieren der landmagt, heeft de Heer Taets van Amerongen, erkennende dat ook hij hem deze voor dragten over het algemeen een gunstigen indruk hebben gemaakt, eenige bedenkingen omtrent de bevordering bij keuze. Ilij is van oordeeldat zoo danige bevorderingen niet kunnen strekken om bij het leger een goeden geest te onderhouden. Die soort van bevorderingen ontaarden liglelijk in protectie, en banen niet zelden den weg tot willekeur, niet van den tegenwoordigen Ministermaar bij het maken van wetten moet men het oog op de toekomst houden. Van daar, dat hij als amendement, zal voorstellen, dat geen Offi cier van de gewone bevordering zal worden uitgeslotendan op advies van eenen Piaad van onderzoek. Hij ontwikkelt dit nog nader in verband tot de overplaatsingen, uit den generalen staf. Vraagt men welligt, of hij dau de magt des Konings wil beperken? Spreker antwoordt vooreerst, dat hij niet heelt medegewerkt om art. 53, zoo als het luidt, in de Grondwet te bren gen en ten anderedat ook zijn voorstel het beginsel onaangeroerd laat maar alleen mogelijk misbruik in de toepassing wil te keer gaan. De Heer van Goltstein ontvouwde eenige andere bezwaren. De Minister van Oorlog antwoordde den eersten spreker, dat, bij be vordering geheel en al naar rang, geen prikkel meer zou overblijven, om zich toe te leggen op kundighedenwaardoor men in het militaire vak kan uit munten. Eene benoeming alzoo van 5/6 bij ancienneteit en 1/6 bij keuze acht hij allezins heilzaam voor de dienst en tevens in het belang der Officieren, De Heer van Amerongen heeft daarop zijne meening nader ontwikkeld. De Minister ontvouwt nogmaals het heilzame der bepaling. De Heer van Goltstein meent ook, dat zijne bezwaren niet voldoende opge- ost zijn. De Minister antwoordt nog weder op de bedenkingen des sprekers, waarna de algemeene beraadslagiug is geslotenen ook die over de lste afdeeling (van de bevordering). Op art. 5 is door den Heer Taets van Amerongen voorgedragenom achter de lste zinsnede van dat art. te voegenGeen Officier zal van de gewone bevordering worden uitgesloten, dan op advies van eenen Raad van onderzoek," dat bij stemming wordt verworpen. De artt. 1-15 worden aangenomen. Art. 15 bepaalt, dat de Koning zich voorbehoudt, bij den generalen staf en bij het wapen der marechaussee, zoodanige Officieren over te plaatsen, welke voor die speciale diensten bijzondere geschiktheid bezitten, en weder- keerig ook Officieren daarvan, bij de verschillende corpsen van het leger. De Heer Taets van Amerongen heeft als amendement voorgesteldhet 2de ge deelte van dit art. te doen wegvallen, dat met 39 tegen 17 stemmen wordt aangenomen. Het art. zelf wordt evenzeer als artt. 1625 aangenomen. Na de algemeene beschouwingen over de 2ie afdeeling van de voordragt is men overgegaan tot de overweging van art. 27. Daarin komt voor, dat een Officier zal kunnen worden ontslagen door gedragingen in het openbaar, of door openbare geschriften, waardoor de waardigheid van zijn rang, de eer bied voor den Koning en de grondwettige instellingen of de militaire dienst en krijgstucht bepaaldelijk worden aangerand. De Heer Dommer heeft voor gesteld, de woorden: militaire dienst, uit het art. te ligten. Bij de stemming daarover, 't welk alleen ten doel heeft om den Officieren ruimere gelegenheid te geven, om over hun bedrijf te kunnen schrijven, hebben 29 leden zich daarvooren 29 daartegen verklaardweshalve eene nadere stemming tot de volgende zitting is uitgesteld. Zitting van Woensdag 9 Julij. In deze zitting zijn de beraadslagingen voortgezet en zijn art. 27 lot en met art. 41allesommige eenigzins gew ijzigd, hetzij door den Minister zei ven hetzij hij wijze van amendementgoedgekeurd. Vervolg van het verslag van den toestand der provincie in het jaar 1850, gedaan door de Ged. Staten der Prov. Zuidholland: {Zie N°. 82). Hoofdstuk IX. Openbare veiligheid en gevangenissen. Ten platten lande wordt, in het algemeen, eene betere voorziening vereischt in de maatregelen ter handhaving der politie. Men tracht welzooveel mogelijkhet personeel der veldwachters te verbeterendochuit hoofde van de kostenkan be zwaarlijk aan eene vermeerdering van het getal worden gedachthoe wen- schelijk anders voor de surveillance in uitgestrekte gemeenten. Hoofdstuk X. Rijks belastingen. Volgens de saldo-staten van 's Rijks ont vangers, heeft de grondbelasting over 1850 opgehragt 2,309,787.80. Het personeel ƒ1,138,525.50). Beide opbrengsten zijn in evenredigheid van bet vorig jaar toegenomen. Hoofdstuk XI. Waterstaat. Het strand aan het Flaauwe werk is en blijft zorgelijk en neemt gedurig af, jaren achtereen was het onder het zand be dolven. Omstreeks 1835 begon het strand af te nemenen in 1836 was men genoodzaakt eene steenglooijing ter bevestiging van het smalle duin aan te leggen, die langzamerhand door de zee werd ondermijnd, waarom men tol behoud op het strand eenige steenen hoofden heeft aangelegd. Wanneer de natuur geen strand doet aanwinnen, dan zal men in 1852 nog eenen steenen dam boven den reeds bestaanden moeten aanleggen, met eene ver lenging van de steenglooijing, of de laatste uitbreiden. De werken ter verdediging van den oever van Stellendamzijn met den besten uitslag uitgevoerd. De oever boven laag water werd bij de zinkstuk- ken en rijshoofden, overal aanmerkelijk opgeslijkt bevonden, zoodat het moet erkend wordendat een en ander aan de verwachting heeft beantwoord. Ten noorden en ook nog een gedeelte ten zuiden van Scheveningen baart deze kust vooralsnog geene zorg; meer verder zuidwaarts vangt de zoo be kende gevaarlijke toestand der zeewering aan, en ofschoon ook daar tot op de uiterste grens, waar nog duin bestaat, door de zorg van het Hoogheem raadschap van Delfland en van de polders het Noord- en het Nieuwland ge tracht wordt, door beplanting van helm, stroo en rijs, zand door aanstuiving

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 1