dat de regeringhaar ondanks - door de Chinezen le Sambas tot middelen van bedwang overgegaan zijnde, steeds vergevingsgezind, en vrede en rast verkiezende boven oorlog en verwoesting, het betoon van berouw, en de be tuigingen van onderwerping en gehoorzaamheid met genoegen beeft verno men, en harerzijds genegen is, de krijgsverrigtingen te doen staken, zoo lang niet andermaal het Nederlandsch gezag wordt gehoond en de door hetzelve uitgevaardigde verordeningen zullen worden geëerbiedigd en nageleefd. Terwijl tevens is verklaarddat de Resident der Westerafdeeling van Bor neo, in dien geest heeft gehandeld door het eindigen der krijgsverrigtingen en de regeling der voorwaarden, op welke de Chinezen voortaan zullen wor den toegelaten en behandeld. De oorkonde daarvan is niet in haar geheel bekrachtigd, maar de Resident gemagtigd, om, met de in opstand geweest zijnde kongsies in nadere bespre kingen te treden, na overleg met den Sultan van Sambas, opdat diens reg- ten zouden worden geëerbiedigd. Inmiddels zal de in- en uitvoer van koopwaren ter westkust van Borneo weder op den vroegeren voet plaats hebbenmet uitzondering van wapenen en buskruiden vooreerst geene versterkingen der land- en zeemagt der waarts worden gezonden en slechts een of meer kleine vaartuigen van oorlog worden gestationneerdten einde te waken tegen ongeoorloofden handel langs de kusten en rivier-mondingenniet voor den grooten handel opengesteld. Nadat deze beslissing aan de Cliinesche afgevaardigden is medegedeeld, zijn zij toegelaten bij den Gouverneur-Generaaldie hen den 31stcn Maart, in te genwoordigheid van den Resident van Batavia, vergezeld door eenige Cliine sche Officieren van Bataviaen onder geleide van den Resident der wester afdeeling van Borneo, heeft ontvangen. De drie afgevaardigden betoondenop de wijze der Chinezenberouwzij verzochten met duidelijke stemme vergiffenis; en boden, namens de drie vijandelijk geweest zijnde kongsiesin nederigheid en met den meesten eer bied een klein geschenk als hulde aan. Z. Exc. nam die betuigingen van berouw aan, met het tot hulde strek kende geschenk: de vergiffenis werd niet afgewezen, met kennisgave, dat de Resident gemagtigd was, schikkingen te maken een en ander met de verze kering, dat nimmer het Nederlandsch gezag zich ongestraft zal laten honen. Nadat de afgevaardigden te kennen hadden gegeven, het verhandelde te hebben begrepen, en hadden verzocht, dal hun de verdere beschikkingen van het gouvernement zouden worden medegedeeld, door den op Pontianak geves- tigden Resident, die 'sgouvernements vertrouwen bezit, zijn zij weder uitgeleid. Binnen weinige dagen zal de Resident van Borneo's wester afdeelingmet die afgevaardigden, aan boord van een van 'slands stoomschepen, naar Pon tianak terugkeeren. Men mag hopen dat op deze wijze de rust aldaar zoo veel mogelijk zal zijn hersteld. -In den namiddag van den 12den April is voor Batavia ten anker geko men 'slands stoomschip Batavia, Luitenant ter zee J. J. van der Moore, met de overland brieven en paketten van Nederland tot 23 Februarij. Den 94en April jl.was de cholera morbus te Samarang uitgebroken, het getal personen, tot en met den lld«i April door de ziekte aangetast, bestond uit 11 Europeanen en Afrikanen, van welke 5 waren overleden: zoo mede uit 63 inlanders, van welke 41 waren bezweken. Het is nog niet geblekendat elders de cholera zich heeft vertoond. Van gouvernementswege zijn alle maatregelen genomen, om aan de cholera lijders zooveel mogelijk hulp te bieden. Uit de berigten tot den 15den schijnt de ziekte zich tot heden te bepa len tot menschen, wier levenswijze minder goed en geregeld is, of die zich aan ongunstige invloeden moeten blootstellen. Van den aanvang der ziekte tot op den 15den dezer, zijnde 10 dagen, wa ren daardoor aangetast 440 personen, of gemiddeld 44 daags. De bevolking van Samararig bedraagt ruim 82,000 zielen, zoodat er per dag 1 van de 1800 personen door de ziekte is aangetast. De sterfte was van den 15d™ tot den 18den 50 ten honderd verminderd. Berigten van Soerahaija vermelden, dat op 6 April 1 Enropeeseh militair aan de cholera lijdende in het hospitaal werd opgenomen. Van 6 tot 14 dezer zijn nog zes andere militairen daardoor getroffen, doch onder de ingezetenen en Inlandsche bevolking had de ziekte zich tot den 17den nog niet vertoond. De volgende bijzonderheden ontleenen wij nog aan de, met den over- landpost ontvangene berigten uit Oost-Indië. De inkomende en uitgaande regten op Java en Madura hebben, over de drie eerste maanden dezes jaars, zuiver opgehragt 1,342,112.14zijnde ƒ197,146.22 en 300,145.64 meer, dan gedurende hetzelfde tijdvak, in de jaren 1849 en 1850 is verkregen. Aanhoudende zware regens gedurende de maand Februarijhebben de werkzaamheden bij de steenkolenmijnen te Bandjermassin aanmerkelijk vertraagd en groote reparation noodzakelijk gemaakt. In weerwil daarvanis de productie gedurende die maand geweest721J ton; terwijl zij over Maart daaraanvolgende is gestegen tot 900J ton. Eene tweede aanplant van tweede gewassen in de afdeelingen Damak en Groboganwaarvoor het zaad van 's Lands wege kosteloos is verstrektis van een zeer gunstig gevolg geweestzoodat thans de levensmiddelen aldaar overvloedig voorhanden zijn en de djagong en kotella voor eenen zoo gerin gen prijs te bekomen zijndat een volwassen persoon zich voor twee duiten daags kan voeden. Aan het bestuur te Rionw was het gelukt in handen te krijgen twee beruchte zeerooversdiein gemeenschap met anderende kusten dier resi dentie en die van Singapore onveilig maakten. Ten gevolge van de weigering tot het verngten van koeliediensten en gewapend verzet door de bevolking in de Palembangsche bovenlandenheeft eene botsing plaats gehad bij Goening Rembang, tusschen de onwilligen en een detachement pradjoerits en infanterie, welke waren toegevoegd aan den controleur van den Bosschedie derwaarts was gezonden tot het onderzoeken der zaak. De oproerlingendie het eerst hadden gevuurdzijnna een hardnekkig gevecht, uit elkander gedreven met een verlies van 50 a 60 dooden en gewonden. Van onze zijde was een inlandsch hoofd gewond en een koelie doodgeschoten. In den namiddeg van den 24sten Maart was een inlander, met eene lans en kris gewapendna den schildwacht doodelijk te hebben gewondin het fort te Palembang binnengedrongen, alwaar hij, afgemaakt zijnde, herkend is voor den zoon van den Pangeran Bopati Panumhahan, die, in wanhoop over eene van zijnen vader ondervonden onaangename behandelingzijnen dood scheen te hebben gezocht door het maken van amokh. Op Banka begon de rust zich meer en meer te herstellen. Eenige dei- weinige voortvlugtige muitelingen hadden zich nader onderworpen. Boedjang Singkip echter nog niet. De indruk, te weeg gebragt door de wijze, waarop de muiterij aldaar is beëindigdwerd gezegd zeer gunstig te zijn en in groote mate te strekken tot versterking van 's Gouvernements gezag. STAI»§ BERIGTEA. KENNISGEVING. Schutterij. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen hij deze ter kennis van de belanghebbendendat de alphabetische naamlijst van alle de personen, die, overeenkomstig de wet van den 11 April 1827, aan de Loting voor de dienst der Schutterij moeten deel nemen, ter visie van een' iegelijk zal liggen ter Secretarij dezer Stad, van den 16 tot den 24 Junij aanstaande, (de Zondag uitgezonderd) 's morgens van 10 tot 's namiddags ten 1 ure; en dat de Loting zal plaats hebben op de Groote Pers van hel Raad huis, en wel: Op Woensdag den 25 Junij 1851, 's morgens ten 10 ure. Wordende de zoodanigen welke na de laatst voorgaande inschrijving zich hier ter Stede met de woon hebben gevestigd, tot eene na-loting opgeroepen, mede op Woensdag den 25 Junij aanstaande's namiddags ten 1 ure. Zullende ieder ingeschrevene bij een biljet worden opgeroepen, om tot de Loting ter voorschrevene plaatse op te komen, op den dag en het uur in deze Kennisgeving uitgedrnktterwijl de zoodanigendie verhinderd mogten worden zelve tot de Loting op te komen, zich door een' gemagtigde kunnen doen vertegenwoordigen; of geen gemagtigde comparerende, zal de Loting ge schieden door een' der Leden van de Commissie uit het Plaatselijk Bestuur. Wordende de belanghebbenden tevens verwittigd, dat bij de genoemde Loting aanteekening zal worden gehouden van de redenen tot vrijstelling, die de in geschrevenen vermecnen, krachtens het 3 art. der wet, te kuunen aanvoeren; waarom het voor hen, die zoodanige redenen tot vrijstelling meenen te heb ben, van belang is, door personele opkomst, of bij volstrekte beletselen, door het zenden van een' met hunne omstandigheden wel bekendeD gemagtig de, de Loting niet te verzuimen. En wordt eindelijk den belanghebbenden kennelijk gemaakt, dat de vrij stellingen, bij de wet toegekend, zijn de navolgende: 1". Die met ziekte of gebreken zijn behebt, welke hen tot den Wapenhandel voor het tegenwoordig oogenblik, of wel geheel ongeschikt maken. 2°. Die kleiner zijn dan eene Nederlandsehe el en vijfhonderd zeventig strepen. 3". De Geestelijken van alle Gezindheden, zoo lang zij niet van stand veranderen. 4°. De Professoren en Lectoren aan de Hoogescbolenaan de Athenaea en de Seminariën. 5°. De Studenten in de Godgeleerdheid. 6°. Die den rang van Officier in dienst van den Staatte lande of ter zee hebben hekleed, en door eervol ontslag de dienst verlaten hebben of ge pensioneerd zijn, zoo lang zij niet in eenen gelijken of hoogeren rang bij de Schutterijen kunnen worden aangesteld. 7°. Die, wegens verandering van woonplaats, eervol uit de Schutterij zijn ontslagen in den rang van Officier, voor zoo verre zij in bunnen vorigen of in eeneri hoogeren rang niet weder kunnen worden aangesteld. 8°. Die in Militaire dienst ter zee of te lande zijn waardoor alleen worden bedoeld, zij, die na de inschrijving in militaire dienst zijn getreden, als rustende op militairen, zoo lang zij in dienst zijn, en dus niet voor ingezetenen eener bepaalde Gemeente kunnen gehouden worden, de ver- pligting niet, om zich te doen inschrijven. 9". De broeder van hem, die in persoon voor zich zelvcn bij de Schutterij dient; met dien verstande, dat van een gelijk getal broeders altijd de helft, en van een ongelijk getal slechts de kleinste helft tot de dienst zal worden geroepen strekkende deze bepaling zich echter niet nit tot zoodanige broeders, die, om welke reden ook, niet meer bij hunne ouders inwonen. Terwijl voorts in tijd van vrede van de active dienst tevens worden vrijgesteld, met de bepaling nogtans, dat zij tot de werkelijke dienst dadelijk kunnen worden opgeroepen, indien de redenen van vrijstelling ophouden, waarom zij op de algemeene en bijzondere rol tevens geplaatst, doch bij de reserve zoo lang in dienst gesteld worden. 10°. Zij, die tot de dienst der nacht- en brandwachten, en tot die der brand spuiten zijn aangesteld, zoo lang zij met die werkzaamheden zijn belast. 11°. Lijf- en huisbedienden, voor welke als dienstboden de personele belas ting wordt betaald, waaronder echter niet zullen worden verstaan: werk- boden of zoodanige bedienden, die ter uitoefening van iemands beroep of bedrijf zijn benoodigd en 12°. Zij, die voortdurend uit armen-kassen bedeeld, of in de anncn-gestich- ten opgevoed of onderhouden worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 3