boter, 83» Ned. ft' suiker uit de West-Indië, 65 Ned. ft Engelsch meel,
172y Ned. ft' krenten van Patras, 521 Ned. ft citroenen uit Portugal, 90
Spaansche limoenen, 27£ Ned. ft Ceylonsche specerijen. Vóór het hakken
van den koek woog hij 461*- Ned. ft en verloor in het bakken 44J- Ned. ft;
zijn tegenwoordig gewigt is dus 417 Ned. ft. Er waren 57 J. uur noodig om
den koek te hakken. Op aanstaanden Maandag zal hij in het klein tot een
matigen prijs bij het pond worden verkocht.
Er zijn 3 kisten met goud ter waarde van bijna 7000 op den spoor
weg van Southampton naar deze stad gestolenzij waren in eerstgenoemde
plaats met de West-Indische stoomboot aangebragt voor de Heeren Roth-
schildt en twee andere Bankiers alhier.
Het getal zee-officieren zal verminderd worden; er zijn thans 150 hoofd
officieren, welke tot 100, en 500 kapiteins, die tot 350 zullen worden
gebragt.
BELG1E.
BRUSSEL, 12 Mei.
Bij gelegenheid dat in de Kamer van Afgevaardigden beraadslaagd werd
over het plan der Regering om het evenwigt te herstellen tusschen 's Rijks
uitgaven en inkomsten, heeft de Minister van Finantiën de behoefte aange
wezen aan vermeerdering der gewone middelen tot dekking der gewone uit
gaven en daarbij een overzigt gegeven van den staat der geldmiddelen sedert
1830. Ik heb altijd, zeide hij onderanderen, beweerd dat de inkomsten
der schatkist onvoldoende waren, dat er nimmer evenwigt tusschen de inkom
sten en uitgaven heeft bestaan. Om te bewijzen dat onze gewone middelen
niet voldoende zijn voor onze gewone uitgavenheb ik finantiele opgaven
beginnende van 1830 af, doen drukken, daaruit blijkt dat de buitengewone
middelen, sedert 1830 ter beschikking der regering gesteld, voldoende zijn
geweest om de buitengewone uitgaven te dekken, en zelfs een overschot van
ruim twee millioen fr. hebben opgeleverd. Evenwel bestaat er op de diensten
vöör 1848 een tekort van te zamen 42,937,839.27 (welk bedrag sedert voor
een gedeelte door middel eener gedwongene geldleening in gevestigde staats
schuld is overgegaan, en alzoo verminderd tot 26,577,000 fr.). Wij hadden
dus in 18 jaren een tekort van 43 millioen, of een gemiddeld jaarlijksch
tekort van 2,400,000. Hierin te voorzien werd te meer noodig daar de uit
gaven steeds toenamen in grootere mate dan de inkomsten.
Bij de begrooting van 1849 werd in de buitengewone uitgaven eene ver
mindering vastgesteld van 1,870,783 fr. en in de gewone uitgaven van
360,759.75 fr. Niettegenstaande deze bezuinigingen, waardoor vele personen
zoo zwaar getroffen zijnis het tekort blijven toenemenen wordt het op
1 Januarij 1851 bestaande tekort berekend op 37,620,518.73 fr.
Om al het bedenkelijke van dezen staat van zaken te doen uitkomen
boude men in het oog, dat van 1830 tot 1847 aanmerkelijke sommen onder
de gewone middelen gebragt zijn en tot vermindering van het tekort gestrekt
hebbenwelke eigenlijk buitengewone middelen waren."
De Minister noemde van deze sommen enkele op, ten bedrage van niet
minder dan 20 millioen, en zeide dat zoodanige buitengewone, toevallige,
niet weder voorkomende ontvangsten eigenlijk moesten worden afgetrokken
van het bedrag der middelen, zoo men naauwkeurig wilde bepalen, hoeveel
de gewone inkomsten te kort schieten.
Op de dienst van 1851vervolgde de Ministerbestaat nu reeds een te
kort van 1,800,000 fr.daar de inkomsten geraamd zijn op 117,332,550 fr.
en de bereids bewilligde uitgaven 119,148,000 fr. beloopen, terwijl ligtelijk
nog onvoorziene omstandigheden nieuwe uitgaven kunnen noodig maken.
»Ik ben overtuigd, dat na de bezuinigingen de aanwijzing van nieuwe
inkomsten voor de schatkist volgen moet, en dat, zoo er inderdaad evenwigt
tusschen de uitgaven en inkomsten zal bestaan, de begrooting bij de indie
ning moet sluiten met een batig slot van eenige millioenen.
»Wij moeten dus, om inderdaad het finantieel evenwigt te herstellen, de
gewone inkomsten vermeerderen met 2,500,000 a 3,000,000 fr.dan zullen
wij waarschijnlijk onze gewone, voorziene en onvoorziene uitgaven kunnen
dekken."
Te Luik worden in de wapenfabrieken groote bestellingen gedaan voor
vreemde Mogendheden. Rusland heeft 50,000 geweren besteld.
PORTVGAL.
LISSABON, 8 Mei.
De Maarschalk Saldanha heeft reeds een nieuw Ministerie aan de Koningin
opgedrongende drukpers door den voortgang van den opstand aangemoedigd
valt ook de Koningin af, en de ongerustheid is groot.
De Koningin-Moeder van Spanje heeft bij het uitstappen uit het rijtuig
te Madrid haar been gebroken.
STABS BERIGT.
PUBLICATIE.
Beschrijving voor het regt op de Palenten en het Personeel
voor den jare 1851 en 1852.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen bij deze,
naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in
de Provincie Zuidholland, van den 14(len April jl. A,N°.2731 (3de Afd.,) hou
dende eenige bepaligen ten aanzien der beschrijving voor het Palentregt over
1851 en 1852 (dat is, van den lstcn Mei 1851tot den 30sten April 1852,) als
mede naar aanleiding van een gelijk besluit van den24sten April 1851 A. N°.
3002 (3dc Afd.,) betrekkelijk de beschrijving voor de Personeele Belasting
voor het jaar 1851 en 1852, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad:
Dat op den l3te» Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving
der Patentpligtigen, tabel 14, N°. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg
en Koffijbuishouders, waarvoor de dcclaratoiren aan de huizen zullen worden
rondgebragten na verloop van drie dagenvan wege den Ontvanger der Di
recte Belastingen, tegen reen worden afgehaald, en worden gemelde Patent-
pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24sten April
1848 Staatsblad N°. 16), dat zij hun beroep niet mogen uitoefenen dan na
dat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1851 en 1852 hebben
voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar, ten volle zal
zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de aclcn van Patent
aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan
slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de
tijd bekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald.
Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld hij de tabel N°. 16 der Wet,
van den 6 April 1823, N". 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de
Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819 [Staatsblad 34),
de tijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen
van aangifte, voor den jare 1851 wordt vastgesteld op den 8 Mei van dat
jaar, en dat de wederinzameling dcrzelve, tegen re§u, door den Ontvanger of
deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten dag na de uit
gifte zal geschieden.
Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol
gende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen
meer zullen worden aangenomen.
Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op het
regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: adat zij, die hij het
aanbieden ol bezorgen der verklaringen van aangifteof ook bij het terugha
len derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of
ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen,
dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter
invulling aan het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen," (op de
Mare binnen deze Stad) verkrijgbaar zijn door hen in persoon of door bunnen
gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver
plaatse moeten worden ingediend."
Alsmede aan art. 37 der voorschrevenc Wet, houdende: de aan het regt
van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het
doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche,
onnaauwkeurigc of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtin-
gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, znllen telken reize, wan
neer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van
niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens.
Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel
N". 16, der Wet van den 6 April 1823, N°. 14, voorkomende, de eigenaren
van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de adminis
tratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartuigen, ge
bonden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de
door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden gevaceerd ter
Srcretarie alhier, van den 1 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand,
'svoormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre
dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de
zelve tevens uitgenoodigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te
brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de
vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15 Mei voormeld,
geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebre-
kigen, bij ontdekking, zullen inenrreren de boete, bepaald bij het 37 artikel
der Wet van den 21 Mei 1819, hiervoren omschreven.
Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16 Junij
1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen,
stallen, tafels enz., hunne waren in herbergen, huizen, kamers of op pu
blieke markten en kermissen uitstallen, mitsgaders de dehitanten in loterij
briefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen,
welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 't klein, hetzij in 't groot, te water
of te lande met zich voeren alsmede de ondernemers van openbare vermake
lijkheden in tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen
in de algemeene beschrijving voor 1851 zullen moeten worden begrepen ge
houden zullen zijn, zich gedurende de geheele maand Mei, ter hekotning van
hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, 'svoormiddags van 10
tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd; zullende er na dien tijd geene aan
vragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun be
roep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvin
gen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang
van patent te voorzien.
Dat almede op den 8 Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt
met de beschrijving voor de Personele Belasting over het dienstjaar 1851
en 1852.
Zijwelkebij het bezorgen der biljettenof ook bij het terughalen van
dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich, in geen geval, zullen mogen beroe
pen op zoodanig verzuim maar integendeel gehouden zijn om de vereischle
en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers,
alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn.
Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handteekening te
bekrachtigen.
Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn
gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naam, en zonder daar
voor eenige betaling te hunnen eischenverrigtenmet vermelding der
redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag
tigde, in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze,
worden geteekend, na voorafgaande voorlezing.
De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting
op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren
in die gemeenten alwaar de belasting is verschuldigd.
Denzulken, echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond
slagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere ge
meenten dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aan
gifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeenten afzonderlijk, ter
plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen.
Zoo wanneer paarden der vierde klasse door eenen zelfden belastingschul
dige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze,
het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven.