OOSTENRIJK. WEE YEN 3 Mei. De Breslauër Courant meldt dat de Keizer sedert eenigen tijd duidelijke sporen van uittering draagtzoodat zijne Geneesheeren hem ten dringendste eene matige en kalme levenswijze hebben aangeraden. T - ITS 13 S E. De werkzaamheden aan den ijzeren spoorweg van Bombay vorderen snel, terwijl die aan den spoorweg van Calcutta na liet regensaizoen zullen worden aangevangen. Men rekent dat de opbrengst dezer spoorwegen hoofdzakelijk uit bet goederenvervoer zal moeten voortkomen, daar de inlandsche bevol king niet veel reist en de Europesche niet talrijk isbuitendien zullen de steen kolen duur te staan komen; voordeel zal die weg niet veel opleveren, maar overigens zeer nuttig zijn. Ook zal zij het verkeer tusschen het Oosten en Europa bespoedigen, daar zij den omweg rondom Ceylon afsnijdt. De begrooting van Indië zal nu sluiten met een klein batig slotterwijl men sedert tien jaren altijd een tekort gehad bad. Het nieuwe wingewest Seinde kost aan de Oost-Indische compagnie jaarlijks nog 750,000 doch Punjaub geeft reeds een overschot van omstreeks 500,000 De Regering heeft sedert eenigen tijd groote werken van kanalisatie, ontginning en wegba- ning begonnenten einde de gewestendie laatstelijk aan het Britsche gebied toegevoegd zijnwinstgevend te maken. Deze werken beginnen reeds vruch ten te dragen. STAfflS BERIGT. PUBLICATIE. Beschrijving voor liet regt op de Patenten en het Personeel voor den jare 1851 en 1852. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen bij deze, naar aanleiding van een ontvangen besluit van den Commissaris des Konings in de Provincie Zuidbollandvan den 14de"i April jI. A N®. 2731 (3de Al'd.,) bon dende eenige bepaligen ten aanzien der beschrijving voor het Patentregt over 1851 en 1852 (dat is, van den lsten Mei 1851tot den 30slcn April 1852,) als mede naar aanleiding van een gelijk besluit van den24sten April 1851 A. N°. 3002 (3de Afd.,) betrekkelijk de beschrijving voor de Personeele Belasting voor het jaar 1851 en 1852, ter kennisse van de Ingezetenen dezer Stad: Dat op den lslen Mei een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der Patentpligtigentabel 14, N®. 3740, zijnde de Slijters, Tappers, Kroeg en Koffijhuishouders, waarvoor de declaratoiren aan de huizen zullen worden rondgebragten na verloop van drie dagen, van wege den Ontvanger der Di recte Belastingen, tegen recu worden afgehaald, en worden gemelde Patent pligtigen herinnerd aan de bepaling van art. 2 der wet van den 24stcn April 1843 Staatsblad N°. 16), dat zij huri beroep niet mogen nitoefenen dan na dat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1851 en 1852 hebben voldaan, en nadat bet verschuldigde over bet voorgaande jaar, ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de acten van Patent aan hen zullen kunnen worden afgegeven. Dat zoodra mogelijk hunne aan slagbiljetten zullen worden bezorgd, de Patenten in gereedheid gebragt, en de tijd hekend gemaakt, waarop dezelve zullen kunnen worden afgehaald. Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N®. 16 der Wet, van den 6 April 1823, N®. 14, houdende wijzigingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van Patent, van den 21 Mei 1819 (Staatsblad N°. 34), de tijd der uitgifte, van de door de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1851 wordt vastgesteld op den 8 Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelve, tegen reqa, door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten dag na de uit gifte zal geschieden. Dat de Registers der patentpligtigen, op of met den 31 Mei daaraanvol gende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 18 der Wet op bet regt van Patent, van den 21 Mei 1819, inhoudende: »dat zij, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terugha len derzelve, mogten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat bij de Wet gevorderde aangiften, verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan bet kantoor van dpn Ontvanger dor directe belastingen," (op de Mare binnen deze Stad) verkrijgbaar zijn door hen in persoon of door bunnen gemagtigden, behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet, houdende: de aan het regt van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot bet doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsebe, onnaauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtin- gen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken reize, wan neer bun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een' boete van niet minder dan 25en niet meer dan 400 guldens. Dat, met betrekking tot de Schippers, Schuitenvoerders enz., in de tabel N°. 16, der Wet van den 6 April 1823, N". 14, voorkomende, de eigenaren van schepen, Schippers, Schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de adminis tratie hebben over eenige binnenschepen, schuiten en andere vaartuigen, ge houden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiftenzal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 1 Mei aanstaande tot uiterlijk 15 dierzelfde maand, 'svoortniddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende de zelve tevens uitgenoodigd om de meetbrieven hunner vaartnigen mede te brengen, en alle die inlichtingen te geven, die van hen, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15 Mei voormeld, gcene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebre- kigenbij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het 37 artikel der Wet van den 21 Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N®. 7 der Wet van den 16 Junij 1832 bedoeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, talels enz., hunne waren in herbergen, buizen, kamers of op pu blieke markten en kermissen uitstallen mitsgaders de debitanten in loterij briefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, betzij in 't klein, hetzij in 'tgroot, te water ol te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermake lijkheden, in tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1851 zullen moeten worden begrepen, ge houden zullen zijn, zich gedurende de geheele maand Mei, ter hekoming van hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, 'svoormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd zullende er na dien tijd geene aan vragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun be roep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvin gen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Dat almede op den 8 Mei aanstaande, een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving voor de Personele Belasting over het dienstjaar 1851 Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zich, in geen geval, zullen mogen beroe pen op zoodanig verzuim maar integendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handleekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn gemagtigde, des gevraagd, de invulling in deszelfs naarn, en zonder daar voor eenige betaling te kunnen eisclienverrigtenmet vermelding der redenen waarom en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelfs gemag tigde in tegenwoordigheid van een' derden persoon en met en benevens deze, worden geteekendna voorafgaande voorlezing De belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting: op het personeel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die gemeentenalwaar de belasting is verschuldigd. Denzulken, echter, wier belastings-voorwerpen naar de vier eerste grond slagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in ecne andere ge meenten dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal het vrijstaan de aan gifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeenten afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door eenen zelfden belastingschul dige in verschillende gemeenten worden gehouden zal hij in elk van deze het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigddat tot tegenschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: SIMON dtj CROIX, JAN L.4BREE JOHANNES van der TAS, JAN van LITH, Jdnior. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden zal deze worden afgekondigd en aangeplakt, alomme waar zulks te doen ge bruikelijk is; terwijl een exemplaar dezer zal worden medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingentot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. II. Burgemeester en Wethou ders der Stad Leyden, op den 28 April 1851. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve v. PUTTKAMMER. KENNISGEVING- DE PLAATSELIJKE COMMISSIE van GENEESKUNDIG TOEVOORZIGT alhier, in ervaring gekomen zijnde dat er van tijd tot tijd door particulieren aanvrage geschiedt naar Chlorofornieen daar dit middel,- in handen van onkundigen, als zeer gevaarlijk geacht en gelijk gesteld moet worden met alle andere verdoovende en slaapverwekkende middelen, waarvan de verkoop, volgens Art. 16 der wet van den 12dcn Maart 1813, Staatsblad N®, 16), verboden is, waarschuwt bij deze de Apothekers en Droogisten binnen deze stadom hetzelve niet af te leverendan op voorschrift van een bevoegd Genees- of Heelkundige. De Plaatselijke Commissie voornoemd, Leyden, 6 Mei 1851. In derzelver naam, D1'. A. HASEBROEK, President. II. A. REICIIESecretaris. KERKNIEUWS. AMSTERDAM, 7 Mei. De breede Kerkeraad der Nederd. Herv. gemeente alhier beeft op gisteren de volgende nominatie uitgebragt, ter vervulling der vacature, ontstaan door het overlijden van den Wel-Eerw. Heer E. Begemann in leven Hoogduitsch Predikant alhier. Drietal van Predikanten en Ouderlingen van 31 MaartDD. J. Penonte Weener in Oost-Friesland; W. L. Weiter, te S'. Peterburg; A. Niermeijer, Theol. Dr. te 's Heer Arendskerke en Baarsdorp. Drietal van Diakenen van 7 AprilDD. W. Brandtte Essen aan de Rhoer II. S. J. Hugenholtzte Velthuisen in BentheimJ. N. Pleineste Emden. Uit welk zestal door genoemden Kerkenraad bet volgende drietal is gefor meerd DD. BrandtHugenholtz en Penonen zal hieruit een beroep geschie den, wanneer de vereischte goedkeuring van bet Prov. Kerkbestuur van Noord-Holland, overeenkomstig met de bepalingen op bet beroepen van bui- tenlandsche Predikanten, zal zijn ingekomen. ADTESTENTIElir. Heden beviel voorsjioedig van eene DOCHTER, J. M. SLIGGERS ge liefde Echtgenoot van Leyden, 7 Mei 1851. D. VELS IIEYN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 3