dan loch zeker te Spaarndam meer dan C duim boven liet peildat men te genwoordig niet meent te mogen dulden. Later is bepaald dat bij de Kaag bet peil niet hooger zal mogen zijn dan A. P. O el 35 des winters, A. P. O el 45 in liet voor- en najaar, of in April, Mei, September en October; A. P. 0 el 57 des zomers. 3. Sedert de maand Julij 1848 is het Meer afgesloten en zijn de pomp- werktuigen in dienst gesteld. De dagelijksche waarnemingen aan de Kaag loeren dat van dat tijdstip tot lieden, of gedurende 2j jaar, de boezem aldaar 108 malen tot boven bet gestelde peil van 0 el 35 onder A. P. is gerezen, dus bad men bet water ook 108 malen in bet Meer moeten doen terugloopen. De commissie van beheer beeft echter begrepen, dat de overeenkomst hier eenige ruimte gaf, voor zeer enkele gevallen, wanneer bet blijkt dat, ten gevolge van overmagt, liet niet mogelijk geweest is, in weerwil van alle aan gewende voorziening, dezen waterstand te behouden. Het valt in bet oog, dat men zich de werking van bet stoomgemaal te Spaarndam te gunstig beeft voorgesteld. Nu men de behoefte aan een tweede stoomgemaal gevoelt, zal dit ook geslicht worden. Men moet daarbij niet uit bet. oog verliezen, welke voordeden nu reeds uit de afsluiting van bet Meer geboren zijn. Sedert bet. laatst der vorige eeuw moesten ruim drie mil- lioen besteed worden tot verzekering van de oevers van bet Meer, en kort voor den aanleg van de dijken der ringvaart, bad ïlliijnland jaarlijks dertig tot veertig duizend gulden tot behoud der oevers te betalen. Veelal stelt men den toestand van Ïlliijnland voor, als in vroegere jaren ongemeen gunstig te zijn geweest, maar zeker is bet dat de polders bezuiden den llhijn van ouds ccne minder zekere waterontlasting hadden dan de ten noorden gelegene. liet valt niet te ontkennen, dat de indijking van bet Meer de polders be zuiden den llhijn een voordeel beeft ontnomen, dat door geene gewone mid delen kan worden vergoeddoch zijn die polders thans soms met meer water bezwaard dan vroegerzoo behoeven zij daarentegen niet te vreezen voor eene herhaling der rampen, waardoor zij in 1836 geteisterd werden, en die, bij bot steeds grooter worden van den boezemvan jaar tot jaar moeijelijker waren af te wenden. De polders langs de Gouwe zijnzoowel vóór de insluiting van bet Meer als thans, te beschouwen als bet meest met water bezwaarde en voor de ont lasting minst gunstig gelegen gedeelte van geheel ïlliijnland. Er is thans sprake van een nieuw te stichten stoomgemaal, ter ontlasting van de Gouwe naar den Ilssel. Daar bierdoor eenige polders in beteren toe stand zouden geraken dan zij ooit gekend hebben, schijnt de billijkheid te eischen dat zij ook in de kosten van zoodanige verbetering deelen. Heeft, de verkleinde boezem in sommige opziglen zijne nadeelenzoo war den deze wel opgewogen door bet voordeel van het spoediger afloopen van bet water, dat. een gevolg is van de verbeterde uitlozing op de Noordzee en op bet IJ. Werd vroeger het liooge winterwater soms tot laat in bet voorjaar in bet Meer opgehouden zoo ondergaat thans de waterstand dikwijls in wei nig dagen eene aanmerkelijke verlaging, tot groot voordeel voor de boezem- landen, die weleer weken achtereen onder water bleven staan. Het bovenstaande zal wel voldoende zijn om aan te toonen, dat er meer gronden zijn tot bet toejuichen van de gebezigde middelen, dan tot bet te- rugwenschen van den vroegeren staat van zaken. Wat er gebeuren moge, zoo is teruggaan op den ingeslagen weg, al mog- ten eenigen dit wenschelijk achten, volstrekt onmogelijk. Mist men sommige voordedendie eigenaardig aan den vroegeren staat van zaken verbonden wa ren, andere belangrijke voordeden zijn verkregen, en een dreigend gevaar is voor altijd geweken. Te Rotterdam is 11. Zondag den 16lIer> een telegraphisch berigt uit de Oostenrijksche haven Triest aan de Adriatiscbe zee ontvangenvan twee dagen te voren 's namiddags te half zeswaarbij tijdingen gegeven wer den uit Batavia tol den 27sten Januarij. Alles was rustig en er was niels bijzonders voorgevallen. De kofïïjoogst bij particulieren was minder voor- deelig. Te Batavia waren aangekomen de schepen EuropaKapt. Keus ErasmusKapt. Scharper en Laurens KosterKapt. Kleve van Rotterdamen Mary Goddard Kapt. Koens van Schiedam. De benoemde Gouverneur-Generaal van Ned. Oost-Indië de Heer Duy- maer van Twist, beeft, vergezeld van zijne Echtgenoot en gevolg, den 15den van Deventer over ArnhemBerlijn Weenen Triestenz., de reis naar "Üosl-Indie aangenomen. Dezer dagen zijn twee beroemde builenlandsche geleerden aan de weten schap ontvallen, namelijk de Hoogleeraar in de natuurkundige wetenschappen Hans Christian Oersted, te Kopenhagen, die het electro-magnetismus aan het licht bragt en zich door velerlei belangrijke nasporingen beroemd maakte, en de stichter was der Polytechnische School en der Maatschappij van Natuur kundige Wetenschappen, na eene kortstondige ziekte, in den ouderdom van 74 jaren, en de Hooglecraar in de oude letterkunde te Berlijn Carl Lachmann; na een langdurig lijden ten gevolge van het afzetten van een zijner voeten in den ouderdom van 58 jaren, van welke hij 33 jaren met roem aan de Hoogeschool aldaar onderwees. 's GRAVENHAGE17 Maart. Het examen van Adspirant-Diplomatenwaartoe zich twee Candidaten had den aangegeven, heeft dezen uitslag gehad, dat er een' is toegelaten. De Heer Augusle Davezac, die, met slechts kleine tusschenpoozenvan 1829 tot 1850, de Vereenigde Staten bij ons hof had vertegenwoordigd, en toen naar zijn vaderland terugkeerde is den 15den Februarij 11., naauwelijks eene maand na zijne terugkomst te New-York, in 71-jarigen. ouderdom, na korstondige ongesteldheid overleden. Volgens de Amst. Cour. zou een der leden van de Tweede Kamer bezig zijn met de zamenstelling van een nieuw ontwerp van wet op de regterlijke organisatie. Heden hebben de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal voortgezet het onderzoek van het ontwerp der Gemeentewet, waarmede zij ook morgen zullen voortgaan. GOUDA, 17 Maart. Tusschen het Collegie van Kerkvoogden der Ilerv. gemeente en het Stede lijk Bestuur, is uitspraak gedaan over zekeren eiseli van eerstgenoemd collegie waarbij de uitkeering werd gevorderd van ƒ11,200, wegens schadeloosstelling van het gemis van het regt van begraven van Febr. 184G tot Oct. 1850, of ƒ200 'smaands, tegen welke vordering liet Stadsbestuur verklaard heeft zich niet te verzetten, maar de uitspraak over te laten aan de Arrond.-Regtbank te Rotterdam. Het regt is gegrond op zekeren Giftbrief van 14 Oct. 1432 door Schout, Burgemeester, Schepenen en Vroedschap van Gouda aan Kerkmeesteren te Gouda, voor kerkenbelioefwaarbij ten eeuwigen dage het regt van begra ven is gegund en gegeven. «Zoodat Kerkmeesteren der St. Janskerk te Gouda immer in het bezit zijn geweest van dat regt, en daarin uitdrukkelijk bevestigd door een besluit van den Raad der stad Gouda van 18 Febr. 1800, krachtens art, 6 der additionele artikelen der staatsregeling van 1798 genomen; en in 1827 is bepaald, dat het begraven in de kerken met 1° Jan. 1829 moest ophouden. Dat diensvolgens het Stedelijk Bestuur met Kerkvoogden heeft onderhan deld en het. bedrag van de te gevene schadevergoeding bij onderling goedvin den is bepaald, op eene jaarlijksche uitkeering van 2400. Dat bij besluit van den Raad der Stad, van 12 Junij 1829, is bepaald, 1°. aan Kerkvoogden der St. Janskerk, ter zake van het te lijden verlies bij het ophouden met begraven in de kerken, eene jaarlijksche schadevergoeding toe te staan van ƒ2400; en 2°. in te gaan met den dag, waarop hel begra ven binnen de kerk zou ophouden. Dat dit is opgehouden in November 1832. Dat, sedert genoemden dag aan Kerkvoogden ƒ200 's maands is uitbetaald, tot Februarij 1846. Doch dat sedert dien tijd niet meer de volle ƒ2460 's jaars is uitbetaald; ten gevolge eencr ministerieele resolutievolgens welke voortaan alleen zou worden uitbetaald de opbrengst der nieuwe be graafplaatsen volgens het tariefdie door een verminderd tarief, aanmer kelijk was afgenomen. Dat de erkende nalatigheid van het bestuur blijkbaar geen anderen grond heeftdan het verbod in de aangehaalde Ministeriële Resolutie. Dat door de overgelegde bescheiden bevestigd wordt, dat bereids in 1482 het regt van begravenof toen genaamd graf maker schap met al zijn be hoor en door de toenmalige Regering der stad Goudaten eeuwigen dage in eigendom is afgestaan aan Kerkmeesteren te Goudaten behoeve der kerk dat genoemd regt is verbleven bepaaldelijk aan de Kerkmeesters der St. Jans kerk aldaaren nadattijdens de reformatie die kerk in bezit en gebruik was overgegaan aan de Hervormde gemeente bij voortduringongestoord en openbaar is bezeten en uitgeoefend door Kerkmeesters of Kerkvoogden van die gemeentedie in den eigendom der kerk meer uitdrukkelijk en uitsluitend zijn bevestigd in den jare 1800. In welke zaak naar aanleiding van de bovengenoemde overwegingendie bij het vonnis in 't brecde zijn uiteengezethet Stedelijk bestuur is veroor deeld om aan het cischende Collegie te betalen de somma van ƒ11,200, met veroordeeling in de kosten. TILBURG, 14 Maart. Naar men verneemt is de Stedelijke regering alhier met de Commissie ter vereffening der nalatenschap van wijlen Z. 51. Willem IIovereengekomen de kavallerie kaserne met al hetgeen daartoe behoortbenevens een exercitie plein ter grootte van circa 30 bundersalle tot de nalatenschap van wij len Z. 51. behoorende, ten behoeve der stad in eigendom over te nemen. WAALWIJK15 Maart. Als een zeldzaam voorbeeld van getrouwe en krachtvolle ambtsverrigting bij hoogen ouderdom, strekke het volgende. De Wel-Edele Ileer J. C. van Nimwegeneen achtenswaardig grijsaard van ruim 86 jarenhield gisteren avond in zijne betrekking van openbaar Notaris alhier (welke betrekking hij sedert November 1791 bekleedt)de openbare verpachting van eenige lande rijen, toebehoorende aan de üiakonie der Hervormde gemeente alhier, en deed dit met zooveel naauw keurigheiddat men zoude gemeend hebben een jeugdig Notaris zijne ambtspligten te zien vervullen. (IV. Rott. Cour.) BUITEiVLAIVDSCIlE GEItlGTEiY. EftGElLANIIB. LONDEN, 14 Maart. Gisteren hebben de beraadslagingen over de tweede lezing der bill be trekkelijk bet aannemen van zekere kerkelijke titelseenen aanvang genomen. Onderscheiden leden bestreden of verdedigden de voordragt op vroeger reeds ontwikkelde gronden. Onder de verdedigers behoorde Sir Robert Peel (de zoon van den steeds betreurden grooten staatsman van dien naam), die voor het eerst optrad en wiens rede, waarin hij zich als een warm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 2