®ijcötre 3taücn. BUITENLANDSCHE BERIGTE1V. Hij bevoelt het aanleggen of verbeteren van gemeentewegen, waterleidin gen straten pleinengrachtengebouwenwerken en inrigtingen. Hij besluit tot het instellen afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. De Raad kan tegen overtreding zijner verordeningen, voor zooveel daartegen bij geene wetalgemeenen maatregel van bestuur of provinciale verordening is voorzien geldboete van één tot vijftien gulden en gevangenisstraf van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk, bedreigen. De verordeningentegen wier overtreding straf is bedreigdworden zoo veel mogelijkontworpen door eene vaste commissie uit den Raad waarvan de burgemeester Voorzitter is. Ten minste eenmaal in de vijfjaren bepaalt de Raad, ten gevolge eener algemeene herzieningwelke dier verordeningen nog gelden. Dit geschiedt bij eene verordeningwelke de titels der geldende verordeningen of de gel dende bepalingen der gedeeltelijk afgeschafte verordeningen vermeldt. Bij Art. 179 wordt opgenoemd wat tot het dagelijksch bestuur der ge meente, aan Burgemeester en AVethouders opgedragen, behoort. Jaarlijks in de maand Mei doen Burgemeester en AVethouders aan den Raad een uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand der gemeente. Dit verslag wordt aan Gedep. Staten medegedeeld. Het wordt ingerigt in den vorm, door den Minister van Binnenl. Zaken, de Gedep. Staten geboord, te bepalen en, betzij in druk, betzij in afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. De Burgemeester en AVethouders zijn wegens bet dagelijksch bestuur, aan den Raad verantwoording schuldig, en geven te dien aanzien al de door den Raad verlangde inlichtingen. In geval van oproerige beweging, van zamenscholing of andere stoornis der openbare orde, is de Burgemeester bevoegd, de hulp der schutterij en van het in de gemeente aanwezige of naastbij zijnde krijgsvolk te vorderen. De politie over alle voor het publiek openstaande gebouwen en zamenkom- sten, behoort aan den Burgemeester. Hij waakt tegen het doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdige vertooningen. Aan de goedkeuring der Gedeputeerde Staten worden onderworpen de be sluiten der gemeente-besturen, betreffende: het aangaan van geldleeningen hel koopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en verpanden van onroerend goed, van inschrijvingen in een der grootboeken van de Nederlandsche schuldvan schuldbrieven of vorderingenbet aanvaarden der aan de gemeente gedane le gaten of schenkingenhet onderbands verburenverpachtenof in gebruik geven van gemeente-eigendommenbet onderhands aanbesteden van werken of leverantien; bet treffen van dadingen; het voeren van regtsgedingen door de gemeente, hetzij in eersten aanleg, hetzij in hooger beroep of cassatie; het berusten in eene tegen de gemeente ingestelde regtsvordering. De besluiten der gemeente-besturen tot het instellenafschaffen of verande ren van jaarmarkten of gewone marktdagen, worden aan de goedkeuring der Gedeputeerde Staten onderworpen. De begrooting wordt jaarlijks, vier maanden vóór den aanvang van het jaar, waarvoor zij moet dienen, door Burgemeester en AAclhouders aan den Raad aangeboden. Zij wordt, zoodia zij is aangeboden, op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd, en betzij in druk, hetzij in afschrifttegen betaling der kostenalgemeen verkrijgbaar gesteld. De begrooting vermeldt alle ontvangstenenzooveel mogelijkhet bedrag waarop elke post in het bijzonder wordt geraamd, als mede alle uitgaven. Bij de begrooting kan geene uitgaaf geschiedendan met magtiging van Ged. Staten. Tot het bevelen der af- en overschrijvingen, waartoe bij de begrooting magtiging werd verleend behoeven Burgemeester en AArethouders in elk ge val de toestemming van den Raad. Van de inkomsten en uitgaven der gemeente wordt door Burgemeester en AVethouders, voor elk dienstjaar, verantwoording gedaan aan den Raad. Het invoeren, wijzigen of afschaffen cener plaatselijke belasting, wordt be paald bij een besluit van den Raaddat binnen acht dagen wordt voorge dragen aan Gedep. Statendie den Koning binnen zes weken verslag doen. De plaatselijke belastingen mogen den doorvoer, en den uitvoer naar en invoer uit andere gemeenten niet belemmeren. Tot dekking der plaatselijke uitgaven wordt bij art. 240bepaald dat kunnen worden geheven: opcenten op de hoofdsom der grondbelasting; opcen ten op de hoofdsom der personele belasting; opcenten op de hoofdsom van an dere daarvoor vatbare Rijks-belastingendirect naar bet vermogen of inkomen geheven, met uitzondering van bet patentregt; hoofdelijke omslagen of an dere plaatselijke directe belastingenbelastingen op voorwerpen van verbruik eene belasting op de hondeneene belasting op tooneelvertooningen enz. Het getal der opcenten op de grondbelasting kan voor de gebouwde eigen dommen tot vijftien, voor de ongebouwde tot tien gaan. De opcenten op de personele belasting, zegt art. 242, en de andere in het 4dc lid van art. 240 bedoelde Rijks directe belastingenkunnen tot 25 gaan. Hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe belastingen worden niet geheven, alvorens de gemeente-opcenten op de grondbelastingop de gebouwde eigendommen tot tien, op de ongebouwde tot vijf, en de opcenten op de in art. 242 bedoelde Rijks-belastingen tot vijftien zijn opgevoerdten zij deze een vijfde beloopen van hetgeen de gezamenlijke gemeentebelastingenge middeld over de vijf laatste jaren jaarlijks onzuiver hebben opgebragt. Plaatselijke belastingen op voorwerpen van verbruik worden niet geheven, alvorens de gemeente-opcenten op de grondbelasting het in art. 244 vermelde getal bereikt hebben, en de gemeente-opcenten op de in art. 242 bedoelde Rijks-belastingen vijf en twintig bedragen, of deze laatste tot vijftien zijn op gevoerd en in de gemeente eene directe plaatselijke belasting wordt gevorderd, wier bedrag ten minste met tien van die opcenten gelijk staat. Het verbruik van zout en zeep wordt niet belast. Het verbruik van voorwerpenaan Rijksaccijns onderhevigwordt niet hooger belastdan de hoofdsom van dien accijnsdoch in bijzondere gevallen uiterlijk tot anderhalf maal het bedrag van den Rijksaccijns. Poortgelden worden in geene gemeente geheven. Bij de Memorie van Toelichting wordt in de algemeene bescbonwingen onder anderen gezegd, dat, op het ontwerp naar aanleiding van artikel 138 der Grondwet, de Staten der provinciën zijn gehoord, dat hunne rapporten ge tuigen van zorgvuldig onderzoek en vele belangrijke aanmerkingen en wenken bevattenwaaraan het tegenwoordig ontwerp op vele punten verbetering te danken heeft. De algemeene strekking en inrigting van het oorspronkelijk voorstel heeft in de meeste provinciën geene afkeuring ondervonden. Alleen bij die van Z.- en N.-IIolland en sommige leden van die van Zeeland zijn te dien aan zien bedenkingen geopperd. Zij hebben aan de voordragt te groote centralisatie en onbehoorlijke belem mering van de gemeente-besturen in hun beheer verwetendaarbij wijzende op de bepalingen betreffende de vereeniging en splitsing van gemeenten; de verklaring, dat onderscheidene regten en hellingen voor plaatselijke belastin gen zijn te houdende voor de invoering van plaatselijke belastingen voor geschreven volgorde; dat het ook de verordeningen betreffende de plaatselijke belastingen aan de Koninklijke goedkeuring zou onderwerpendat het in ver scheidene gemeentelijke aangelegenheden de Gedep. Staten mengt. Het is wenschelijk genoemd, dat de wet den ingezetenen meer vrijheid lateom voor hunne eigene belangen te wakenen zich meer bepalc tot een stelsel van toezigt. Het voorschrijven eener zekere orde, bij de invoering van plaatselijke belas tingen te volgen, komt der Regering voor, geheel aan het doel van art. 142 2lIc zinsnede der Grondwet te beantwoorden en bezwaarlijk tot het overbren gen van meerder gezag bij het algemeen bestuur, dan dit reeds, krachtens gemeld artikelmet opzigttot de plaatselijke belastingen bezit, te kunnen leiden. Dat de Gedep. Staten dikwerf in het beheer der gemeenten worden gemengd dit is geenszins voorgesteld om de gemeente-besturen in hun beheer te belem meren noch uit vrees voor eene te groote onafhankelijkheid aan hunne zijde. Het werd enkel voorgedragen ter verzekering der behartiging van de belan gen der tegenwoordige of toekomstige ingezetenenen dat daaropbij de re geling van dit onderwerpin de eerste plaats is te lettendat de gemeente besturen voor de ingezetenenniet voor zich zelve bestaanzal naauwelijks vermelding behoeven. De Regering deelt in den wensch, dat de wet aan de ingezetenen, zooveel mogelijk, de regeling hunner eigene belangen vrij late, en het hooger gezag eer daarop doe toezien, dan zich daarin mengen. Zij gelooft echter, dat het ontwerp niet verder van dit beginsel afwijkt, dan volstrekt noodig is of de Grondwet eischt. Zitting van Donderdag 6 Maart. In deze zitting zijn de beraadslagingen gehouden over bet wetsontwerp tot wijziging der wet van 184G op de burgerlijke pensioenen. Dat ontwerp is ten slotte in zijn geheel aangenomen met 50 tegen 9 stemmen. ENGELAN». LONDEN, 3 Maart. Lord John Russell heeft in de zitting van het Lagerhuis aangekondigd, dat de Koninginop aanbeveling van AA'ellington het Ministerie uitgenoo- digd had aan te blijven; dat bij eenige uren te voren door II. M. ontvangen was, en zoo voor zich zeiven als uit naam zijner ambtgenooten zich daartoe bereid verklaard bad. Voorts heeft hij aangekondigddat hij het Huis aan staanden Vrijdag zou verzoeken de beraadslaging over de wet betrekkelijk de kerkelijke titels te hervattennadat de Minister van Binnenl. Zaken de wij zigingen zou hebben doen kennen die het Kabinet in de voordragt noodza kelijk keurde. AIS VEK'i'ÈiN TIEN. Ik Ondergeteekende verklaar bij deze in het openbaar, dat al wat het door mij onlangs te 'sGravenhage bij A. KLOOTS COMP., uitgegeven ge schrift: tW^assrnaar in 18.50, voorgesteld uit een Kerkelijk oogpunt, voor de Heeren J. A. van BERGEN en T. J. van BERGEN, Burgemeester en Secretaris dier Gemeente, nadeeligs bevat, door mij wordt ingetrokken en herroepen; mij de mededeeling daarvan leed doet, en beiden in mijn oog de algemeene achting allezins verdienen. AVassenaar, 24 Februarij 1851. C. A. KLINKENBERG, Pred. Sous la Direction de Mr. A. CLARI. XoMndi, lO Mars 1851. I Biie Foscari, Grand Opera en 4 Actes, 6 Tableaux, Musirjue de Verdi. Mad. Clari chantera le róle de Lucretia ContariniMr. Macca- ferriJacopo Mr. Majeski le Doge. Le Bureau de location sera ouvert Samedi ct Lundi de 10 a 1 hcures.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 3