LEYDSCHE BIi\i\EiVLAiVDSCIIE BERIGTEN. .1851. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt Ml 4 ND AG 3 MAART vit Zaturdag Avond De Prijs der Courant is f 12 i« het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN1 Maart. Gisteren werd alhier de 54ste verjaardag van Z. K. H. Prins Frederik der I Nederlanden op de gebruikelijke wijze gevierd. De Regenten van het Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te I Delft, genaamd het St. Joris Gasthuis, zullen den 31sten Maart aanbesteden, I eene nagenoeg geheel nieuwe verbouwing en belangrijke vergrooting van dat I geslichtin de Stads Herbergwaar het hestek en de teekeningcn veertien dagen voor de aanbesteding gereed zullen liggen. In de Indiër leest men het volgende De Staats-Courant van den I jgden dezer bevat, onder hare Indische heriglen, eene opgave van de opbrengst I van eenige belastingen op Java over het pas verloopen jaar. Deze opgave I is, naar ons inzien, zoo ongunstig, dat wij ons verpligt gevoelen, daarop I dadelijk de algemeene aandacht te vestigen. Zij versterkt maar al te zeer I de beduchtheiddie wij reeds meermalen hebben geopenbaard dat namelijk I onze koloniale financiën spoedig met eenen verderfelijken achteruitgangzoo I niet met een bepaald deficit, worden bedreigd. De inkomende en uitgaande reglen op Java hebben, over de elf eerste I maanden van 1850 zuiver opgebragt ƒ5,641,975.06, zijnde 760,977.30 I méér dan in 1848 en 12,872.22 j minder dan in 1849, gedurende hetzelfde I tijdvak is verkregen. De verpachting van 's lands overige middelen op .Java I en Madura voor het jaar 1850 heeft opgebragt, als volgt: de opiumpacht I ƒ5,064.360, en andere middelen ƒ3,729.672. Deze opbrengst der middelen bedraagt dus voor 1851 in het geheel 778,992 minder dan voor 1850 was verkregen, zoodat het geheele hoofdstuk ver pachtingen ƒ791.864.22 is achteruitgegaan. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Aanmoediging van den Tuinbouw onder bescherming van Z. M. den Koningheeft haar jaarboek over 1850 uitgeven. Uit het daarin voorkomend verslag van den slaat dier maatschappij, sedert 1849, blijkt onder anderen, dat zij thans telt 803 le den waarvan 26 eereleden in Nederland en deszelfs Overzeesche Bezittingen; 20 buitenlandsche eereleden42 binnenlandsche en 40 buitenlandsche cor responderende leden; 386 binnenlandsche, 71 buitenlandsche en 218 contri buerende leden in Neêrlandsch Oost-Indië. Ingevolge besluit der algemeene vergadering van 13 Mei 1848, werden tentoonstellingen geopend te Haarlem en Rotterdam. Beide voldeden wederom aan de daarmede bedoelde oogmerken. Aan den invoer van gewassen werd in het vorige jaar een begin van uit voering gegeven door de medewerking van den Heer F. W. Hostmanter wijl reeds toen een gunstig gevolg werd verwacht van de toezeggingen van anderen. De Heeren Mr. II. C. Focke en A. List droegen in den loop van dit jaarbij tot de voortzetting van dit hoofdonderwerp der bemoeijingen der maatschappij. Eerstgenoemde zond eene verzameling palmen van Suriname, de laatstgenoemde zond uit Java eene verzameling van boomvarens in acht exemplaren van buitengewone grootte. Eene toezegging van dergelijke uit zending van Braziliaansche planten of van planten uit andere gewestenis aan de maatschappij gedaan door Dr. von Nortrnannzoodat de kleinere schaal, waarop tol dusverre aan den invoer gevolg is gegevenmeer veroorzaakt wordt door gebrek aan middelen ter bestrijding van onkosten, dan door het gemis van de daartoe noodwendige medewerking. De staal der geldmiddelen is gunstig: alles toont een' gelijkmatigen voor uitgang aan, en levert een goed vooruitzigt op voor den bloei der maat schappij. Voorts vindt men in dit jaarboek eene beschrijving, door Prof. de Vriese, van de Kan/er tenia de Vriese een nieuw geslacht uit de natuurlijke orde der primulaceaeop het eiland Java ontdekt door Dr. F. Junghuhn (met eene plaat). De Heer J. H. Molkenboer levert een opstel over Gladiolus sulpliureus de Graaft eene nieuwe verscheidenheiduit Gladiolus psitta- cinus verkregen, waarbij een fraai gekleurd afbeeldsel gevoegd is. Hierop volgen de naamlijsten der planten en voorwerpen, ingezonden voor de vierde en vijfde tentoonstelling der maatschappij in 1850 te Haarlem en te Rotterdam gehoudenbenevens het Programma der zesde tentoonstelling welke dit jaar van den 6den tot en met den 10den April te 's Hage zal ge houden worden; en ten slotte het programma voor de zevende tentoonstelling, te houden te Rotterdam van den 7den tot en met den lldcn Julij 1851. 's GRAVENHAGE28 Februarij. Vtveetïe E£amer tier State n-Generaal. Zitting van Vrijdag 28 Februarij. De Heer van Dam van Isselt, het woord erlangd hebbende tot het doen van eenige vragen aan den Minister van Koloniën, over de krijgsverrigtingen op Borneo, herinnert aan onze vestiging op Java en hoe groote daden onze voorvaderen daar met geringe middelen tot stand bragtcn, en zegt verder: Men heeft verscheidene Ministers steeds hooren verklaren, dat de bestaande zeemagt in Indië voldoende was. In 1848 nu zijn twee brikken, de Koerier en de Haainaar Solo heen gezonden om de rooversdie daar gevestigd zijn te tuchtigen; en wat was daarvan het gevolg? Ondanks den moed der be velhebbers, en van het scheepsvolk, is men onverrigter zake teruggekeerd, omdat het geschut niet voldoende was om de zeeroovers te tuchtigen. Er was behoefte aan zwaarder schepenaan fregattenen terwijl ieder Officier op de noodzakelijkheid eener sterke zeemagt aandringt, zijn bijv. twee fregatten, de Rijn en Argo, op de terugreis, terwijl het fregat Prins Hendrik bestemd is om den Gouverneur-Generaal naar het Vaderland terug te brengen en geene andere diensten moet bewijzen dan eerbetoon aan den Gouverneur-Generaal. Men zegtdat in Indië 20,000 man in gewone tijden tot de landmagt be hoort, waarvan 6 bataillons bestemd zijn om mobiel te worden verklaard en Java te verlaten om op de buitenbezittingen dienst te doen. Spr. gelooft dat die 20,000 zich bepalen tot 16,000 en dat zij bestaan voor twee derden uit inlanders en één derde uit Europeanen. Zoodanig eene krijgsmagt acht hij, onvoldoende. Als bij de derde Balischc expeditie de Vorst van Lombok niet ter onzer hulpc 4200 man had gezonden, wat ware dan van die expeditie geworden? En nu behandelt spr. nader het gebeurde op Sambas. Men begroot het ge tal der Chinezen aldaar op 20,000, en van onze zijde trokken 1800 man schappen op, waarvan 1200 inlanders, met 2 houwitsers, 2 mortieren en 2 draaibassen. Onze troepen hebben heldhaftig gestreden; maar zijn terugge trokken. Verder doet hij de volgende vragen 1°. Is onze zeemagt voldoende om de eer onzer vlag in onze O.-I. bezit tingen te kunnen handhaven? 2°. Is de landmagt, voldoende? 3°. Mag of kan die staat van zaken voortduren? Kan men steeds afhan kelijk zijn van de inzigten van den Minister van Marine of Koloniën, om telkens het stelsel van verdediging in Indië te veranderen Wij hebben liet in ons Vaderland nuttig geoordeeld een comité van defensie op te rigtenwaarmede de Minister van Oorlog gaarne in overleg treedt, om I middelen te beramen tot het aannemen van een vast verdedigings-stelsel. Ik I vraag nu, of het niet meer dan tijd is, dat er een comité van defensie voor I Oost-Indië bestaatzamengesteld uit bekwame Zee-Officieren en Officieren der I landmagt, die het best in staat zouden zijn om naar vaste regelen te bepa- I len wat gevorderd wordt tot bescherming der Nederlandsche vlag, en welke I de getalsterkte moet zijn der land- en zeemagt, die ter beschikking moet I staan van den Landvoogd. Spr. gelooft, dat zoodanige bepaling eene hoogst nuttige zijde zou hebben. I Hij gelooftdatals wij voor het Vaderland noodig hebben de voorlichting I van zoodanig comitédit vooral in Oost-Indië noodig iswaar men niet alle I oogenblikken kan voorzien wat er gebeurt, en waar men niet dadelijk een I beroep op de vaderlandsliefde kan doen. 4°. Eene vierde vraag is deze: Indien de spreker wel onderrigt is, wordt I ingeval van oorlog of opstand, door den Gouverneur-Generaal de Raad van I Indië geraadpleegd en wordt daar beslist, hoeveel van de zeemagt en van de landmagt zal worden beschikbaar gesteld. Aan deze beraadslaging zijn de II Bevelhebbers der zee- en landmagt vreemd, en men heeft alzoo het zonderling I verschijnsel, dat de Raden van Indië, ofschoon uit verlichte mannen be- j1 staandedie uitmunten door administratieve kennisbeslissen over eene zaak I waarvan zij eigenlijk geen kennis hebben, en die alleen door Officieren kan worden beslist. Als dit nu waar is, dan vraagt spr. of het niet eene hoogst nuttige bepaling zou zijn, dat bij zoodanige gelegenheid de Bevelhebbers der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 1