jaar rekende, hetgeen in 1852 tot bijna 1200 zou zijn aangegroeid, hoewel alles in bet werk gesteld was om de uitgaven te verminderen. De Konin gin had onderandcren voor dit jaar van bare civile lijst afgezien. -- In 1850 waren slechts 39,028 vaten wijn verzonden; in den handel was het lusteloos. ITALIË, De laatste beriglen uit Rome geven hunne bevreemding te kennen over de handelwijze der Fransche troepen, die den Engelenburg in staat van verdedi ging brengen en de gevangenenwelke zich tot dus ver in die vesting bevon den naar elders hebben overgebragt. Men heeft in allerijl in die vesting ka- sernen ingerigt voor eene bezetting van 1500 man, de buitenwallen der citadelvooral die aan de zijde van Monte-Mariohersteldversterkt en een ontzaggelijken voorraad buskruid aldaar opgehoopt; hehalve de beide kruid- magazijnen van het fort zijn drie groote zalen in het Mausoleum van Hadria- nus, de burgtkapel en de schatkamer van Sixtus V, waarin deze weleer zijne millioenen bewaarde, tot aan de zoldering met kruid opgevuld. De Fransche bezetting in de Kerkelijke Staat is slechts zeer onbeduidend, (ongeveer 10,000 manwaarvan de helft te Rome ligt)zoodat men meent dat die ontzagge lijke voorraad kruid slechts voor een nieuw bezettingsleger kar; dienen. SAKIEI. DRESDEN, 14 Januarij. Van wege onze Regering is bij de conferentie alhier ingediend eene breed voerige memorie om het wenschelijke aan te toonen, dat de conferentie zich bijzonder bezig houde met de bevordering der materiele belangen, en vooral met de regeling der quaestien betreffende den handel en de tollen, als het krachtigste middel, om aan de sinds lang zich openbarende zucht naar meer dere eenheid van Duitschland te voldoen, en de rust op duurzame grondsla gen te vestigen. Aan liet slot der memorie wordt een en ander zamengevat in de volgende voorstellen: «De conferentie moge besluiten artikel 19 der Bonds-acte en art. 64 der Wcener slol-acte te vervangen door bepalingen van meer bestemden aard, en van den volgenden inhoud: De gezamenlijke Duitsche regeringen verbinden zich om de definitive volledige vereeniging van alle Duitsche Staten in een tol- en handelsgebied, met gelijke wetgeving wat handel en tollen betreft, met gelijksoortige inrig- tingen en met geheel vrij binnenlandsch verkeer, langs den weg van uitbrei ding en wederkeerige toenadering van de reeds tot dat einde bestaande ver eeniging, tot een doel van hare onvermoeide pogingen te maken. >3Tot dat einde zullen zoodra mogelijk gevolmagtigden bijeenkomen, om op de wijze, bij de tegenwoordige conferentien te regelen, bepalingen te be ramen en vast te stellen «Omtrent meerdere overeenstemming tusschen de tarieven. «Omtrent eene zooveel mogelijk gelijksoortige inrigting van het tolwezen. «Omtrent het wederkeerig leveren van bouwstoffen en grondslagen voor later te sluiten tractaten van vereeniging. «Omtrent de grootst mogelijke verligting van den doorvoerhandel. «Omtrent het verkeer op de rivieren. «Omtrent de algeheele vrijheid van het verkeer met ruwe producten en de artikelen, die volgens al de tariven vrij van regten zijn. «Omtrent de wederkeerige begunstiging van het verkeer met voortbreng selen der nijverheid; voor zooverre de tegenwoordige toestand der producten zulks veroorlooft. «Eindelijk omtrent de vorming eener gemeenschappelijke Permanente com missie ter beraadslaging over maatregelen tot wegruiming van alle bestaande cf later opkomende hinderpalen voor eene volkomen vereeniging, en ter voor bereiding der invoering van eenlteid in de wetgeving betreffende de algemeene belangen van handel, verkeer en nijverheid, zoo als handelswetten, munten, maten en gewigten, octrooijen enz." De bedoelde memorie is in de derde sectie der conferentie (belast met het onderzoek der quaestien betrekkelijk de materiele belangen) het onderwerp van belangrijke beraadslagingen geweest, die tot het besluit geleid hebben, dat al de Duitsche regeringen zouden worden uitgenoodigd om gevolmagtig den, speciaal tot behandeling der in de memorie aangestipte punten, ten spoedigste naar Dresden te zenden en inmiddels de werkzaamheden van ge noemde sectie tot den 22stcn dezer te schorsen. Men is overeengekomenaan het nieuwe centraal bestuur een leger ter beschikking te voegen van 135,000 man. Oostenrijk en Pruissen zouden daartoe ieder bijbrengen 30,000Beijeren 15,000WurtembergSaksen en Hannover elk 10,000 en de overige Staten overeenkomstig het gezag dat zij in den nieuwen Bond zullen uitoefenen. OOSTENRIJK. WEENEN, 13 Januarij. Heden heeft de directie van de Bank eene zitting gehouden. De Bank doetten voordeele van den staatafstand van 900,000 gulden rente van staats-papieren. Hoogst waarschijnlijk zullen de oude Directeuren van de Bank herkozen worden. Het dividend bedraagt 35 gulden. Als reserve-fonds zijn 2,136,000 gulden aangewezen. Uit de Kroonlanden zijn de school-raden naar Weenen geroepen, om eene conferentie over de reorganisatie van het schoolwezen bij te wonen. De scholen op het platte land zijn in eenen hoogst beklagenswaardigen toestand. Daar de geestelijken alles naar het oude willen terugvoeren, vreest men, dat het schoolwezen niet gemakkelijk in een goeden staat zal kunnen gebragt worden. De R. K. geestelijken zijn tegen de burgerlijke huwelijken en hebben daaromtrent eene prijsvraag uitgeschreven. Er zijn 16 stukken ingekomen, die aan eene commissie ter beoordeeling zijn gegeven. Deze heeft den prijs toegekend aan het stukmet het motto ingekomenEen Christelijke staat kan geen burgerlijk huwelijk dulden. De schrijver daarvan is D1'. A. Kerschbaumcr. In weerwil van de opheffing der grenslinie tusschen Rusland en Po lenzal de tabaks-monopolie in laatstgenoemd rijk gehandhaafd worden. K WE BEN. Er zullen hier te lande eindelijk ook spoorwegen tot stand komen. Er heeft zich eene Maatschappij gevormd, welke van de Gemeenteraad te Chris- tiania verkregen heeftdat zij in de ondernemingdie op 2,100,000 specie daalders begroot wordt, voor 100,000 deel zou nemen. Er ontbreken aan het kapitaal nu nog bijna 700,000 daalders, welke waarschijnlijk uit de Staatskas zouden verstrekt worden. BENE MARKEN. De voorposten hebben den terugtogt ondernomen. De Minister van Finan- tiënSponnekis met eene gewigtige zending naar Dresden vertrokken. OOST-IADIE. BATAVIA27 November. Op den 23sten October trachtten vijftien groote roovers-vaartuigen op het eiland Bawean te landen. Drie dagen lang gelukte het der bevolking, aangevoerd door den Assistent-Resident en den Regent, die landing te belet ten; maar in den vroegen morgen van den 26stcn, zetteden de roovers voet aan wal, dreven zij de bevolking op de vlugt, en plunderen zeven kam pongs, vele inwoners wegvoerende of ombrengende. Intusschen had de Assistent-Resident van Soerabaije, eerst op den dag van de landingberigt herwaarts gezondenvan waar op den 29stcn vertrokken de schoenerbrikken Banda en de Huzaar, en twee kruisboolen met 35 flan- keurs, gesleept door de particulieren stoomboot Langen Lemongan. In den morgen van den 31stcn de reede van Sangapoera bereikende, vernam men, dat de roovers juist dien nacht waren afgetrokken: hoezeer de vaartuigen het eiland omzeilden en omstoomden, werden geene roovers-vaartuigen meer aan getroffen. Van Batavia, waar men deze tijding laat op den 31sten October ontving, had de Vice-Admiraalbevelhebber van 's lands zeemagt, des anderen daags het stoomschip Ilekla doen vertrekken naar Bawean, met een detachement mariniers en gewapende matrozen, met last, om de Karimon-eilanden aan tc doen; op Bawean trof dit vaartuig de zeeroovers niet meer aan: doch, noch daar noch op de Karimon- en Boomjes-eilanden en de Karang-Sidoelan wer den sporen van zeeroovers gevonden. Een gevangen genomen zwaar gewonde roover, heeft voor zijnen dood ver klaard, dat zijlieden te huis behoorden op het eiland Magindanno. Uit de verklaringen van personen, die hij deze gelegenheid uit handen der roovers zijn ontvlugt, blijkt dat deze roovers zich pleegden op te houden op het eiland Katatoea, en voor eenigen tijd vernemende, dat stoomschepen tegen dit eiland in aantogt waren, de wijk hadden genomen naar de kusten van het eiland Floris, waar zij zich tusschen de eilanden en reven aan de kust hadden schuil gehouden. Kort na de terugkomst van het stoomschip Hekla, is het andermaal van daar vertrokken met het stoomschip Bromomet lastom de verschillende eilandjes in de Java-zee en op de zuid-oostkust van Borneo, zoo als Solombo en Poeloh-Laut, naauwkeurig te onderzoeken. De kruistogt van de Bromo zal zich uitstrekken tot Makasser, van waar de Hekla, kruisende van af Poeloh-Laut, naar Soerabaija zal terugkeeren. Het detachement militairen zal vooreerst op Bawean verblijven, tot versterking van de bezetting prad- joerits aldaar. Betreffende den aanval van zeeroovers op het gemelde eiland (zie hierbo ven), zijn van den Adsistent Resident klagten ontvangen over de eigenzin nigheid en lafhartigheid der bevolking; die, hoewel goed gewapend, hem, bij de landing der roovers verlieten, zoodat hij met de pradjoerits en het geschut ter naauwernood de hoofdplaats Sankapoera weder kon bereiken. Alleen aan deze oorzaken wordt toegeschreven, dat eene bevolking, in vol doenden staat van tegenweer en uit eenigc duizenden zielen bestaande, den aanval van een 200-tal roovers niet heeft kunnen afslaan. Op gemeld eiland zijn steenkolen ontdekt, waaromtrent alsnu een on derzoek is opgedragen aan den Ingenieur voor de mijnen C. de Groot. De werkzaamheden aan de steenkolen-mijnen te Pengaron (Banjermas- sin) werden voortdurend met kracht doorgezet. De productie gedurende de maand September 1850 heeft bedragen 172) ton. De afvoer der kolen werd zeer bemoeijelijkt door den buitengewoon lagen stand van het water in de rivier, door de aanhoudende droogte. Van de schuldigen aan den jongsten opstand in het Bantamsche zijn 146 personen, voor meerderen of minderen tijd, naar verschillende bezittin gen buiten Java verwijderd. Onder deze bevindt zich de gewezen Pateh van het Noorder Regentschap, Radbin Djaija Kerta, die voor den hoofd-aanlegger wordt gehouden. Van de te dezer zake gedetineerden zijn 172 personen op vrije voeten gesteld. Ook ik de wateren van Banlca hebben zich op nieuw zeeroovers vertoond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 2