Het sdiijnt, dat vele onderwijzers of de rigting miskennen, die de taal studie van den aanvang af nemen moetof door de gebrekkige inrigting der scholen, waaraan zij werkzaam zijn, verhinderd worden aan bun onderwijs die grondigheid te gevenwelke zij zeiven zouden verlangen. Hieraan alleen toch kan hij toeschrijven de groote oppervlakkigheid en onzekerheid in ken nis door de meestcn aan den dag gelegd. Hieromtrent heeft de commissie gezamenlijk hare zienswijze in het al gemeen medegedeeld, maar tevens aan elk lid de vrijheid gelaten, om zijne beschouwingen over het studievak, waarin hij geëxamineerd heeft, afzonder lijk uiteen te zetten, betgeen de Heer Hermans gedaan heeft. "ij levert daarin ccn overzigt van dc studie van het Latijn, aan de voor malige Latijnschc scholen, wier verdiensten hij te dien aanzien in het licht stelt, beklaagt zich over de achterstelling dier studie in onze dagen, wijst er hot veelzijdig nut van aanen zegt ten slotte dat hij niet van alle ge- ëxamineerden zou durven verzekeren of de door hen gedane eisclien in het Latijn voor satis voldoende zijn om met vrucht de Latijnsche lessen der llooglecraren bij te wonen, excerpta te maken of te responderen, ja of zij bekwaam zijn, om de dictata zonder fouten op te schrijven. »Men behoort, zegt dc Heer Hermans, dus meer Latijn te kennen, of de Professoren zullen voorlaan hunne collegien in de landtaal moeten geven, zoo als in Duitschland en elders geschiedt: iets, dat ik niet zou durven aan raden in een land, dat tot dusver door de geheele beschaafde wereld de ver diende reputatie bezit van de degelijkstc Latinisten en Philologen te hebben opgeleverd; ja onzen letterroem buiten 'slands hebben wij alleen aan Latijn schc schrijvers en dichters te danken, daar onze taal elders schaarsch bekend is. Willen viij dus onzen verkregen roem handhaven, dan behooren wij te trachten, de Latijnsche taal en Letterkunde weder tot de vorige hoogte op te voeren." Het Koninklijk besluit van den 23sten Mei 1845, waarbij het zoogenoemde staats-examen der toekomstige studenten ingesteld werd, legt aan de Com missie, met dat examen belast, de verpligting op, om ook «bepaaldelijk te letten op de kennis der Ncderduitschc taal en op den Nedcrduitschen schrijf stijl." In de verslagen van bijna alle vroegere Commission, worden klagten aangeheven over de verregaande verwaarloozing der moedertaal door jongelie den, die ecne wetenschappelijke opleiding genoten hadden, en tot de be schaafdste klassen behoorden. Het jongst gehouden examen heeft meer ge- wensclite uitkomsten opgeleverd; niet dat het volkomen beantwoord heeft aan hetgeen men van beschaafde jongelingenmet betrekking tot dc kennis der moedertaal, met billijkheid zou mogen verwachten; maar alleen, dat er bijna geene voorbeelden zijn voorgekomen van die volslagen onbekendheid met de gronden der Nederd. taal en schrijfstijlals het vorig examen in me nigte opleverde; en dat daarentegen zeer velen der geëxamincerdcn overtui gende bewijzen gaven, dat zij de beoefening van beiden voortdurend hadden ter harte genomen. Het examen bepaalde zich in de eerste plaats tot een schriftelijk opstel. Uit drie of vier onderwerpenmeest van historischen aardwerd de keuze aan den geëxamineerde zeiven overgelaten. Vervolgens werd, naar aanleiding daarvanover de gronden der taal en de eigenaardigheden van den stijl ge sproken soms ook een gedeelte daarvan taal- of rekenkunstig ontleed. Daarna werden bun eenige vragen gedaan over de geschiedenis der Nederduitsclic letterkunde. Het is misschien niet overbodig hierbij te voegendat in den regel de eischcn met betrekking tot dit vak echter niet hoog waren en de vragen bepaalden zich meestal tot het bloeijendste tijdperk onzer letterkunde, tot de groote modellen der zeventiende eeuwen tot eenige letterkundigen van den tegenwoordigen tijd. Intusschen getuigt de verslaggever, de Heer Engelen dat velen met de geschiedenis der vaderlandsche letterkunde vrij wel bekend waren, en dat enkelen daarin zoodanige vorderingen gemaakt badden als hun zelfs na het voltooijen hunner academische studiën en in incer gevorderden leeftijd, tot eer zouden kunnen verstrekken. Bij het examen in de Nederduitsclic taal is ook bijzonder gelet op de uitspraakten welken einde men gewoonlijk eenige regels uit een proza schrijver of dichter liet voorlezen; jongelieden toch, van welke velen bestemd zijn om in later leeftijd in liet openbaar te sprekenkunnen niet te vroeg opmerkzaam gemaakt worden op de noodzakelijkheid om zich de gronden ccner goede uitspraakleer eigen te maken. De ortlioëpiekvroeger al te zeer verwaarloosd bij het onderwijs in de moedertaalis dan ook in de laatste tijden met meer zorg beoefend, en onderscheidene werken bevatten daarom trent opmerkingen en voorschriftenwier getrouwe behartigingook reeds op de lagere en zoogenaamde middelbare scholen, men niet genoeg kan aan bevelen. De levende taal, gelijk zij uit den mond der natie, vooral van het meer beschaafde deel der natiegehoord wordten die bovenal de opmerkzaam heid van den taalbeoefenaar verdientzal daardoor ongetwijfeld in zoetvloei- jendheid winnen, en, ook door den vreemdeling, meer op hare innerlijke waarde geschat woorden. De meer gunstige uitkomstenwelke het jongste examen hebben opgele verd met betrekking tot de Nederduitsche taal en letteren, zijn blijkbaar uit de Lij dit verslag gevoegde tabellen. Men zal daaruit ontwaren, dat de betrekkelijke graad van bekwaamheid bij niet minder dan 8 gec'xainineerden uitgedrukt staat met egregiebij 42 met benebij 136 met satis; bij 95 met tenuiteren dat slechts 15 geëxamineerden met male gekenmerkt staan en 1 met minime. Onder de beide laatste rubrieken kwamen jonge lieden voor, die Luiten 'sLands geboren waren of althans hunne opleiding genoten hadden. Vervolg en slot hierna.) 's GRAVENIIAGE1 Januarij. fej besluit van den 31st«' December jl.heeft Zijne Majesteit benoemd tot Burgemeester der Stad Delft, in plaats van Mr. II. J. C. Metelcrkamp vroeger eervol ontslagen, C. Maas Geesteranus. II. M. de Koningin-Moeder heeft gisteren ten half twee ure in een bijzonder gehoor ontvangen Z. Exc. den Minister van Frankrijkdie de eer heeft gehadaan II. M. voor te stellen de Hecren de St. MartinArmand cn de Villatrece, Attaché van legatie, alsmede den Heer Alvaceda, voormalig prefect onder de Monarchie. II. M. heeft zicli gedurende geruimen tijd met den Minister onderhouden en heeft de Haar voorgestelde Ilceren met de meeste welwillendheid ontvangen. Ten 2| ure heeft H. M. ontvangen de Baron Doblhoff, Minister van Oos tenrijk bij het Nederlandsehe Hof. 11. M. heeft zich gedurende geruimen tijd met dien geachten diplomaat onderhouden. Door tusschenkomst van den Heer G. C. Spengler te Amsterdam, is bij het Depart, van Binnenl. Zaken ontvangen ƒ1,320, zijnde de opbrengst ecner collecte in de residentie Bezoekie op Javaten behoeve der slagtoffere van den jongsten watersnood. Zondag morgen zal bij de Waalsch-Hervormde gemeente alhierde be vestiging plaats hebben van den nieuw beroepen Predikantden Wcl-Ecrw. Heer Ds. P. Boucherdie des avonds ten zes ure zijne intreêpredikatie zal houden. Die bevestiging zal geschieden door den Wel-Eerw. Heer Ds. Sccretan. In deze residentie is uit Luxemburg aangekomen en in het hotel Fuhri afgestapt de Baron IVill mar. Men zal zich herinnerendat eenigen tijd geleden een der wachters aan de Houtpoort te Haarlem afgezet werd, omdat hij den Franschen Minister had beleedigd. Thans verneemt men, dat Z. Exc. de Minister van Frank rijk vernomen hebbendedat het gezin van dien man zich in ongelukkige omstandigheden bevindt, zich beijverd heeft aan de autoriteiten te verzoeken den portier in zijne betrekking te herstellen, daar de Minister niet gaarne wenschte dat het gezinten gevolge van den misslag des vadersin het on geluk zou worden gestort. Uit het Weekblad van liet Regt blijktdat de Hooge Raadkamer van strafzaken, bij arrest van 31 December jl. heeft beslist, dat door den regtcr te regt is verstaan dat het verkoopen van vuurwerkenzonder dat dit in het patent is uitgedruktniet strafbaar is volgens de wet van 26 Januarij 1815dat dit immers niet in art. 21 in duidelijke en bepaalde woorden is omschreven. Gisteren middag ten drie ure vernam men, dat in de Drie Hoekjes, in het huis tusschen cenen broodbakker en eenen koekbakker in een der op straat uitzigt gevende kamers op de bovenste verdieping brand was ontstaan. Binnen den kortst mogelijken tijd werd er hulp aangebragt door de voorbij- komendenen werd die brand spoedig gebluscht. Men vermoedtdat het vuur is ontstaan door een vuurmand, waarop watten werden gewarmd. Thans is alhier in het licht verschenen de zes en twintigste jaargang van den Nederlandschen Residentie- en 's Gravenhaagschen Stads-Alma- nak voor 1851. In dat jaarboek zijn opgenomen de opgaven nopens Vor stelijke Huizen in Nederland en in Europa, de Staats-ambtenaren en Hooge Collegiën departementen van algemeen bestuurde GezantenConsuls en Agenten van en in Nederlandgewestelijke en plaatselijke besturen des Rijks (waarbij ecne lijst voorkomt van de leden van al de nieuwe Staten der pro vinciën) het regtswezen in Nederland en Nederl. Indiëvoorts de Notarissen in het Rijkburgerlijke en militaire besturen in Indiëenz. Inzonderheid vestigt men de aandacht op de rubrieken brieven poster ijmiddelen van ver voer enz. Dit handboek wordt verrijkt door zeer belangrijke statistieke opgaven be trekkelijk Nederland en zijne Overzeesche bezittingen. Die opgaven hebben betrekking tot de bevolking, bet onderwijs, het armwezen, landverhuizing, geregtelijke statistiekden handelden landbouwde scheepvaart's Rijks geldmiddelenenz. AMSTERDAM, 1 Januarij. In 1850 zijn hier uit zee aangekomen 1,939 schepen voorleden jaar 1,925. In 1850 zijn in de Maas en Goeree, behalve de vischhoekersjagers enz., binnengekomen 2,453 schepen, 36 meer dan in 1849, cn uitgezeld 2,538, 1 minder dan in 1849. Van Maassluis zijn naar zee gezeild, 103 koopvaardijschepen en binnengekomen 22. Te Dordrecht ingeklaard 204 schepen. 1ÏUITENLANDSCIIE BERIGTEiV. FRANKRIJK. PARIJS, 31 December. Dc Wetgevende Kamer heeft het tractaat van koophandel en zeevaart met Sardinië goedgekeurd. Hoewel het thans hier te land rustig is, staat men echter gedurig bloot dat een of ander op zich zelf weinig beteekenend voorval, aanleiding geeft tot onrustige bewegingen en ongedachte uitkomsten. Zoo heeft de gij- seling te Clichyvan den afgevaardigde Manguin voor eene schuld van 1000 fr. gisteren vrij wat opschudding in de vergadering te weeg gebragt. Manguin had zich beroepen op de onschendbaarheid van een Afgevaardigde; doch de voorzitter der regtbank had die onschendbaarheid alleen in lijfstraf felijke zaken erkend. De Minister Rouber trachtte er zich af te maliën als

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1851 | | pagina 2