BUITENLANDSCHE BERIGTEN. aannemen wat mén als uitkomst van liet dus genoemde conventioneel staats- regt lieeft opgegeven, dat er bier niet is eene Regering die regeert, maar die wordt geregeerd. Tegen dat denkbeeld komt hij met allen ernst op. Al léén overtuiging wat regt en goed is is regel en rigtsnoer voor de handelin gen der Regering. Nu beeft de Heer van Ilall bet denkbeeld geopperd dat het niet kwaad zou zijn, wanneer de Minister van Binl. Zaken de verklaring herbaalde, afgelegd door den Heer van Zuylcn aan het slot zijner rede. Als de Minister zieli wel herinnert, heeft die geachte spreker toen gezegd: »dat de Ministeriële partij niet wilde volk-souvereiniteit, noch democratie, noch algemeen stemregt, maar de constitutionele monarchie in vollen omvang, niets meer en niets minder." Nu zeide de Heer v. Hall, dat als de Minister van Binnenl. Zaken die verklaring wilde afleggen, hij hem dan ivelligt eerlang zijn vertrouwen zou kunnen schenken. Die spreker wil derhalve zijn vertrouwen verkoopen voor eene phrase. Mag de Minister dien koop slui ten De vraag komt eigenlijk hierop nederdat men den Minister vraagt meent gij het wel eerlijk met de Grondwet? Welnu is daarop nog antwoord noodig? komt die vraag hier te pas? Een ander redenaar (v. Goltstein) heeft den Minister niets beloofd voor eene andere af te leggen verklaring, maar hij wilde eene geloofsbelijdenis ten aanzien der uitvoering van de Grondwet. Die spreker heeft zich niet beroe pen op eene valsche uitlegging van des Ministers woorden, maar gezegd: de Minister van Binnenl. Zaken heeft geen deel genomen aan de herziening der Grondwet; hij was wel lid der Staatscommissie, maar het primitief voorstel heeft verandering ondergaan. De Minister antwoordt tweeërlei: hij meent vooreerst dat zijne betrekking tot en gehechtheid aan de herziening der Grwt. ouder en inniger is dan die van den spr. Toen de Commissie van 1848 bij een kwam, werd tot grondslag genomen het voorstel van 1845, dat hier en daar werd veranderd, hier en daar verbeterd en soms zijns inziens niet ver beterd werd. Daarna heeft de herziening plaats gehad en nu legge men daarnaast do arbeid der Commissie en men zal zich kunnen overtuigen van de overeen stemming daarvan met den zin van het voorstel van 45en van het verslag der Commissie van 48. Z. Exc. ontwikkelt dit nader in betrekking tot het door den lieer van Goltstein aangehaalde voorbeeldontleend aan art. 23 der Grwt. en meent nog dit te moeten zeggendat de twijfel of een Minister de man zal zijn om de Grondwet getrouw na te levente ver gaaten meer is dan een vertegenwoordiger is geoorloofd, en in 't algemeen merkt hij op, dat de verdenking, het voedsel geven aan het denkbeeld dat een Mi nister zou gaan buiten de Grondwet, meer bevat dan parlementair geoor loofd ismeer isdan men hier mag hooren. De Heer Baud heeft aan 't einde zijner rede nog gezegddat als het Mi nisterie gehandhaafd bleef, dit zou te danken zijn aan de inconsequentie van deszelfs vrienden en aan de grootmoedigheid zijner bestrijders. De Minister neemt dat niet aannoch voor dit Ministerienoch ook in den zin van hen vcor wie die spreker het woord scheen te voerenwant de Minister vraagt of men ten aanzien van een Ministerie grootmoedigheid kan betoonen ten koste van het publiek belang Niemand dus zal inconsequentie of groot moedigheid betoonenmaar door zijn votum te kennen gevendat het pu bliek belang vordert dat het Ministerie aanblijve. Zoodat de uitkomst zal zijn van deze discussie, de erkenning dat dit Ministerie noodig is in het pu- j bliek belanghet Ministerie heeft geene andere getuigenis te begeeren. Het j zal dan ook, naar overtuiging op zijnen hoogen post blijven, zoo lang dat j verlangd worde ten beste van het land en zoo lang het zal kunnen uitwer ken wat naar deszelfs overtuigingregt en goed is. De Minister zal het naauwelijks behoeven te zeggendat de voorstellen van sommigen om in plaats de begrooting aan te nemeneene credietwet toe te staaneene voorwaarde isvooral ook in onzen stand van wetgeving die zich peen Minister kan laten welgevallen, en bet is deze overtuiging die ten regel zal strekkenindien men de middelen die noodig zijnzou weige ren. Die overtuiging zal regel blijven ook voor des Ministers gedraghij zal daarvan niet afwijken. De Heer van Goltstein rectifieert nog eenigc gezegden van den Minister en de Heer Groen v. Prinsterer heeft in eene uitgebreide rede de hoofdstellingen van de Ministers beantwoord, zoowel wat betreft de uitvoering van bet 5dc add. artikel, als den aard der gedane beloften, bij die gelegenheid het stand punt zijner partij in en buiten de Kamer nader uiteengezethaar verdedigd tegen zijns inziens ongegronde aanvallen en hardeonbillijke verwijten. De wensch zijner partij is instandhouding der Grondwet en wijze maatregelen van het Gouvernement. De algemeene beraadslagingen worden daarna geslotenen die over Hoofd stuk I geopend tegen morgen ochtend ten 10 ure. Zitting van Vrijdag 13 December In deze zitting is het Iste Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1851 met algemeene stemmen aangenomen. Daarna is de Vergadering overgegaan tot de beraadslaging over bet II'le Hoofdstukwelke beraadslaging morgen och tend ten tien ure zal worden voortgezet. In den loop dezer zitting zijn zamengesteld de Afdeelingen voor December en Januarij. Gekozen de Heercn Voorzitters. Onder-Voorzitters. Comm. Verzoekschriften. De Man. Luybcn. Van Akerlaken. Dullert. Lotsy. Stolte. Van Goltstein. Borecl. Mackay. Wichers. Gevers. l'pey. Slocl. Baud. Provó Kluit. Ten 5 ure is de zitting opgeheven, morgen ochtend voortzetting der be raadslagingen over de begrooting. Zitting van Zaturdag 14 December. In deze zitting is het tweede Hoofdstuk der begrootine- Hooee Collesiën (J O O O en Kabinet des Koningsaangenomen met 55 tegen 7 stemmen. Tegen de Hoeren Dommer, Taets, Akerlaken, van Doorn, Hoffmann, Mackay en van Lynden. Aan de orde is Hoofdstuk III Departvan BuitenlZaken)en wel allereerst de algemeene beschouwingen. De Ileeren Dirks, van Iloëvell en van Hall voeren daarover het woord. De eerste spreekt over de voordeelen der aansluiting aan de Duitsche spoor wegen de tweede over den invloed die de opening van China voor onze han del kan hebbende derde doet eenige vragen omtrent den vrijen handelen wenscht deswege eenige inlichtingen te ontvangen. Bij de afzending van dit bcrigt duurt de zitting nog voort. Eerste E£«tmer eSer Stuten'TS-emeravii. Zitting van Donderdag 12 December. In deze zitting is ingekomen eene missive van den Griffier der Kamer, van den volgenden inhoud Aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Van de herstelling des lands (Nov. 1813) in openbare betrekking, en, vier jaren later, tot Griffier gekozen door de Tweede Kamer der Staten- Generaal verkreeg ik van haarten einde van een vierde eener eeuwmijn eervol ontslagtot dezelfde bediening toen door de Eerste Kamer eenparig' geroepenen daarin sints bij dezelve werkzaam. Thansals Griffiervan lieverlede gekomen aan het eind van het derde deel eener eeuw (18171850), en gedachtig aan des ouden Dichters wijzen raad Solve senescentem mature sanus eqttum etc. (1), acht ik hetbij ernstig nadenkenin de gegeven omstandigheden pligt om aan deze Kamerdankbaar voor zoo lang betoonde welwillendheid en nog hopende in tijds met cere af te tredenmijn verzoek om (pcnsioenloos) ontslag bescheiden aan te bieden. November 1850. J. l. w. de GEER van JUTFAAS. Dit verzoek wordt in handen gesteld eener Commissie. Voorts is men overgegaan tot de zamenstelling der afdeelingen en het benoemen der Voorzitters en Tweede Voorzitters. Daarna is de zitting opgeheven. Een stem vernam ik menigmaal Die fluisterde in mijn oor deez' taal Wordt wijs, span d'ouden klepper af, Dat hij niet struikele in den draf, Maar ruime't loopperk uitgetreên y De baan voor vluggeren ter been." Horatids {vrij gevolgd). AMSTERDAM, 12 December. De Commissie ter beoordeeling van de ingekomen antwoorden op de door den uitgever der Kunstieronijk uitgeschreven prijsvragen, zijnde een oorspron kelijk blijspelen een oorspronkelijk drama of een treurspelbeide in proza of poëzijen welke Commissie bestond uit de Heeren H. Tollens Cz.Mr. J. van 's Gravenweert en Mr. J. van Lennepheeft thans den uitslag van haar onderzoek der 17 ingekomen stukken openbaar gemaakt. Zij heeft geen der stukken kunnen l>ekroonen, maar meent, dat: de Kraankindersdrama; liet FatsoenblijspelDoctor Péricrane en zijne Familietooneelspelen Vaders Kindblijspel, loffelijke vermelding verdienen, en met eenige ver anderingen en bekortingen ten tooneele gevoerdveelligt met goeden uitslag zouden kunnen worden vertoond. GOUDA, 12 December. De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft eene commissie benoemd, tot het opstellen van een adres aan de Hooge Regering, waarbij nader zal worden aangedrongen op den spoedigen aanleg van den zijtak van den Rijn-Spoorweg, ter verbinding tusschen Utrecht en Rotterdam, over Gouda. ENGELAND, LONDEN, 11 December. De Times bevat een brief van den Hertog van Norfolkhoofd van den Engelschen Katholieken adel, welke verklaart volkomen in te stemmen met den brief van den Katholieken Lord Beaumont, die daarin de jongste maatregelen van den Pausstrijdig met de Engelsche constitutie noemde en betoogde dat geen Engelsch Katholiek zich daaraan moest onderwerpen. De Bisschop van Londen heeft eene Commissie benoemd, om de mid delen te beramen, ten einde degenen, die de Tentoonstelling zullen bezoe ken, in de gelegenheid te stellen, hunne godsdiens tpligten gemakkelijk te kunnen waarnemen. Die commissie heeft reeds haar verslag uitgebragt, en onder anderen voorgesteld, dat er ter beschikking der kerkeraden een groot aantal bijbels en gebeden boeken zouden gesteld wordende geestelijken meer dere godsdienstoefeningen houden, godsdienstige leesmuseums geopend worden, hulpgebouwen tot uitoefening van de openbare godsdienst ingerigt, en bij groote aanplakbilletten dit een en ander ter kennis der vreemdelingen zou gebragt worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2