sparenhier te lande voor (1e Regering- gesloten is. Het eenige wat nog ten deze tot vermindering van uitgaven kan leiden, is cene andere inrigting van de regterlijke magtwaartoe eene voordragt weldra zal worden ingediend. Daarmede echter is de rij der grootere vereenvoudigingen van de staats dienst hier te lande gesloten. Er blijft dan niets meer over dan eene ach tereenvolgende inkrimping van de onderdeelen der administratie. De Rege ring is daarmede onafgebroken bezig. Uit den aard der zaak vloeit echter voort dat men langs dien weg slechts na verloop van tijd het gowenschte doel kan hereiken. De wachtgelden en pensioenenwelke menzoo men aan de eischen van billijkheid en regt niet te kort wil doen, aan uitvallende ambtenaren moet toekennenverhinderen natuurlijk reeds dat het eindcijfer der bcgrootingen zoo spoedig als men wel zou wenschentot een lager peil afdale. Even als de bestaande inrigtingen door lang verloop van tijd gchragt zijn op den voet waarop zij zich, niettegenstaande veelvuldige inkrimpingen, nog bevindencvenzoo wordt er langer tijd vereischteer men ze alle tot het volstrekt benoodigde kan terugbrengen. En wat langs dien weg bezuinigd kan wordenwordt zeer dikwijls door nieuwevolstrekt noodige uitgaven meer dan opgewogen. De begrootingswetten zijnin al hare onderdeelengespecificeerd en de noodzakelijkheid der uitgaven is zooveel mogelijk aangetoond. De aanmerkin gen die in het Verslag voorkomenhebben der Regering geen bewijs gele verd van de mogelijkheid om op eens groote vereenvoudigingen in staatsbe heer daar te stellen, die tot aanzienlijke hesparing zouden leiden. 5. De opmerking intusscliendat door het gestadig letten op schijnbare kleinigheden nog wezenlijke bezuinigingen te verkrijgen zijn, is niet alleen ook de op overtuiging berustende mcening van de Regering, maar dit begin sel wordt met de meeste naauwgezetlieidja soms door karigheid in de uit gaven in toepassing gebragt. 6. Dat het ten hoogste wenschelijk zoude zijn zoo, men het evenwigt van 's Lands inkomsten en uitgaven konde verkrijgen zonder daartoe op de inkomsten der koloniën te rekenen, daarover kan geen verschil van gevoelen bestaan. Uit den aanhef der volgende paragraapli van het Verslag blijkt ech ter dat de groote meerderheid der leden, even als de Regering, de onmoge lijkheid inziet om dat doel vooreerst te hereiken. 7. liet nuttige en noodzakelijke eener amortisatie van schuld wordt door de Regering gereedelijk erkend. Dat, in den regel, het aanwenden van overschotten van inkomsten boven uitgavende beste weg is om tot amortisatie van schuld te gerakenbehoeft wel geen betoog. De toestand der geldmiddelen in het loopende dienstjaar zal hoogst waarschijnlijk de gelegenheid schenken om weldra eene voordragt tot dat einde te doen. 's Rijks inkomsten overtreffen de raming voortdurend de bekende en nog vermoedelijk te wachten lasten van dit dienstjaar zullen na dekking van het tekort over 1848, nog, naar alle waarschijnlijkheid, een niet onaanzienlijk bedrag der inkomsten beschikbaar laten. Wat de onderscheidene maatregelen in deze paragraaph ter sprake gebragt, betreft, zoo meent de Regering zich te moeten bepalen tot de volgende aan merkingen. De verkoop van domeinen wordt met de meeste kracht voortgezet. Er zijn dan ook zeer weinig vervreemdbare domeinen meer overig. De nuttige besteding van het domeinfonds zal later het onderwerp eener wette lijke voordragt zijn. Renteloos ligt intusschen dit fonds niet: de daartoe be- hoorende'gelden zijn in de schatkist en dragen krachtig bij tot de mogelijk heid om een groot aantal schatkistbiljetten in portefeuille te houden en dus renten te besparen. De renten van het loodsfonds zijn voor het grootste deel benoodigd tot be strijding van de kosten der loodsdienst. Wilde men dit fonds derhalve geheel tot andere doeleinden aanwendendan waarvoor het nu bestemd isdan zoude men op andere wijzen in de kosten dier dienst moeten voorzien. Wat de muntbiljetten betreft, het Verslag zelf vermeldt reeds de redenen die zich verzettentegen het verwezenlijken van het plan van uitgifte dier bil jetten op dit oogenblik. Wat de bestemming der verjaarde renten aangaat, de Regering geeft toe dat het aanwenden derzeive tot amortisatie een punt is, dat bij eene rege ling der amortisatie in ernstige overweging behoort te komenzoo als het geval is. De Regering meent zich haar oordeel te moeten voorbehouden om trent het vraagpunt, of de stellingen aangenomen in de bij het Verslag ge voegde Nota A, ten aanzien van de verjaarde coupons der administratie-kan toren al dan niet gegrond zijn te achten. De Regering deelt in het gevoelen in het Verslag ten aanzien van de fondsen der weeskamers. De regeling dezer zaak is in overwegingmen zal echter gereedelijk moeten toestemmen dat zij eigenaardige bezwaren oplevert. In de zevende plaats is melding gemaakt van eenen verkoop der tinmijnen van het eiland Banka. Wanneer dit als een middel tot amortisatie van schuld moet worden gebezigddan behoort het kapitaal waarvoor die mijnen zouden kunnen worden afgestaanminstens zoo groot te zijndat het cijfer der uitgaven wegens rententhans op de staatshegrooting voorkomendemet een gelijk bedrag kan worden verminderd, als wegens de zuivere opbrengst dier tinmijnen tegenwoordig wordt genoten. Ofschoon de Regering zich reeds bij de behandeling der begrootingswetten van 1850 op dit punt verklaard heeft en de algemeene aandacht op de Indische mijngronden sedert levendig is gebleven, is geen serieus aanbod, de overname der Bankasche mijnen betreffende tot hiertoe ontvangen. Mogt dit het geval wordenof te dier zake eenige voorbereidende demarche worden gedaandan zal het onderwerpelijk middel tot daarstelling eener Isc- langrijke amortisatie van schuld gewis niet onbeproefd worden gelaten. In de gunstige verwachtingwelke tot bereiking van hetzelfde doel door sommige leden der Kamer wordt gekoesterd van den verkoop van woeste gronden op Javakan de Regering niet doelen. Over het algemeen zijn die gronden woest door gebrek aan bevolking, aan water en. soortgelijke eigenaardige omstandigheden meer, welke veelal niet verholpen kunnen worden. Dit is ook het geval met de aangeduide stre ken van het regentschap Soekapoerain het zuidelijke deel der Preanger- regentschappen. Weinige jaren geleden heeft het Indisch bestuur om die zelfde redenen moeten afzien van den aanleg van eenen weg uit het bin nenland naar het zuiderstrand van genoemd gewestdoor die streken en de Regering moet dan ook betwijfelen of eene poging tot verkoop van woeste gronden onder zoodanige omstandigheden wel eenige kans van welslagen zou aanbiedenveel minder nog als middel tot delging van staatsschuld kan worden aangeprezen. Om dezelfde redenen kan de Regering zich ook niet vereenigen met het geopperd denkbeeld om onder verband dier domeineneene zekere som aan papier uit te geven. 12. De Regering zou hebben gewenscht de verevening tusschen Neder land en het Groothertogdom Luxemburg als reeds volbragt of den afloop nabij te mogen voorstellen. Werden de Statcn-Generaal in dat uitzigt te leur gesteldde Regering gevoelde die teleurstelling niet minder. Wederkeerig hebben in der tijd de heide Stateu opgave gedaan van hunne vorderingen. De opgave van Nederland hood een totaal van plus minus 6 millioen, die van Luxemburg een cijfer van plus minus 17j millioen aan. In het treffen van een vergelijk tusschen zoo uiteenloopende eischen is men nog niet geslaagd. De Regering zal hare beste pogingen aanwenden om de zaak tot een goed einde te brengen. 14. De teleurstelling omtrent de indiening van wetsontwerpen, kan al leen haren grond vinden in overdreven schatting van hetgeen menschelijke krachten vermogen. Wanneer men in aanmerking neemt, het getal wets ontwerpen dat zoowel voor de afgeloopen zitting, als voor de thans aangevan- gene in gereedheid is gebragt, zoo als dat op de hierbij gevoegde lijst is ver meld, en dat niet minder dan 127 bedraagt, waaronder zich zoovele bevinden van zeer groot gewigtwanneer men het oog gelieft te vestigen op het tijd verlies dat het zamcnstellen der hegrooting alleen jaarlijks aan iederen Minis ter kost; en tevens niet vergeet, dat de Ministers buitendien met het dage- lijksch beheer van 's Lands zaken in zijnen vollen omvang belast zijn, dan, meent de Regeringzal men moeten erkennendat die teleurstelling op geene voldoende gronden rust. Hoofdstuk I. Het Huis des Konings. 15. Eene voordragt betreffende de kroondomeinen wordt thans in gereedheid gebragt. 16. De zomer- en winter-verblijven des Konings, in welker onderhoud en ameublement wordt voorzien uit de ƒ50,000, volgens art. 28 der Grwt. zijn de paleizen te 's Gravenhage en Amsterdamhet Loo en het Iluis in liet 's Gravenhaagsche Bosch. Hoofdstuk II. De Hooge Collegien van Staat en het Kabinet des Ko nings. 21 en 22. Met het oog op hetgeen hierboven op 14 is gezegd, kan de Regering onmogelijk eene stellige belofte geven nopens het tijdstip waarop het doenlijk zijn zal om een wets-ontwerp rakende de organisatie van den Raad van State aan te bieden, hoezeer zij ook de hooge wenschelijkheid erkentdie er bestaat dat dit belangrijk onderwerp worde afgedaan. 23. De Regering is niet voornemens tot eenige benoeming van leden van den Raad van State over te gaan, dan voor zoover de behoeften van 's Lands dienst eene aanvulling volstrekt onvermijdelijk maken mogten. 25. De wets-ontwerpen betreffende de regeling der comptabiliteit en de instructie voor de Algemeene Rekenkamer zijn op dit oogenblik aan het on derzoek van den Raad van State onderworpen. Hoofdstuk III. Het Departement van Buitenl. Zaken. 30. Aange naam was het der Regering te ziendat de hier aangebragtc bezuinigingen door de Kamer op prijs worden gestelddezelve werden met des te meer regt niet onaanzienlijk genoemd, aangezien reeds vroeger op dit departement be langrijke hesparingen waren bewerkstelligd. 31. Behelst eene toelichting om te doen blijken dat de belangen van Nederland buiten 's lands aan bevoegde personen zijn toevertrouwd en die be langen allezins worden behartigd. 33. Ten gevolge der openstelling voor den handel van de Chinesche havens Canton, Foochowfoo, Amoy, Ningpo en Shangaï, is de Heer Tonco Modderman naar China gezonden met eene verzameling van monsters van ge schikte voorwerpen van Nederlandsche kunstvlijt, tot vertier van zoodanige voorwerpen aldaar. Zijne herigten zijn medegedeeld aan de kamers van koop handel en fabrieken. Het sluiten van een afzonderlijk tractaat met China is herhaaldelijk in overweging gekomen. Bij dat onderzoek is gebleken, dat ook zonder zoodanig tractaat onze handel dezelfde voordeelen geniet als die van andere natiën, en dat er, volgens den Heer Modderman, weinig uitzigt be stond, dat hetzelve eene belangrijke uitbreiding van ons handelsverkeer op China zou te weeg brengen; dat de goede gezindheid der Chinessche Regering, om ons op den voet der meest begunstigde natie te blijven behandelen en aan Nederlanders en hunne goederen veiligheid te verzekerenis geblekenter gelegenheid van de benoeming van eenen nieuwen Consul te Canton; dat onze stelling in het Oostenmet opzigt tot Chinavan geheel exccptionnelen aard isdaar toch de voortbrengselen van den Indischen Archipel voor China bijna onmisbaar zijn, en het aanzienlijk getal der op het Nederl, gebied ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2