's GRAVENHAGE3 December.
Z. K. II. Prins Frederik is in den avond van den 30slen met zijn gezin
van zijne buitenlandsche reis teruggekeerd.
II. M. de Koningin is Vrijdag avond ten negen ure op liet Loo aan
gekomen.
- Z. Exc. de Minister van Marine is in deze residentie teruggekeerd en
beeft aan den gehouden Ministerraad deel genomen.
De geruchten nopens wijzigingen in het Ministerie, die sedert eenige dagen
in omloop waren, zijn bedaard. Uit alles schijnt te blijken, dat het Minis
terie zich ijverig heeft bezig gehouden met de beantwoording der bedenkin
gen ten aanzien van de ontwerpen der begrootingswetten voor den jare 1851.
Die antwoorden worden weldra te gemoet gezien. Dan zullen de beraadslagin
gen over de begrooting-ontwerpen spoedig worden gehouden, en van den loop
daarvan zal het, naar het zich laat aanzien afhangen of de geruchtennopens
aanstaande ministeriële veranderingen, zich al dan niet zullen verwezenlijken.
Naar men verneemt zijn de antwoorden der Regering, ten aanzien van de
begrooting-ontwerpen vooor 1851, bereids in gereedheid; zij worden gedrukt
en zullen spoedig aan de Leden der Tweede Kamer van de Staten-Generaal
worden rondgedeeld.
Het Departement van Oorlog heeft bij vernieuwing magtiging ver
leend, om gedurende den winter een gedeelte der ruiterij als hulpmaréchau-
sée ter beschikking te stellen.
De Minister van Koloniën zal op morgen geen gehoor verleenen.
Zondag 11. had er hij eene achtingswaardige familie dezer residentie een
treurig ongeval plaats. Het voornemen bestond om zich naar Katwijk te
begeven; de familie zoude met rijtuig en de drie Ileeren zouden te paard
daar heen gaan. Aan dit voornemen werd inderdaad gevolg gegeven. Maar
op den Leydschen weg gekomenraakte het paard van den Heer van Nes op
holdeze stoot er af, en bekomt eene zware wonde. Hij wordt in een nabij
gelegen woning ingebragt om verpleegd te worden. Intusschen komt de fa
milie aan, die den lijder in deerniswaardigen toestand vindt. Men zendt naar
Leyden, om geneeskundige hulp. Dan helaas, vóór de aankomst der Genees-
heeren had hij reeds opgehouden te levenzijn lijk werd naar de residentie
overgehragteen nekbreuk moet de oorzaak van den dood geweest zijn
De Societé Maritime van Frankrijk heeft een gouden horologie toege- s
kend aan den Luitenant ter zee, H. Feryn, als bewijs van erkentelijkheid
voor de diensten door hem verleend aan het in nood verkeerende schip
l'Etoile de Mer.
Vierde vervolg en slot van het verslag door de Commissie uit de Tweede
Kamer, omtrent de Staatsbegrooting van 1851. (Zie N°. 146.)
270 het bedrag der afdeeling Geneeskundige dienst is algemeen uiter
mate hoog cn stellig vatbaar voor vermindering voorgekomenmen heeft met
leedwezen gezien, dat daarop ruim ƒ16,000 meer is uitgetrokken, dan voor
1849 werkelijk is uitgegeven. Al stemt men ook toe, dat onvoorziene om
standigheden eene aanmerkelijke vermeerdering van uitgaven in een bepaald
jaar voor de geneeskundige dienst noodzakelijk kunnen maken, dan behoort
die mogelijke meerdere behoefte toch niet vooraf te worden geraamdmaar
is de post voor onvoorziene behoeften juist daar, om het te bestrijden
Naar het oordeel van verscheidene leden, zou de kweekschool voor militaire
geneeskundigen als afzonderlijke inrigting opgeheven, en met eene andere
wetenschappelijke inrigting vereenigd kunnen worden.
Niet minder dan het totaal bedrag van de tractementen der Officieren van
Gezondheid enz. is de kostbaarheid van de dienst der hospitalen en van het
magazijn van geneesmiddelen in het oog gevallen. Men verlangt eene speci-
ficatie van den post van ƒ44,471.50, die onder artikel 16c voor verdere
geëmployeerden voorkomt, en vestigt nog bijzonder de aandacht op den post
van ƒ50,000 voor geneesmiddelen.
Nog heeft men er op aangedrongen, dat, alweder op de wijze als zulks in
Belgie plaats vindt, eene opgave wierd medegedeeld van de som die voor ge
woon onderhoud enz. ten behoeve van iedere vesting, linie of post wordt
aangevraagd. Men stelt op zoodanige opgave te hoogeren prijsomdat daaruit
zou kunnen blijken wat nog wordt aangevraagd voor die vestingen, welker
nut vrij algemeen betwijfeld wordt.
Bij 291296. Hoofdstuk XI. Het Departement van Koloniënheb
ben vele leden uitdrukkelijk verklaard in geene algemeene beschouwingen te
willen treden, daar toch de wetsvoordragten, die men weldra omtrent de
gewigtigstetot die koloniën betrekkelijke vraagstukken mag verwachtende
gelegenheid zullen aanbieden, de bedoelde groote belangen opzettelijk en be
paald in overweging te nemen.
Intusschen zijn in eene der Afdeelingen de navolgende punten ter sprake
gehragt
a. Het Onderwies. Ofschoon het niet te ontkennen valt, dat op Java de
toestand van het lager onderwijs veel verbeterd is, laat het middelbaar on
derwijs daar nog alles te wenschen over.
1>. De opheffing der slavernijwaardoor men verstaat, dat de slavernij
opgeheven worde voor de zoogenaamde geregistreerde, en dus door het Neder-
landsch bewind in Qost-Indië als slaaf erkende personen.
c. De Europesche kolonisatie in Oost-IndiëHieromtrent wenschten de
leden aan te dringen op de mededeeling aan de Kamer van regeringswege van
het daaromtrent door den Heer Dubus de Gliisignies op 1 Mei 1827 uitge-
bragt verslag en van het advies deswege van den Generaal van den Bosch.
d. De herziening van het stelsel der landrenten op Java.
e. De regeling der heerendiensten op Java.
f. De afschaffing der bazaarregten op Java.
g. De afschaffing van het monopoliestelsel in de Molukken.
293 met.opzigt tot de West-Indische koloniën is gevraagd hoe ver de
Regering met de vrijlating der slaven aldaar gevorderd is.
Over 't algemeen houdt men het er voor, dat omtrent de verlof-tractemen-
ten en wachtgelden van koloniale ambtenaren niet die spaarzaamheid heerscht,
welke bij het beheer der koloniale geldmiddelen evenzeer als voor die van
het moederland eene onveranderlijke wet behoort te zijn. Ook in andere op-
zigten schijnt niet altijd de meeste spaarzaamheid in het beheer der koloniale
geldmiddelen hier te lande te heerschen. Men meende ten minste de aan
dacht der Regering te moeten vestigen op het hoog bedrag der geldendie
aan nieuw benoemde Indische ambtenaren voor hunne uitrusting worden
toegekend.
Ook heeft men reden om te geloovendat de reeds vroeger gemaakte aan
merking omtrent de weinig doeltreffende en kostbare wijze, waarop soms van
regeringswege de aankoop van artillerie-behoeften plaats heeft, meer bijzonder
op de aankoopen van wege het Departement van Koloniën toepasselijk is, en
zich hier ook tot de draagbare wapenen uitstrekt.
Bij 297, de IVet op de middelenheeft de stellige aankondiging dat
er op dit oogenblik hij de Regering overwegingen ten aanzien der middelen
van het dienstjaar 1851 aanhangig zijn, de Commissie van Rapporteurs zich
doen bepalen tot het mededeelen van eenige weinige daartoe betrekkelijke,
in de Afdeelingen ter sprake gehragte bijzonderheden, en heeft zij het doel
loos of zelfs min raadzaam moeten achtende door eenige leden geuite ge
voelens over de bestaande belastingenin zoover daarbij een oordeel over die
belastingen werd uitgesproken, in dit Verslag op te nemen.
Vvvee&e K£amer* dLer SSaêesi-gJenerait!.
Zitting van Maandag 2 December.
In deze zitting is onder anderen ingekomen van den Minister van Finan-
I tiën, een verslag in betrekking tot de algemeene begrootingen over 1847 en
1848, hetwelk ten fine van rapport is verzonden aan eene Commissie, be
staande uit de Heerenvan HallMeeussenHoffmanSmit en Jongstra.
Het wels-ontwerp tot afschaffing der leges in zake van in- en uitgaande
regten en accijnsen is, na eene langdurige beraadslaging, met 34 tegen 22
stemmen aangenomen.
Tegen hebben gestemd de Heeren: Blussë van Oud-Alblas, Sliclier van
Domburg, Jongstra, Poortman, Ypey, Wintgens, Schooneveld, van Goltstein,
Westerhoff, Lotsy, van Doorn, van Dam van Isselt, van der Veen, Groen
van Prinsterervan Hall, Luyben, Baud, Gevers van Endegeest, Boreel van
Hogelanden, Zylkcr, L. D. Storm en Taets van Amerongen.
De wets-ontwerpen tot vaststelling der uitgaven van de Lands-drukkerij
en dat tot vaststelling der begrooting wegens den arbeid der gevangenen
beide over 1851zijn met algemeene stemmen aangenomen.
JPmvineialle Sinten ZuidDkallisiMS.
Zitting van Dingsdag 3 December.
In deze zitting is na vrij langdurige discussiën met 34 tegen 30 stemmen
aangenomen de algemeene strekking van een adres aan Z. M. aan te bieden,
houdende verzoek en aandrang bij Zr. Ms. Gouvernement om eene zoo spoedig
mogelijke aanbieding van eene wet nopens den waterstaat enz. bedoeld hij
art. 191 Grwt..zoomede een adres van gelijke strekking aan de Tweede Ka
mer der Staten-Generaalvervolgens zijn ook de onderdeden van dat adres
hier en daar geamendeerd aangenomen. Daarna is men overgegaan tot de
behandeling van het Reglement van Orde.
AMSTERDAM, 2 December.
In de vergadering van 29 November heeft de commissie, belast met het
onderzoek der ingezondene aanbevelingslijst van het geregtshof van Noordhol
land voor de vervulling der openstaande Raadsheersplaats, verslag uitgebragt,
houdende de voordragt, om deze aanbevelingslijst aan het hof terug te zen-
I den, met de verklaring, dat de vergadering, met het oog op de Grondwet,
zich onbevoegd rekentte dien aanzien ecnig besluit te nemen. Met alge
meene stemmen is dienovereenkomstig besloten.
Daarop is de beraadslaging over liet verslag, betreffende de gemeentewet,
voortgezet, waarmede de vergadering den vorigen dag een' aanvang had ge
maakt, en welke beraadslagingen den 30sten zijn ten einde gebragt.
Over het algemeen heeft de vergadering zich vereenigd met de strekking
van het rapport. Onder de algemeene bedenkingen, welke in het verslag
worden medegedeeld, komt voor, dat, zoo als het daar ligt, het in verschei
dene punten niet is vrij te pleiten van te groote centralisatie en ongrondwet
tige belemmering van de zelfstandigheid der gemeentebesturen.
Op voorstel van den Heer Koenenis beslotenden wensch kenbaar te ma
ken dat in de wet zal worden ingelascht eene verordeningdat de Raad het
aantal der tapperijen zal kunnen bepalenalsmede de plaatsenalwaar deze
zullen kunnen gevestigd wordenzonder dat de belanghebbenden zich daar
tegen zullen kunnen verzetten op grond van een verkregen patent.
In de vergadering der Prov.-Staten van Groningenzijn de beraadsla
gingen over de gemeentewet ten einde gebragt, en is het geheele rapport der
Commissie, behoudens eenige veranderingen en bijvoegingen, met algemeene
stemming aangenomen.
Van goeder hand wordt ons het volgende berigt toegezonden: Eene
daad van volslagen moedwilwaarvan welligt tot nu toe geen voorbeeld be
stond had dezer dagen langs den Rijnspoorweg plaats. Maandag avond 11.
den 25sten November, had de laatste trein van Amsterdam naauwelijlts het
station Breukelen verlatenof er werd van den weg door een der ruiten van