LEYDSCHE COURANT N°. 14 MAANDAG, 2 DECEMBER. BIMEXLANDSCIIE BERÏGTEW. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt vit Zaturdag Avond. Ec Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN30 November. Z. M. heeft den Heer Mr. J. de WalHoogleeraar in de Region aan onze Hoogeschool, benoemd tot Lid der Commissie van administratie over de Gevan genissen alhier. Het Stedelijk Bestuur te Antwerpen heeft voorloopig de broodzetting opgeheven om eene proef te nemen met het stelsel van vrije mededinging. Men meldt uit Yerviers, de groote fabriekplaats van laken in Belgie, ten bewijze van toeneming van den uitvoer van laken naar de Vereenigde Staten, dat in 1840, 93,185 el, en in 1819, 896,710 cl, derwaarts zijn ge zonden. 's GRAYENHAGE29 November, liet blijkt nu dat de Heer Lucas zijn ontslag als Minister van Marine aan den Koning heeft verzocht, reeds vóór hij deze residentie heeft verlaten. Tot hiertoe is hij alhier nog niet teruggekeerd. Heden heeft de Ilooge Raad uitspraak gedaan in de zaak van den Heer B. Léontegen Z. M. Willem III en Z. K. II. Prins Hendrik als mede erfgenamen van Z. M. Willem IIover de teruggave van uitschotten voor nu wijlen Z. M. als in diens particuliere dienst, gedaan, en de nako ming eener acte door nu wijlen Z. M. gepasseerdkrachtens welke den eischer levenslang, ter zake van bewezen diensten was toegelegd eene som van ƒ300 's maands. De Raad heeft hij een uitvoerig arrest de hoofd vordering afgewezen, hoofd zakelijk op de volgende grondendat (iet in regten onverschillig is welke hoedanigheid de partijen bekleedendat de gedaagden bew erendat het geene schuldbekentenis is, maar eene zuivere onverpligte schenking, doch ongeldig in regten, omdat de wettelijke vorm voorgeschreven, geheel ont breekt dat er geene erkentenis van schuld bestaatmaar toezegging van be looning voor bev, ezen dienstenaan iemand die niet langer tot diensbetoon kan gehouden zijn dan hij zelf goedvonddat dus de acte niet als geldende schuldbekentenis kan worden, aangemerktook niet als een contract van huur van dienstals kunnende dergelijk contract niet voor liet leven werden aangegaan. Op deze en verdere gronden is de hoofdvordering afgewezen doch acte verleend aan de gedaagden van hun aanbod tot teruggave van uit schotten en betaling van de bezoldiging over Februarij en Maart 1849en de eischer veroordeeld in de kosten. Bij het Ministerie van Binnenl. Zaken is een algemeen overzigt vervaar digd van den toestand der provincialeplaatselijke en andere arcliivenhet welk publiek zal worden gemaakt. liet Prov. Gcregtshof in Zuidholland, heeft M. Jurgens, Huisvrouw van J. van AVijkschuldig verklaard aan moedwilligen doodslaggepleegd op haar vierjarig stiefdochtertje, op den24sten Mei 11. te Rotterdam, en haar ver oordeeld tot de straf van het zwaaijen met het zwaard over het hoofduit te voeren op een schavot binnen deze staden tot tuchthuisstraf voor den tijd van 10 jaren. Derde vervolg van het verslag door de Commissie uil de Tweede Kamer, omtrent de Staatsbegrooting van 1851. (Zie N°. 145.) Bij 172 onder Hoofdstuk 41Departement voor Je Zaken der Ilerv. Eeredienstenz., heeft het vele leden bevreemd, dat de Regering niet lol eene beslissing gekomen is omtrent de vraag, of de heide Departementen van Eeredienst al dan niet afzonderlijk behouden zullen blijven. Bij 174 heeft men gevraagd, uit welke fondsen de kosten der Synode en Synodale Commissie van het Hervormd Kerkgenoot schap bestreden worden. Men vindt daarvan onder deze afdeeling toch geen spoorterwijl daartegen wel de kosten van de Synode en Synodale Commissie der Euangclisch-Lu- therschen vermeld worden. Even zoo vraagt menwaaruit de Commissie voor de Oost- en AYcst-Indi sche kerkelijke zaken bekostigd wordt. Bij 175 heeft het de opmerking getrokken dat van de som voor liet Israëlitisch Kerkgenootschapniet minder dan 1/7 enkel voor adminis tratie-kosten bestemd is. Bij 180. Hoofdstuk VIII. Het Departement van Marine. Heeft men erkend dat dit hoofdstuk vele blijken draagt van ernstige pogingen tot ver eenvoudiging en bezuiniging. Intussehen kunnen vele leden zich niet weer houden op te merken, dat nergens uit blijkt of, zoowel bij de inkrimping der Maritime Etablissementen als hij de vermeerdering der active zcemagt naar een vast stelsel wordt te werk gegaanintegendeel schijnt men daar omtrent zonder eenig stelsel te handelen. Bijzonder heeft het hij eenige leden verwondering gewekt, dat de thans voorgestelde zeemagt in Oost-Indië minder sterk isdan diewelke volgens de vorige begrooting in dienst zou worden gehouden. De reden daarvan laat zich te minder gissen, als men nagaat, dat de zeerooverij nog tot digt hij de reede van Batavia gepleegd wordten wanneer men zich de gebeurtenis sen herinnert, die nog onlangs op Borneo hebben plaats gehad. Op grond van een en ander acht men het meer dan tijd, dat een vast stel sel omtrent onze zeemagt worde aangenomen; dat daarbij hijzonder worde gelet op de noodzakelijkheid van het aanbouwen van oorlogs-stoombooten waaraannaar het oordeel van verscheidene ledenhij onzen toestand als zeemogendheid groote behoefte bestaaten dat in allen gevalle aangetoond worde, waarom de active zeemagt zóó en niet anders vergroot is als thans wordt voorgedragen. Door eenige leden werd hij deze opmerkingen nog de vraag gevoegd, in hoeveel tijd het tegenwoordig Hoofd van het Departement van Marine zich hij magte zou rekenen, een eskader van 10 a 12 schepen in zee te brengen. Bij 184 wordt aangemerkt, dat nu er geene eigenlijk gezegde koloniale marine meer bestaathet allezins w enschelijk is dat al de uitgaven voor de marine op de begrooling hier te lande worden gehragt. Omtrent de Kosten der Administratiewordt in 187 aanmerking gemaakt op de talrijkheid van het personeel der ambtenarenmen vermoedt hier te groote omslagtigheiden zegt nog hij 189, zich moeijelijk te kunnen ver klaren, hoe het Departement van Marine ƒ10,000 'sjaars voor drukwerk noodig heeft. Bij 196 keurt men af, dat voor het Materieel der Zeemagt meer dan elf tonnen gouds onder één en hetzelfde artikel wordt uitgetrokkenen dringt men dus aan op splitsing van de uitgaven voor liet materieel in verscheidene artikelen. Bij 204 wordt gezegddat de kosten voor de Geneeskundige Diensten met name ook de posten voor geneesmiddelenbuitensporig hoog voorkomen. Men kan het vermoeden niet van zich werendat te dien aanzien misbruik plaats vindt. Bij 205 wordt omtrent de kosten voor het Instituut te Medemhlik, in bedenking gegevenom öf dit onderdeel der hegrooting naar den werkelijk hestaanden staat van zaken te w ijzigenöf wel de kosten van het Instituut voor de Marine, zoowel als van de Militaire Academie te Breda, geheel van de Hoofdstukken VIII en X weg te laten en dan in plaats daarvan eene af zonderlijke begrooting voor de vereenigde instelling te Breda in te dienen. Bij 214 heeft men over '1 algemeen de hesparingen, waarvan Hoofdstuk IX jB., Departement van Finantiënblijken draagt, lofwaardig gekeurd. Men gevoelde zich te meer gedrongendaarover tevredenheid uit te drukken omdat dan toch onmiskenbaar bij dat Ministerie vroeger vrij aanmerkelijke bezuinigingen zijn tot stand gehragt. Bij 220 Omtrent de Kosten van het Muntwezenklaagt men alge meen zeer, dat sedert de inwisseling der gouden standpenningen, naauwelijks eenige andere muntbiljetten dan die van ƒ1,000 in omloop zijn, dat groote ongelegenheid in vele provinciën doet ontstaan; men komt daarop hier temeer terug, omdat men, zelfs afgescheiden van alle denkbeelden van amortisatie, het onder de bestaande omstandigheden zeer noodzakelijk acht, dat de klei nere muntbiljetten niet teruggehoudenmaar zooveel mogelijk verspreid worden en klaagt in 221 over het gebrek aan pasmunt op vele plaatsen, en dringt aan dat de Regering van hare zijde het mogelijke doe om de ver spreiding van pasmunt over de verschillende gewesten des Rijks te bevor deren. Bij 222 dringt men, nu de wet omtrent de inrigting van het Munt- collegie tot stand is gehragtte meer aan op de herziening der wetgeving op den waarborg, waaraan de behoefte zoo algemeen gevoeld wordt. Bij 238 wordt ofschoon door verscheidene ledenop bekende gronden, de afschaffing der S taats-Loterij is voorgestaan, erkend dat de toestand van 's Lands geldmiddelen voor alsnog die afschaffing onraadzaam maakt. Intus sehen heeft men gemeendhij de Regering te moeten aandringenom toch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 1