LEYDSCHE 1850. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt MAANDAG19 AUGUSTUS. uit Zaturdag Avond. De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. mXEXLA.VnSCHE BERIftTEN. LEIDEN, 17 Augustus. De Commissie belast met bet afnemen der examina van hen, die tot de Academische studiën -willen overgaan, heeft tot nu toe 13 zittingen gehouden en 178 Testimonia afgegeven. Onder al deze Testimonia zijn er slechts 4 op welke het gezamenlijk bedrag voor alle vakken het getal 20 te hoven gaat; op verre weg de meeste geexamineerden hereiken liet middelgetal 15 niet. Indien men de geruchten mag geloovenzou de Commissie het voornemen hebben aan den Minister van Binnenl. Zaken voor te stellenom al hare aan- teekeningen, het oordeel over de bekwaamheid van ieder der geëxamineerden in ieder vak behelzende, door den druk algemeen hekend te maken. In wel ken vorm dit zou geschiedenof de namen der onderwijzers en der geëxami neerden daarbij genoemd zouden worden, en dergelijke meer, zouden dan punten van nadere overweging hehooren te wordenwaar omtrent wij het on- noodig oordeelen onzen lezers nu reeds de uiteenloopende geruchten en oordeel vellingen mede te deelen. Alhier is op heden in de Stads-Gehoorzaal eene Vergadering gehouden van Kiezers uit het district Leydenter voorbereiding tot de verkiezing van twee Leden der Tweede Kamerwelke keus Dingsdag 27 dezer in dit district moet geschieden. De uitslag is geweest als volgtJhr. Gevers van Ende geest, te Oegstgecst, 169 stemmenBaron Taets van Amerongen te Leyden, 168, Mr. J. H. van der Sanden, te 'silage, 16, J. A. de Fremery, te Leyden, 15, Baron A. Mackay, te 'sflage, 11, M. Couvée, P. de Groot, Mr. P. G. HubrecktMr. 11. C. HuyserC. LeembruggenMr. A. O. E. Grave van Limburg StirumMr. N. OlivierMr. D. Tieboel Siegenheek en Mr. J. de Walte Leydenen Mr. d'Ahlaing van GiesenburgMr. Green van Prinsterer en de Stuerste 's Hageieder ééne stem. Op den 15'len dezer is aan het strand te Katwijk aangespoeldhet lijk van eene vrouwgekleed met een katoenen hemdop de horst gemerkt I 0 Bwaaronder het jaartal 1839 rood en hlaauw gestreepte borstrok waarin vijf vetergaten, een zwart of bruin merinos jak, geruite halsdoek met franjenieuwe blaauwe baaijen rok waarin een oprijgselhlaauwe linnen broekwitte wollen kousen en hlaauwe kousebandenzijnde aan hetzelve wijders bevonden een blaauwe gestreepte zak, waarin een staal kwastje van eene beurs. Dezer dagen is het houwen van een nieuw R. K. liefdehuis te Gorin- chem aanbesteed voor ƒ17,100. Tot vervulling van de betrekking van Leeraar in de Ned. taal, geschie denis aardrijkskunde en schoonschrijven in de lagere klassen der Tweede afdeeling aan het Koninkl. Athenaeum te Maastricht, waaraan een jaarwedde van ƒ700 is verhonden, worden belanghebbenden opgeroepen, die een onder wijzersrang bezitten. Be Indiër deelt de volgende berigten mede: De Heer I)''. Croockewit is door het Indisch Gouvernement naar Banka ge zonden om daar de tinmijnen te onderzoeken en de wijze waarop zij bewerkt worden na te gaan. Een uitvoerig verslag deswege is reeds aan den Minister van Koloniën ingediend. Van Banka had zich de lieer J. II. Croockewit naar Malakka hegeven, om daar de bewerking der tinmijnen door de Engelschen te onderzoeken, ten einde die met de onzen op Banka te vergelijken. Het Christendom breidt zich onder de Javanen al meer en meer uit. Sedert Januarij dezes jaars zijn verschillende Christen-gemeenten met 121 zie len vermeerderd. De school te Sidokare telt thans 30 Christenen en 10 Ma- homedaanschc kinderen. Het getal gedoopte Javanen bedraagt nu in het geheel 530. Men zegt dat de Generaal-Majoor Penning Nieuwland eerlang van Bata via naar Nederland zal terugkeeren, om vervangen te worden door een ande ren Iloofd-OIïiciersedert jaren en thans nog in dienst bij het bureau van de Indische hestellingen van het Ministerie van Koloniën. Het verslag der Commissie, benoemd om den Minister van Koloniën voor te lichten, omtrent het wenschelijke om mijnen in Indië aan de bijzon dere nijverheid over te geven, is, naar genoemd blad verneemt, gereed en dezer dagen den Minister aangeboden. Uit dat uitvoerig stuk moet blijken dat de leden het omtrent het beginsel eens zijnmaar dat met betrekking der mijnen van Banka, verschil van meening bestaat. Van Antwerpen vertrokken den liteo 10 Engelsche schepen, allen met kaas beladen. Zevende vervolg der mededeeling betreffende al onze Overzeesche Bezit tingen, door den Minister van Koloniën aan de Tweede Kamer. (ZieN». 100.) Moluksche eilanden en onderhoorigheden. De Moluksche eilanden waren in het begin der 17Je eeuw het hoofdtoonecl der bemoeijingen van onze voormalige Compagnie. De Portugesche bezittin- gen aldaartoen onder de Spaansche kroonvielenevenzeer als de van het Europeesch gezag vrijgebleven eilanden, achtereenvolgend in onze handen. Overal werden de gemaakte veroveringen verzekerd door het sluiten van overeenkomstendie aanvankelijk het karakter droegen van een bondgenoot schap daarna van een beschermheerschapen eindelijk in het zuidelijk gedeelte van den Molukschen Archipelwaar eene verdeelde inrigting van gemeenten zonder verband of zamenhang bestondhet regtstreeksch gezag der Compagnie vestigden. In het noordelijk gedeelte daarentegenwaar in- landsche vorsten met een uitgestrekt gebied werden gevonden, stelden deze overeenkomsten de Compagnie ten laatste in het bezit der suzereiniteit. Deze staat van zaken werd bevestigd door het Muiisterseh tractaat van 1648hetwelk in het algemeen de eerste staatsregtelijke bekrachtiging heeft geschonken aan onze geheele vestiging in Oost-Indië. De alzoo onze leen mannen geworden vorsten waren, om met van minder beduidende of in liet niet verdwenen Staten te gewagen, de Sultans van Ternate en Tidore. Het gebied van den eersten strekte zich buiten de eigenlijke Molukken uit over het geheele noorden en een deel der oostkust van Celebes, benevens de eilandenzuidelijk en zuid-oostelijk van daar gelegentot en met Timor. Die eilanden evenwel waren reeds sedert den aanvang onzer komst in deze wateren allengs in het bezit der Compagnie overgegaan, even als haar later ook het noordelijk gedeelte van Celebes, gelijk het tegenwoordig de residentie Menado uitmaakt, bij tractaat van 7 Julij 1683 in vollen eigendom werd afgestaanzoodat aan den Sultan van Ternateals onderhoorigheden buiten den Molukschen Archipelslechts verblevenzijne bezittingen op de oostkust van Celebes met de om- en nabijgelegene eilanden. De Sultan van Tidore daarentegen had zijne magt naar buiten, zuidoos telijk uitgebreid over bet grootste gedeelte van Papoea of Nieuw-Guineaen de in die rigting gelegen eilandeneene uitbreiding waarin hij zich onveran derd heeft gehandhaafd. Zoodanig was de gesteldheid onzer Moluksche bezittingen, toen zij in bet laatst der vorige eeuw aan Groot-Brittannie overgingen. In 1803 ten ge volge van den vrede van Amiens, weder uitgeleverd, werden zij in 1810 op nieuw bij capitulatie aan de Britsche magt overgegeven. In 1817 keerden zij eindelijk, in voldoening aan de Londonsche conventie van 1814, terug onder Nederlandsch gezaghetwelk al dadelijk een ernstigen opstand moest dempen. Inmiddels had het Britsch tusschenbestuur ook hier de bestaande overeenkomsten vernieuwd, en bij een op 27 October 1814 gesloten tractaat de stelling der Sultans van Ternate en Tidorezoo ten aanzien van hun eigenlijk gebied als voor de onderhoorighedenen met name voor Nieuw- Guinea als leenmannen bewaard. Die verhouding is sedert onzerzijds bij de acte van 27 Mei 1824 gehandhaafd en bestendigd geworden. Volgens de bestaande administrative regeling vormt thans de Moluksche Ar chipel, met inbegrip van de daarbuiten gelegen onderhoorigheden der Sultans van Ternate en Tidore, en in vereeniging met de residentie Menado, het Gou vernement van de Moluksche eilanden. Met uitzondering van Nieuw Guineawelks bewoners een eigen volksstam dien der Papoeas, uitmaken, en met terzijde-stelling van de Boeginezen der oostkust van Celebesbestaat de oorspronkelijke bevolking van dit gouverne ment uit Alfoeren, die bepaaldelijk in de afdeeling Menado overwegend in ge tal zijn gebleven, maai' zich op de eilanden veelal voor de kustbewoners, volkplantelingen zijnde van verschillende vreemde natiën, in een woesten staat naar de binnenlanden hebben teruggetrokken, of wel, minder woest doch zonder vermenging met die volkplantelingennevens hen aan de kusten le ven. Een gedeelte evenwel dier eilanden schijnt allereerst en uitsluitend zijne bewoners aan dergelijke volksverhuizing verschuldigd te zijn. De strandbewo ners zijn in den regel Mohammedanen of overgegaan tot het christendom, dat zich vooral ook onder de heidensche Alfoeren in Menado meer en meer uit- I breidt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 1