COURANT^-
LEYDSCHE
1ÏS
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers werden tegen 10
Centen afgegeven.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
MAANDAG, 29 JULIJ.
BINNENLANDSCHE BER8GTEN.
LEYDEN27 Julij.
De Minister van Finantiën zal den 10dcn Augustus aanbesteden liet leve
ren van twee soorten van Lederen Tassclienvoor de dienst der Brievenpos-
terij en wel 250 met draagbanden en 50 volgens kleiner model, en zonder
draagbanden doch van een slot voorzien.
Dezer dagen is van Regeringswege verzonden, om aan de belangbeb-
bende Kamers van Koophandel en Fabrieken te worden medegedeeld, afschrift
eener depeche van Z. M. Minister-Resident te Constantinopel van 20 Junij j 1.,
over de oorzaken van de vermindering en het verval van den eertijds zoo
bloeijcndcn handel der Nederlanden met Turkye, en hetgeen tot weder-opbeu-
ring daarvan zou kunnen worden aangewend. Bij die depeche zijn gevoegd
twee lijsten, de eene der producten van genoemd Keizerrijk, en de andere
van zoodanige artikelen, welke in dit Rijk uil de Nederlanden meteenig
voordeel zouden kunnen worden ingevoerd.
'sGRAVENHAGE, 27 Julij.
7. M. heeft aan den Heer G. A. Schneithcr, Rector van het Gymnasium
te Rotterdam, op zijn verzoek, om redenen van gezondheid, eervol ontslag
verleend als Lid der Commissie tot afneming van het Examen van hen, die
verlangen te worden loegelaten ter inschrijving op de rolle der Studenten aan
eene lloogeschool of aan een Athenaeum, en in zijne plaats benoemd den
lieer J. D. Baron van Hoëvell, Rictor der Latijsche School te Dordrecht.
De Minister van Finantiën heeft ter kennis der belanghebbenden ge-
bragt, dat de gelegenheid tot briefwisseling tusschen dit Rijk en Curasao
thans aanmerkelijk is verbeterd door het daarstellen eener geregelde vaart
twee malen in de maand, tusschen de bovengemelde kolonie en het eiland
St. 'Jhomas, alwaar de brieven voortaan door de Engelsche West-Indische
I'aketbooten zullen worden afgegeven en opgenomen, met vermijding van den
omweg over Puerto Cavcllo, waarover die brieven vroeger werden verzonden.
Overigens dient tot narigt van de belanghebbenden, dat de brieven bij de
verzending van hier steeds aan eene gedwongene frankering onderhevig zijn
en dat de weg over Engeland op het adres moet worden aangewezen.
Het port tot St. Thomas of omgekeerd bedraagt ƒ1.35 per enkelen brief,
wanneer dezelve registreeks over Rotterdam, en ƒ1.45 wanneer die over
Ostende wordt verzonden of ontvangen.
Eerste Kamer tier Staten-fmCneraal.
Zitting van Vrijdag 26 Julij.
Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen over het ontwerp van
wet, tot uitvoering van art. 7 der Grondwet. De wet verklaart wie Neder
landers zijn. Een vreemdeling wordt niet dan door eene wet genaturali
seerd."
De Heer Lij; h ten velt is van oordeel dat de beslissing, gisteren metzoogroote
meerderheid van stemmen genomen, tevens het lot van het ontwerp beslist.
Daardoor is beslist, dat de misslag in art. 1 onveranderd zal blijven, en het
ontwerp, zoo gebrekkig als het is, aan de deliberatie der vergadering zal wor
den onderworpen. Die beslissing, zegt spr., is te regt genomen. Indien men
geen slaaf wil zijn van den tekst der Gwt., welke men bezworen heeft, dan
zal de Gwt. spoedig een ijdele klank zijn, en begeeft men zich op het gevaar
lijk terrijn van grondwetschennis. En als men dan nu over de voordragt de
libereert, zoo als zij daar ligt, dan stuit men op dcu onzin in de 4de alinea
van art. 1waarbij op art. 9 verwezen wordt. Dien onzin is de Kamer thans
geroepen te bekrachtigen. Dit nu houdt spr. voor onmogelijk. Spr. zal zich
verheugen in die verwerping, omdat daardoor voor de Tweede Kamer en voor
de Regering de gelegenheid geboren wordt, het gebrekkige en onvolledige,
daarin aanwezig, te verbeteren.
De Heer Cost Jordens deelt niet het gevoelen, dat de vergissing nopens art. 1
reden tot verwerping der wet zou opleveren en treedt daarbij in verdere ontw ik
keling en doet nog ecnige vragen omtrent het verband van art. 1 en 3.
De lieer Tonckens is hel met den vorigen spr. eens, dat de begane misslag
in art. 1 geen grond tot verwerping oplevert. Hij is echter tegen de voor
dragt om het vele gebrekkige en onvolledige dat daarin, naar zijne meening,
gelegen is.
De Hrer Lichtenvelt komt nader op zijn gevoelen terug. Het lid uit Deven
ter (Cost Jordens) heeft toegegeven dat de voordragt, zoo als zij daar ligt,
moet beoordeeld worden; hij heeft toegegeven dat zij onzin hevat. En welke
is nu zijne oplossing? Geene; alleen een uitvlugt. De wet, dit staat vast,
is onzin, maar zal in de toepassing geen zwarigheid opleveren, de regter zal
de wet wel verbeteren. Maar dit is des regters roeping niet, hij moet de
wet toepassenniet verbeteren.
De Heer Gevers is van gelijke meening.
De Minister van Binncnl. Zaken, beantwoordt de bedenkingen: 1°. merkt
hij op, dat men teregt heeft beweerd, dat hij de Grondwet niet wordt toege
laten om hij wet eene geheele klasse van personen te naturaliseren. Art. 4
van hel ontwerp moet echter anders worden verstaan. Het bevat geene alge-
meene naturalisatie;
2°. dat de woorden gevestigd zijn, in art. 1 en 3 dezelfde beteekenis
hebben
3°. dat het Groot-Hertogdom Luxemburg werd begrepen onder de Grondwet
van het Rijk. De gelijkstelling van dat Groot-Hertogdom met de overige pro
vinciën, heeft inderdaad in alle opzigtcn plaats gehad. De Grondwet werd
tot Luxemburg uitgestrekt en heeft daar dezelfde kracht gehad, als in alle
overige deelen van het Rijk. De commissie tot herziening der Grondwet,
heeft in 1815 alleen gemeend, ten aanzien van Luxemburg in de laatste
plaats eene bijzondere en uitdrukkelijke bepaling te moeten opnemen
4°. dat wanneer men van bijzondere wetten spreekt, men daarbij op het
oog heeft dezulke, die reeds gemaakt zijn of rnogten worden. Dit kan tot
geene verwarring aanleiding geven. De algemeene wet behelst algemeene be
palingen, doch laat toe, dat bijzondere wetten, bijzondere bepalingen wor
den vastgestelddie uitsluitend in bijzondere gevallen zullen werken. De
Minister herinnert de bijzondere bepalingen, die bijv. op dit oogenblik dien
aangaande bestaan, in de wellen nopens de militie, de schutterijen, de suc
cessie, enz. Alle die bijzondere bepalingen blijven van kracht, zoolang zij
niet ingetrokken of vervangen zijn. Hij deelt daarbij mede, dat men zich op
dit oogenblik bij het departement van Finantiën bezig houdt met de herzie
ning van de wet nopens het regt van successie en dat men bij de bewerking
van die voordragt geoordeeld heeft, dat de algemeene bepalingen, die bij het
aanhangig wets-ontwerp worden voorgedragen, ook hij de toepassing van dat
regt voldoende geacht kunnen worden, zoodat de bijzondere bepalingen, die
tot hiertoe in de successie-wet te dien opzigte bestaan waarschijnlijk kun
nen vervallen;
5". wederlegt de Minister het denkbeeld van inlassching dier bepalingen in
het Burg. Wetboek.
In de tweede plaats beantwoordt de Minister de bedenkingen, die gemaakt
zijn over de verkeerde aanhaling in art. 1 van art. 9, dat art. 10 had moe
ten zijn. Dit kan geen bezwaar opleveren, omdat de feil zoo stellig blijkt
dat de regter niet twijfelen kan.
De Heer Tonckens ziet niet in, dat het eene onmogelijkheid wezen zou,
de bepalingen van dit wets ontwerp in het Burg. AVetboek op te nemen, en
had het heter gevonden al deze bepalingen, zoo voor ingezetenen als voor
vreemdelingen, ten aanzien der polilische en civiele regten in eene enkele wet
te vereenigen.
De Minister van Binnenl. Zaken blijft in de eerste plaats volhouden het ge
voelen dat deze algemeene bepalingen niet in het Burg. AVetboek te huis bc-
hoorenimmers voor zoover zij niet op de burgerlijke regten van toepassing
zijn. Hij merkt echter op, dat deze wet inderdaad zal zijn eene algemeene wet.
Voorts eischt hel belang van velen de vaststelling dezer wet niet uil te stellen.
Zij zouden anders voor dit jaar van de uitoefening hunner grondwettige reg
ten worden verstoken. Later kan men de misstelling verhelpen, doch nu
zou men door uitstel de billijkheid uit het oog verliezen.
De Heer van Nispen van Pannerden heeft ook bezwaren tegen deze voor
dragt, doch kan aan de andere zijde niet ontveinzen, dat bij hare verwer
ping groote nadeelen zullen ontstaan. Hij gelooft inderdaad, dat deze wet
op den duur niet derwijze kan blijven, gelijk zij thans is, en dat bij eene
herziening derzelve, de gebreken daarin konden worden vermeden. Hij vraagt
alzoo aan den Minister, of de wet zal worden herzien?
De Minister van Binnenl. Zaken zegt thans bepaaldelijk toe, dat deze wet,
indien zij wordt aangenomen, in de volgende zitting zal worden herzien, en
dat bij die gelegenheid de feil zal worden hersteld, die daarin alsnu voor
komt. Op die wijze zal in de behoefte van bet oogenblik worden voorzien en